gepubliceerd op 26 maart 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 januari 2008 in zake Katty Van de Walle tegen Kurt Haelvoet, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 januari 2008, heeft de « Schendt artikel 26, tweede lid, van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de ech(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 januari 2008 in zake Katty Van de Walle tegen Kurt Haelvoet, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 januari 2008, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 26, tweede lid, van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding gelezen in samenhang met de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van de advocaat en het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 november 2007 en in werking getreden op 1 januari 2008, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat in de procedure echtscheiding op grond van artikel 229, § 3, van het Burgerlijk Wetboek de rechter bij het uitspreken van de echtscheiding op grond van artikel 229, § 3, van het Burgerlijk Wetboek de kosten steeds ten laste van de eisende partij dient te leggen (nieuw artikel 1258 Ger.W.) terwijl deze procedure echtscheiding niet langer gebaseerd is op een fout vastgesteld in hoofde van één der partijen en het in vele gevallen zo is dat de eisende partij geen schuld heeft aan het ontstaan en of het voortduren van de feitelijke scheiding van meer dan één jaar en zelfs in bepaalde gevallen recht heeft op een uitkering overeenkomstig artikel 301 van het Burgerlijk Wetboek (nieuw) ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 4425 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 4381.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.