gepubliceerd op 30 oktober 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 6 september 2007 in zake Arthur De Crucq tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 september 2007, hee « Is artikel 7, § 1, 2°, c), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, dat voorziet i(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 6 september 2007 in zake Arthur De Crucq tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 september 2007, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is artikel 7, § 1, 2°, c), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, dat voorziet in het belasten van de inkomsten uit onroerende goederen op basis van, in principe, het totale bedrag van de huurprijs en de huurvoordelen (met andere woorden van de werkelijke huurinkomsten) wanneer het verhuurde goed (geheel of gedeeltelijk) wordt gebruikt voor het uitoefenen van de beroepsactiviteit van de huurder, al dan niet bestaanbaar met de beginselen die zijn vastgelegd bij de artikelen 11 en 172 van de Grondwet wanneer men ervan uitgaat dat het op identieke wijze moet worden toegepast op, enerzijds, de eigenaar die zijn goed verhuurt en ervan op de hoogte is dat zijn huurder het geheel of gedeeltelijk zal gebruiken of zal kunnen gebruiken voor het uitoefenen van zijn beroepsactiviteit en, anderzijds, de eigenaar die zijn goed verhuurt maar daarbij verbiedt het te gebruiken voor het uitoefenen van welke beroepsactiviteit ook, of die zijn goed verhuurt zonder te weten dat er een activiteit (die bovendien strafbaar is) zou kunnen worden uitgeoefend door zijn huurder ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4285 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.