gepubliceerd op 20 maart 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 20 november 2006 in zake de arbeidsauditeur tegen Harun Demir, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 7 van het Eur(...)
ARBITRAGEHOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989 op het Arbitragehof    Bij vonnis van 20 november 2006 in zake de arbeidsauditeur tegen Harun    Demir, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is    ingekomen op 29 januari 2007, heeft de Correctionele Rechtbank te    Verviers de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Worden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen    met de artikelen 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de    mens en 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en    politieke rechten van New York, geschonden door artikel 35, § 1, derde    lid, en artikel 35, § 3, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening    van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke    zekerheid der arbeiders, zoals vervangen bij artikel 84 van de    programmawet van 27 december 2005;    in die zin geïnterpreteerd dat zij een bijzondere manier invoeren voor    het herstel of de terugbetaling van burgerrechtelijke aard, bestemd    om, in het belang van de financiering van de sociale zekerheid, een    einde te maken aan een met de wet strijdige situatie; en niet als een    straf in de zin van artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten    van de mens en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake    burgerrechten en politieke rechten, rekening houdend met de    hoofdzakelijk repressieve en preventieve doelstelling van de wetgever;    doordat, wanneer de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber de    feiten hebben gepleegd die worden bestraft krachtens artikel 35 van de    voormelde wet vóór de inwerkingtreding van de programmawet van 27    december 2005, de rechter die uitspraak doet na de inwerkingtreding    van die programmawet - gelet op het burgerrechtelijk karakter van die    maatregel - de werkgever ambtshalve moet veroordelen tot betaling, aan    de instelling die de socialezekerheidsbijdragen int, van het bedrag    van de bijdragen, de bijdrageopslagen en verwijlintresten die niet aan    de instelling werden gestort, zonder dat het bedrag van de bijdragen    lager kan zijn dan 2 500 euro per tewerkgestelde persoon, en dit per    maand of per fractie ervan;    terwijl, vóór de inwerkingtreding van die programmawet, aan de    gelijkwaardige maatregel van ambtshalve veroordeling tot betaling van    de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlintresten, geen minimaal    bedrag verbonden was en dat de artikelen 7 van het Europees Verdrag    voor de rechten van de mens en 15 van het Internationaal Verdrag    inzake burgerrechten en politieke rechten in strafzaken het beginsel    van de toepassing van de minst zware strafwet waarborgen, zodanig dat    die artikelen, door die waarborg aan de werkgever te ontzeggen, op een    discriminerende manier de supranationale verbintenissen van België    schenden ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4137 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.