gepubliceerd op 28 februari 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 19 januari 2007 in zake Zahra Kazaj tegen het openbaar centrum voor maatschappelijke welzijn van Anderlecht, waarvan de expeditie 1. « Schenden de artikelen 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra v(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 19 januari 2007 in zake Zahra Kazaj tegen het openbaar centrum voor maatschappelijke welzijn van Anderlecht, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 januari 2007, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en 23, tweede lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat zij voorzien in een gelijke behandeling, dat wil zeggen door te hunnen aanzien een beroepstermijn op straffe van verval te doen lopen, van, enerzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening aan wie kennis is gegeven van een beslissing die alle vermeldingen bevat die zijn opgelegd bij de artikelen 62bis van de wet van 8 juli 1976 en 14 van de wet van 11 april 1995 en, anderzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie het OCMW geen beslissing heeft genomen binnen de daartoe gestelde termijn, terwijl het nochtans gaat om categorieën van personen die zich in een radicaal verschillende situatie bevinden vanuit het standpunt van de informatie waarover zij beschikken om zinvol een beroep in te stellen ? »;2. « Schenden de artikelen 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en 23, tweede lid, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de rechten van de verdediging en met het recht op een eerlijk proces, gewaarborgd bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, doordat zij voorzien in een verschillende behandeling - door geen beroepstermijn op straffe van verval te doen lopen in het ene geval en door een dergelijke termijn te laten ingaan in het andere geval - van, enerzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie een beslissing is genomen die niet voldoet aan alle vereisten van artikel 14, eerste lid, van de wet van 11 april 1995 en, anderzijds, de aanvragers van maatschappelijke dienstverlening ten aanzien van wie het OCMW geen beslissing heeft genomen binnen de daartoe gestelde termijn, terwijl het gaat om categorieën van personen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden vanuit het standpunt van het ontbreken van een volledige informatie die het hun mogelijk moet maken zinvol een beroep in te stellen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4136 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.