Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 13 juli 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 17 mei 2006 in zake de NV Axa Bank Belgium tegen C. Barvaux, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 1. « Schendt artikel 31, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 [betreffende de bescherming van h(...)

bron
arbitragehof
numac
2006202161
pub.
13/07/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 17 mei 2006 in zake de NV Axa Bank Belgium tegen C. Barvaux, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 mei 2006, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 31, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 [betreffende de bescherming van het loon der werknemers], zo geïnterpreteerd dat het tot gevolg heeft dat, wanneer de eiser de vordering ten gronde en de vordering tot bekrachtiging van de overdracht, om reden van de samenhang bij eenzelfde akte instelt voor de vrederechter, die partij de mogelijkheid wordt ontzegd hoger beroep in te stellen tegen de ten gronde gewezen beslissing, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ten aanzien van het beginsel vervat in artikel 616 van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl de ten gronde gewezen beslissing vatbaar is voor hoger beroep indien de eiser de vordering ten gronde instelt bij een afzonderlijke akte voor de vrederechter of indien de eiser de vordering ten gronde en de vordering tot bekrachtiging van de overdracht van vergoeding (om reden van de samenhang) instelt bij dezelfde akte van rechtsingang voor de rechtbank van eerste aanleg op grond van haar gewone bevoegdheid ? »;2. « Is artikel 31, tweede lid, van de wet van 12 april 1965, zo geïnterpreteerd dat het niet tot gevolg heeft dat, wanneer de eiser de vordering ten gronde en de vordering tot bekrachtiging van de overdracht, om reden van de samenhang bij eenzelfde akte instelt voor de vrederechter, die partij de mogelijkheid wordt ontzegd om hoger beroep in te stellen tegen de ten gronde gewezen beslissing, in overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ten aanzien van het beginsel vervat in artikel 616 van het Gerechtelijk Wetboek ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 3993 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^