Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 12 juni 2006

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 27 april 2006 in zake M. Jehotte tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 « Schendt artikel 8, zesde lid, 3°, van het Wetboek der successierechten de artikelen 10, 11, 22 en(...)

bron
arbitragehof
numac
2006201897
pub.
12/06/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 27 april 2006 in zake M. Jehotte tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 mei 2006, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 8, zesde lid, 3°, van het Wetboek der successierechten de artikelen 10, 11, 22 en 172 van de Grondwet, in zoverre het enkel aan de overlevende echtgenoot, met uitsluiting van de overlevende feitelijk samenwonende die blijk geeft van het feit dat hij gedurende verscheidene jaren heeft samengewoond met de overledene, het voordeel voorbehoudt van de in die bepaling bedoelde uitzondering op het beginsel dat renten en kapitaal die door toedoen van de werkgever van de overledene werden gevestigd tot uitvoering van een groepsverzekeringscontract worden gelijkgesteld met legaten ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 3979 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^