gepubliceerd op 09 juni 2006
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 20 april 2006 in zake M. Monfort tegen G. Van de Vijver en J. Van de Vijver, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof « Moet bij de beoordeling van artikel 319, § 4, B.W. al dan niet het opportuniteitsbeginsel ge(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 20 april 2006 in zake M. Monfort tegen G. Van de Vijver en J. Van de Vijver, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 2 mei 2006, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Moet bij de beoordeling van artikel 319, § 4, B.W. al dan niet het opportuniteitsbeginsel gelden waarbij niet alleen bij de vaststelling van het vaderschap doch eveneens bij de betwisting van het vaderschap het belang van de kinderen moet worden in aanmerking genomen en ook de kinderen beneden de 15 jaar oud of hun gerechtelijke vertegenwoordigers ook aan de rechterlijke controle moeten onderworpen worden met betrekking tot hun belang zonder dewelke het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel worden geschonden ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3973 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.