gepubliceerd op 09 december 2005
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 28 oktober 2005 in zake het openbaar ministerie tegen C. Bastin, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekome « Schendt artikel 3bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 28 oktober 2005 in zake het openbaar ministerie tegen C. Bastin, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 10 november 2005, heeft de Rechtbank van Koophandel te Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 3bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1978, dat het een rechtbank van koophandel mogelijk maakt een beroepsverbod gedurende een periode van drie tot tien jaar uit te spreken, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre ten aanzien van de voor de rechtbank van koophandel gedagvaarde gefailleerde een regeling wordt toegepast die verschilt van die welke wordt toegepast ten aanzien van de voor de correctionele rechtbank gedagvaarde gefailleerde, tegen wie de correctionele rechtbank een beroepsverbod kan uitspreken op grond van de artikelen 1 en 1bis van hetzelfde koninklijk besluit nr. 22 ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3806 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.