gepubliceerd op 10 december 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 3 november 2004 in zake A. Roux tegen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof « Schendt artikel 3, § 2, in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 6 van de ordonnantie van (...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 3 november 2004 in zake A. Roux tegen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 november 2004, heeft de rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 3, § 2, in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 6 van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen, zoals die artikelen van toepassing waren op de belasting voor het aanslagjaar 1998, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre artikel 3, § 2, in een vrijstelling van de door het gezinshoofd verschuldigde gewestbelasting voorziet voor de natuurlijke persoon die zijn beroepsactiviteit als zelfstandige uitoefent in zijn privé-woning, terwijl de natuurlijke persoon die zijn beroepsactiviteit via een eenpersoonsvennootschap in zijn privé-woning uitoefent, niet die vrijstelling geniet, met name rekening houdend met het feit dat artikel 3, § 2, een verschillende fiscale behandeling invoert van situaties die ten aanzien van het door de gewestwetgever beoogde doel als zijnde in wezen identiek dienen te worden beschouwd ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 3136 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.