gepubliceerd op 22 oktober 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 27 september 2004 in zake het openbaar ministerie tegen E. Cleenewerck de Crayencour, waarvan de expeditie ter griffie van het Arb « Schenden de artikelen 29, § 1, en 45 van de wetten betreffende de politie over het wegverkee(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 27 september 2004 in zake het openbaar ministerie tegen E. Cleenewerck de Crayencour, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 september 2004, heeft de Politierechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 29, § 1, en 45 van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, zoals gewijzigd bij artikel 6 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die zin dat, ingevolge die artikelen, de voetgangers en de andere weggebruikers die niet over een rijbewijs moeten beschikken en die een zware overtreding van de derde graad hebben begaan, niet erom kunnen verzoeken dat het verval van het recht tot sturen dat tegenover hen is uitgesproken, geen betrekking heeft op alle categorieën van voertuigen waarmee de overtreding niet werd begaan, terwijl die mogelijkheid wel bestaat voor de bestuurders van voertuigen waarvoor een rijbewijs verplicht is, die een zware overtreding van de derde graad hebben begaan ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 3088 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.