Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 19 juli 2004

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 4 juni 2004 in zake de n.v. Bank Dewaay tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekom 1. « Schendt artikel 198, eerste lid, 7°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artik(...)

bron
arbitragehof
numac
2004202329
pub.
19/07/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 4 juni 2004 in zake de n.v. Bank Dewaay tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 11 juni 2004, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 198, eerste lid, 7°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met de artikelen 56 (1) en 58 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (vroegere artikelen 73B (1) en 73D), in zoverre het (behoudens het bijzondere geval van de gehele verdeling van het vermogen van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven) verbiedt om de gerealiseerde minderwaarden op de aandelen uitgegeven door vennootschappen die niet voldoen aan de ' aanslagvoorwaarde ' bepaald in artikel 203 van hetzelfde Wetboek en waarvoor de meerwaarden niet van de vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld op grond van artikel 192, § 1, van hetzelfde Wetboek, af te trekken van de belastbare grondslag van de vennootschapsbelasting, wat tot gevolg heeft dat : - een Belgische vennootschap die in dergelijke aandelen investeert, een fiscale last moet dragen indien zij die met een meerwaarde afstaat, maar geen enkele fiscale aftrek geniet indien zij die met een minderwaarde afstaat, terwijl een vennootschap die in andere aandelen investeert, geen fiscale last moet dragen, noch een fiscaal voordeel geniet wanneer zij die aandelen afstaat, vermits de meerwaarde niet wordt belast en de minderwaarde niet aftrekbaar is; - een Belgische vennootschap die dergelijke aandelen verhandelt, een fiscale last moet dragen wanneer het nettoresultaat vóór belasting van haar aankopen en verkopen van dergelijke aandelen nul bedraagt, waarbij de verkopen die een meerwaarde hebben opgeleverd aanleiding geven tot een belasting en de verkopen die een minderwaarde hebben teweeggebracht, op geen enkele belastingaftrek recht geven, terwijl een vennootschap die andere aandelen verhandelt, geen enkele fiscale last moet dragen wanneer het nettoresultaat vóór belasting van haar aankopen en verkopen van aandelen nul bedraagt, waarbij de verkopen met een minderwaarde geen aanleiding geven tot een belastingaftrek, maar waarbij de verkopen met een meerwaarde geen aanleiding geven tot een belasting ? » 2. « Schendt artikel 198, eerste lid, 10°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in die zin geïnterpreteerd dat het belet de interesten af te trekken ten belope van het bedrag van de dividenden die als definitief belaste inkomsten (DBI) aftrekbaar zijn, maar wegens het bestaan van verliezen niet daadwerkelijk zijn afgetrokken, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het tot gevolg heeft dat een verliesgevende vennootschap wordt onderworpen aan een dubbele belasting waaraan een winstgevende vennootschap die leningen heeft aangegaan, maar dividenden ontvangt die niet als DBI's aftrekbaar zijn, niet is onderworpen : belasting op de dividenden ontvangen door de verliesgevende vennootschap omdat zij de DBI-aftrek niet genieten en op de interesten die deze vennootschap heeft ontvangen ten belope van het bedrag van de als DBI's aftrekbare dividenden ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 3020 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.

^