gepubliceerd op 29 januari 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 20 november 2003 in zake de n.v. KBC Bank tegen D. Bohn en L. Franssen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is i « de artikelen 80 tot 82 van de faillissementswet geen fundamentele ongelijkheid op grond van de ar(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 20 november 2003 in zake de n.v. KBC Bank tegen D. Bohn en L. Franssen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 9 december 2003, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren de prejudiciële vraag gesteld of : « de artikelen 80 tot 82 van de faillissementswet geen fundamentele ongelijkheid op grond van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet creëren tussen de kosteloze borgen van de gefailleerde natuurlijke persoon en deze van de gefailleerde rechtspersoon, nu de enen vanaf het ogenblik van de verschoonbaarheidsverklaring niet meer in rechte kunnen worden aangesproken tot uitvoering van hun contractuele verbintenissen opzichtens de schuldeiser van de gefailleerde en de anderen - bij gebreke van iedere mogelijkheid van verschoonbaarheid van de gefailleerde rechtspersoon - die mogelijkheid niet gegund wordt, en of zulks een verschil in behandeling tussen categorieën van personen impliceert die niet op een objectief criterium berust en redelijk verantwoord is, rekening houdende met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de terzake geldende beginselen ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 2869 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.