gepubliceerd op 27 januari 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 14 november 2003 in zake de n.v. Compagnie européenne de constructions immobilières tegen het Brusselse Hoofstedelijke Gewest, waa « Schendt artikel 8, § 1, in samenhang met artikel 3, § 1, litt. c, van de ordonnantie v(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 14 november 2003 in zake de n.v. Compagnie européenne de constructions immobilières tegen het Brusselse Hoofstedelijke Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 november 2003, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 8, § 1, in samenhang met artikel 3, § 1, litt. c, van de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het ertoe leidt dat de eigenaars van een oppervlakte in een groot kantoorgebouw verschillend worden belast naargelang die personen al dan niet eigenaar zijn van andere oppervlakten in hetzelfde gebouw, in die mate dat het merendeel van de eigenaars van een dergelijk gebouw, ondanks de aanzienlijke omvang ervan, soms zelfs aan de belasting ontsnappen omdat dat gebouwd onroerend goed dat niet voor huisvesting is bestemd, is ingedeeld in oppervlakten van hoogstens 300 vierkante meter en veel van die oppervlakten aan verschillende eigenaars toebehoren, terwijl het doel van de gewestwetgever erin bestond de gebouwde onroerende goederen met een grote oppervlakte, indien die niet op onmisbare wijze complementair zijn aan de woonfunctie, zwaarder te belasten ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2842 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.