gepubliceerd op 07 november 2003
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 23 september 2003 in zake het openbaar ministerie tegen R. Vergauwen en M. Avontroodt, waarvan de expeditie ter griffie van het Ar « 1. Schendt artikel 146, derde lid, van het decreet [van het Vlaamse Gewest] van 18 mei 1999 houde(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 23 september 2003 in zake het openbaar ministerie tegen R. Vergauwen en M. Avontroodt, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 oktober 2003, heeft de Correctionele Rechtbank te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 146, derde lid, van het decreet [van het Vlaamse Gewest] van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd bij decreet van 4 juni 2003, het wettigheidsbeginsel in strafzaken, gewaarborgd bij de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet alsmede bij artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten ? 2. Schendt artikel 146, derde lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd bij decreet van 4 juni 2003, door het invoeren van een onzekere strafbaarstelling, het gelijkheids- en nondiscriminatiebeginsel gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? 3.Schendt artikel 149, §§ 1 en 5, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, zoals gewijzigd bij decreet van 4 juni 2003, door het maken van een onderscheid dat alleen afhankelijk is van het feit dat het bouwmisdrijf vóór of na 1 mei 2000 werd gepleegd of dat alleen afhankelijk is van het feit dat de meerwaarde werd gevorderd en betaald vóór of na 1 mei 2000, het gelijkheids- en nondiscriminatiebeginsel gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2796 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.