gepubliceerd op 06 augustus 2003
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 juni 2003 in zake E. Podevin tegen de Vlaamse Gemeenschap, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen 1. « Schendt artikel 16 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoed(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 juni 2003 in zake E. Podevin tegen de Vlaamse Gemeenschap, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 juni 2003, heeft de Arbeidsrechtbank te Oudenaarde de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 16 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, geïnterpreteerd in de zin dat enkel de federale schatkist betalende instantie of uiteindelijke debiteur zou zijn van de renten, vergoedingen en gerechtskosten toegekend aan de leden van de administraties, diensten en instellingen opgenomen bij artikel 1, 1o, 3o, 4o, 5o, 6o en 7o van dezelfde wet, niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de Belgische Staat moet instaan voor het risico verbonden aan een arbeidsongeval of arbeidswegongeval voor o.a. personeelsleden van gemeenschappen en gewesten hoewel zij geen rechtsband heeft met die personeelsleden, daar waar private werkgevers (via hun verzekeraar) en o.a. gemeentebesturen en provinciebesturen moeten instaan voor de gevolgen van een arbeidsongeval van hun personeel en in de mate dat de Belgische Staat evenmin de mogelijkheid heeft om de gegrondheid van het arbeidsongeval te betwisten in tegenstelling tot private werkgever en o.a. gemeenten en provincies ? » 2. « Schendt artikel 16 van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, geïnterpreteerd in de zin dat enkel de federale schatkist betalende instantie of uiteindelijke debiteur zou zijn van de renten, vergoedingen en gerechtskosten toegekend aan de leden van de administraties, diensten en instellingen opgenomen bij artikel 1, 1o, 3o, 4o, 5o, 6o en 7o van dezelfde wet, niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate het, zonder enige verantwoording, onder andere de personeelsleden van de gemeenschappen anders behandelt daar zij zich, ingeval van arbeidsongeval, niet tot hun werkgever kunnen richten teneinde de renten, vergoedingen en gerechtskosten te krijgen, terwijl de werknemers van de private sector en o.a. de personeelsleden van de gemeentebesturen en van de provinciale en federale besturen de uitbetaling van de renten, vergoedingen en gerechtskosten rechtstreeks van hun werkgever of de verzekeraar kunnen vorderen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2726 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.