gepubliceerd op 04 april 2000
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 20 januari 2000 in zake S. Milosiu tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Anderlecht, waarvan de expeditie ter « Schendt artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 20 januari 2000 in zake S. Milosiu tegen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Anderlecht, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 1 februari 2000, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wetten van 30 december 1992 en 15 juli 1996, en bij het arrest uitgesproken door het Arbitragehof op 22 april 1998, de artikelen 10 en 11 van de Belgische Grondwet, gelezen in samenhang met de artikelen 23 en 191 van die Grondwet, 3, 6 en 13 van het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en 1, 6, 16 en 23 van het Verdrag van New York van 28 september 1953 [lees : 1954] betreffende de status van staatlozen, doordat dit artikel 57, § 2, een verschil in behandeling instelt, wat het recht op maatschappelijke dienstverlening betreft, tussen, enerzijds, de Belgen en de vreemdelingen die wettig in het Rijk verblijven of die voor de Raad van State een beroep hebben ingesteld tot nietigverklaring of tot schorsing van het bevel om het grondgebied te verlaten dat hen werd betekend en, anderzijds, de vreemdelingen die een bevel om het grondgebied te verlaten hebben ontvangen dat definitief is geworden, ofwel omdat geen beroep werd ingesteld, ofwel omdat de rechtsmiddelen tegen dat bevel zijn uitgeput, en die voor de rechtbanken van de Belgische rechterlijke orde een vordering hebben ingesteld tot erkenning als staatloze, vordering die nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een in kracht van gewijsde gegane beslissing ? Is het antwoord op deze vraag verschillend wanneer die vreemdelingen, in hun aanvraag om als vluchteling erkend te worden, zich op een bepaalde nationaliteit hebben beroepen en vervolgens, met het oog op hun erkenning als staatloze, doen gelden dat zij voorheen of eventueel achteraf, middels een persoonlijke verklaring of middels een verklaring die uit hun naam werd afgelegd door hun wettelijke vertegenwoordigers, in werkelijkheid aan die nationaliteit hebben verzaakt ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1878 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 21 januari 2000 in zake W. Van Damme tegen A. Dehoust en P. Wera, en in aanwezigheid van de gemeente Genepiën, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 10 februari 2000, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Nijvel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 812 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer het in die zin wordt geïnterpreteerd dat het een gedwongen tussenkomst tot gemeenverklaring voor de eerste maal mogelijk maakt in hoger beroep van een derde die een belang te vrijwaren heeft in een betwiste aangelegenheid waarover ter zake uitspraak moet worden gedaan ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1881 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 17 februari 2000 in zake D. Moens tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 februari 2000, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 29 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen het grondwettelijk gewaarborgd gelijkheidsbeginsel door de invoering van een accijnscompenserende belasting op de personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen met gasoliemotor t.b.v. een vast bedrag in functie van de belastbare kracht en dit ongeacht het verbruik terwijl de benzinerijders uitgesloten zijn van voornoemde heffing en belast worden volgens hun verbruik ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1892 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 18 februari 2000 in zake G. Igten tegen N. Vanhoorde en A. Bontinck, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 1 maart 2000, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 620 en 621 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij, voor het bepalen van het bedrag van de aanleg, uitsluiten dat de volgende bedragen worden samengevoegd : het bedrag van de hoofdvordering uitgaande van de benadeelde van een verkeersongeval en gericht tegen diegene die hij aansprakelijk acht met het bedrag van de tussenvordering uitgaande van deze laatste tegen een vrijwillig tussengekomen partij doch voortvloeiende uit hetzelfde feit of contract dat aan de oorspronkelijke rechtsvordering ten grondslag ligt ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1898 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.