Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 25 augustus 1998

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 8 juin 1998 in zake de b.v.b.a. Entreprises J.M. Hennen tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waarvan de expeditie ter griff In hoofdorde : « Schendt artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluit(...)

bron
arbitragehof
numac
1998021319
pub.
25/08/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 8 juin 1998 in zake de b.v.b.a. Entreprises J.M. Hennen tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 16 juni 1998, heeft de Arbeidsrechtbank te Verviers de volgende prejudiciële vragen gesteld : In hoofdorde : « Schendt artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in samenhang gelezen met de algemene rechtsbeginselen zoals het redelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, in zoverre de verzetdoende vennootschap een Belgisch rechtscollege zou kunnen worden ontnomen dat over voldoende rechtsmacht beschikt voor een daadwerkelijke toetsing van de zaak en van de beslissing, en bijgevolg aldus verstoken zou zijn van de inachtneming van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie ? » In ondergeschikte orde : « Schendt artikel 30ter van dezelfde wet van 27 juni 1969 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de verzetdoende vennootschap verstoken zou kunnen zijn van de inachtneming van bepaalde algemene rechtsbeginselen zoals het redelijkheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en, in samenhang daarmee, het beginsel van de personalisering van de niet-privaatrechtelijke straffen ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1346 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 juni 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 juni 1998, heeft de vennootschap naar Nederlands recht Merck Sharp & Dohme b.v., met exploitatiezetel te 1180 Brussel, Waterloosesteenweg 1135, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 7, 1°, van de wet van 12 december 1997 « tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 december 1997), waarbij het koninklijk besluit van 16 april 1997 « tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 februari 1997 houdende de vaststelling voor het jaar 1997 van een heffing op de omzet van sommige farmaceutische pr oducten, met toepassing van artikel 3, § 1, 2° en 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie » wordt bekrachtigd, wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1347 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 17 juni 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 18 juni 1998, heeft W. Claeys, wonende te 9831 Deurle, Antoon de Pesseroeylaan 16, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 10, 2°, van de wet van 12 december 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 december 1997), in zoverre het de artikelen 11 en 12 van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 betreffende het in disponibiliteit stellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijgsmacht, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisati e van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese economische en monetaire Unie, bekrachtigt, wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1352 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 74.160 van 8 juni 1998 in zake W. Weyts tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 26 juni 1998, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 21, § 1, tweede lid, van de wet van 18 juli 1991 tot wijziging van de voorschriften van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de opleiding en de werving van magistraten, gewijzigd bij de wet van 1 december 1994, de artikelen 10 et 11 van de gecoördineerde Grondwet, waar dit artikel de plaatsvervangende rechters, benoemd vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 juli 1991 en aan wie wegens onverenigbaarheid ontslag om eervolle redenen is verleend, vrijstelt van het examen inzake beroepsbekwaamheid, terwijl de plaatsvervangende rechters die een tijdelijk mandaat hebben vervuld en aan wie bijgevolg geen ontslag om eervolle redenen is verleend, geen recht hebben op vrijstelling van het examen inzake beroepsbekwaamheid ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1361 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 juni 1998 in zake het openbaar ministerie tegen M. Alexander en T. Dhont, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 29 juni 1998, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 63, 67, 152, 153 en 182 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 811 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat slechts mits een bijzondere wetsbepaling een derde mag gedagvaard worden in tussenkomst en gemeenverklaring voor de strafrechter, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1362 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 24 juni 1998 in zake de n.v. Parfina tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 juni 1998, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Hebben de artikelen 12 en 124, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen (1964) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet geschonden, doordat zij toestonden dat eenzelfde bestanddeel van het eigen vermogen kon worden beschouwd als daadwerkelijk volgestort kapitaal, terugbetaalbaar met belastingvrijstelling, of als geïncorporeerde reserves, dit wil zeggen als twee zaken die op het vlak van het toepasselijke fiscale stelsel elkaars tegenpolen zijn, naargelang de verrichting van terugbetaling plaatsvond vóór of na de invereffeningstelling van de overnemende vennootschap, vermits de gedeeltelijke terugbetalingen van kapitaal ten gevolge van een splitsing vanuit fiscaal oogpunt dienden te worden beschouwd rekening houdend met een welbepaald maatschappelijk kapitaal zonder de met belastingvrijstelling uitgevoerde splitsing te veronachtzamen, terwijl, in geval van verdeling van het maatschappelijk vermogen van de vennootschappen na een verrichting van hetzelfde type, het maatschappelijk kapitaal werd vastgestel d zonder rekening te houden met een dergelijke splitsing ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1364 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 26 juni 1998 in zake de arbeidsauditeur tegen F. Massin, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 juni 1998, heeft de Correctionele Rechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 35, vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 [tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders], zo geïnterpreteerd dat het de strafrechter, naast het tweede lid, dat hem de verplichting oplegt de werkgever ambtshalve te veroordelen tot betaling aan de R.S.Z. van het bedrag van de bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlinteresten die niet aan de Dienst zijn gestort, verplicht de werkgever ambtshalve te veroordelen tot betaling aan de R.S.Z. van een vergoeding gelijk aan het drievoud van de ontdoken bijdragen zonder dat dit bedrag minder dan 51.000 frank per tewerkgestelde persoon en dit per maand of fractie ervan mag bedragen, als een sanctie van burgerlijke aard, met als gevolg de onmogelijkheid ze vergezeld te laten gaan van een maatregel van opschorting of uitstel, ze te weren wanneer de uitgesproken straf die is waarin een andere tekst voorziet met toepassing van artikel 65 van het Strafwetboek, terwijl voor de burgerlijke rechte r de genoemde werkgever niet zou zijn veroordeeld tot betaling aan de R.S.Z. van de ontdoken bijdragen, bijdrageopslagen en verwijlinteresten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1365 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 juni 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 30 juni 1998, heeft de Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 11 en 12 van het decreet van het Vlaams Parlement van 19 december 1997 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1998 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 1997, tweede editie), wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten en van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1366 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 juni 1998 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 1 juli 1998, heeft de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 32 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 februari 1998), wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1368 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 24 juni 1998 in zake F. Hyde tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 2 juli 1998, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 71, § 1, 3°, juncto 71, § 2, alinea 2, W.I.B./oud, in zover deze wetsbepalingen inhouden dat onderhoudsbijdragen, die een belastingplichtige betaald heeft in een later belastbaar tijdperk dan dat waarop deze onderhoudsbijdragen betrekking hebben ingevolge een gerechtelijke beslissing met terugwerkende kracht, niet mogen afgetrokken worden van diens netto-inkomsten, indien deze betaling(en) gebeurde(n) vóór het aanslagjaar 1992 m.a.w. voor 1 januari 1991, de artikelen 10 en 11 van de grondwet ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1371 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 30 juni 1998 in zake de n.v. GSM dis' tegen J.-C. Van Espen, en in aanwezigheid van de v.z.w. M and D, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 7 juli 1998, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de wettelijke regels die van toepassing zijn op de inbeslagnemingen in strafzaken, meer in het bijzonder de artikelen 35, 36 en 89 van het Wetboek van Strafvordering, en de artikelen 61 en 135 van hetzelfde Wetboek, indien ze in die zin worden geïnterpreteerd dat zij geen enkel rechtsmiddel bieden aan de burgerlijke partij, aan de verdachte noch zelfs aan een particulier, tegen de beslissingen die wettelijk door de onderzoeksrechter worden genomen, terwijl de procureur des Konings elke onderzoeksmaatregel kan vorderen door zijn vorderingen tot de onderzoeksrechter te richten, die ze slechts kan weigeren bij een gemotiveerde beschikking die vatbaar is voor hoger beroep, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk beschouwd of in samenhang gelezen met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1373 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^