Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 07 april 1998

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 3 maart 1998 in zake R. Vereecke tegen B. Coopman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 20 maart 1 Die zaak is ingeschreven onder nummer 1312 van de rol van het Hof en samengevoegd met de zaken met (...)

bron
arbitragehof
numac
1998021148
pub.
07/04/1998
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 3 maart 1998 in zake R. Vereecke tegen B. Coopman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 20 maart 1998, heeft de vrederechter van het tweede kanton Kortrijk de prejudiciële vraag gesteld of de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, meer bepaald deze vervat in artikel 128, § 1, eerste lid, van de Grondwet en in artikel 5, § 1, II, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet geschonden zijn door de bepalingen van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1312 van de rol van het Hof en samengevoegd met de zaken met rolnummers 1162 en 1273.

De griffier, L. Potoms.

^