Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 19 september 1997

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 juli 1997 in zake de n.v. Ludeco tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op « Schendt artikel 76, § 1, van het B.T.W.-Wetboek, in die zin begrepen dat het de Koning toest(...)

bron
arbitragehof
numac
1997021299
pub.
19/09/1997
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 juli 1997 in zake de n.v. Ludeco tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 18 juli 1997, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 76, § 1, van het B.T.W.-Wetboek, in die zin begrepen dat het de Koning toestaat een inhouding voor te schrijven van de belastingkredieten geldend als bewarend beslag onder derden, waarbij de voorwaarde vereist bij artikel 1413 van het Gerechtelijk Wetboek geacht wordt vervuld te zijn en aangezien de belastingschuld - per definitie - geen schuldvordering is overeenkomstig artikel 1415 van dat Wetboek ten gunste van de Administratie, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, 1. in zoverre het de mogelijkheid biedt op het stuk van de B.T.W. op aanzienlijke wijze af te wijken van het gemeenrechtelijk beslagrecht, en met name van de artikelen 1413 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, vermits de materiële bevoegdheid van de rechter zich beperkt tot ten hoogste een controle van de vorm ? 2. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen de verschillende schuldeisers van de Belgische Staat, ten nadele van de schuldeisers die houder zijn van een belastingkrediet op het stuk van de B.T.W.? 3. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen de verschillende categorieën van personen die houder zijn van een fiscale schuldvordering ten aanzien van de Belgische Staat, vermits tegen diegenen die houder zijn van een belastingkrediet op het stuk van de B.T.W. een inhouding kan worden gedaan die geldt als bewarend beslag onder derden in de hiervoor in herinnering gebrachte omstandigheden? 4. in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen de verschillende categorieën van personen die aan indirecte belastingen zijn onderworpen en houder zijn van een fiscale schuldvordering ten opzichte van de Belgische Staat, ten nadele van diegenen die houder zijn van een belastingkrediet op het stuk van de B.T.W. en tegen wie een inhouding kan worden gedaan die geldt als bewarend beslag onder derden in de hiervoor in herinnering gebrachte omstandigheden? 5. in zoverre het een verschil in behandeling invoert ten gunste van de Belgische Staat die schuldeiser is van de houder van het belastingkrediet en de schuldeisers van diezelfde persoon, genoemd in artikel 1628, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, die volgens het gemeen recht een bewarend beslag hebben laten uitvoeren? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1134 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.

^