gepubliceerd op 19 augustus 1997
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij beschikking van 17 juni 1997 in zake F. Marchetto tegen de Belgische Staat, in aanwezigheid van M. Goffart, I. Incze, D. Awoust en G. Ruzzu, w « Schendt artikel 22, derde lid, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, d(...)
ARBITRAGEHOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989 op het Arbitragehof    Bij beschikking van 17 juni 1997 in zake F. Marchetto tegen de    Belgische Staat, in aanwezigheid van M. Goffart, I. Incze, D. Awoust    en G. Ruzzu, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is    ingekomen op 25 juni 1997, heeft de voorzitter van de Rechtbank van    eerste aanleg te Namen, zitting houdende in kort geding, de volgende    prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 22, derde lid, van de wet van 20 juli 1990    betreffende de voorlopige hechtenis, de beginselen van gelijkheid en    niet-discriminatie die in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn    vastgelegd, eventueel in verband gebracht met artikel 5.4 van het    Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de    fundamentele vrijheden, goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1995,    doordat het bepaalt dat vóór de verschijning van de verdachte voor    de raadkamer van de correctionele rechtbank ten einde het    aanhoudingsbevel al dan niet te bevestigen, het onderzoeksdossier    gedurende twee dagen te zijner beschikking en ter beschikking van zijn    raadsman wordt gehouden, terwijl, bij ontstentenis van bijzondere    wetsbepalingen die van toepassing zijn op het openbaar ministerie,    deze partij, van haar kant, op elke ogenblik toegang kan hebben tot    het onderzoeksdossier met het oog op de voorbereiding van haar    vorderingen voor het onderzoeksgerecht ? »    Die zaak is ingeschreven onder nummer 1108 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.