Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 19 augustus 1997

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 juni 1997 in zake J. Grégoire tegen de v.z.w. Heilig-Hartziekenhuis van Mol, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitrageh « Schendt artikel 4, 1, van de wet van 9 maart 1953 betreffende de militaire pensioenen de artikel(...)

bron
arbitragehof
numac
1997021204
pub.
19/08/1997
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 10 juni 1997 in zake J. Grégoire tegen de v.z.w.

Heilig-Hartziekenhuis van Mol, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 18 juni 1997, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4, 1, van de wet van 9 maart 1953 betreffende de militaire pensioenen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre, door te bepalen dat ' op de schadelijke feiten die zich in vredestijd na 25 augustus 1947 hebben voorgedaan, [...] de wetsbepalingen in zake vergoedingspensioenen, welke voor de invaliden van de oorlog 1940-1945 gelden, [van toepassing zijn] ', het de wetten op de vergoedingspensioenen gecoördineerd bij het besluit van de Regent van 5 oktober 1948, gewijzigd bij de wet van 26 juli 1952, en meer in het bijzonder artikel 1, laatste lid, van de genoemde wetten, dat luidt als volgt : ' Al de krachtens deze wet verleende pensioenen en toelagen zijn een forfaitaire vergoeding, waardoor de toekenning van om 't even welke andere vergoeding voor hetzelfde schadelijk feit uitgesloten wordt. Deze bepaling dekt de verantwoordelijkheid van het Staatsorgaan, materiële verwekker van het ongeval dat aanleiding gegeven heeft tot de toekenning van het invaliditeitspensioen ', toepasbaar maakt op de schadeloosstelling voor een fysiek nadeel dat voortvloeit uit schadelijke feiten die de militairen in vredestijd, tijdens de dienst en door het feit van de dienst zijn overkomen, terwijl hetzelfde schadelijke feit dat dezelfde persoon buiten de militaire context overkomt, volgens het gemeen recht van de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek integraal en niet-forfaitair zou kunnen worden vergoed ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1103 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^