gepubliceerd op 08 april 2024
Uittreksel uit arrest nr. 158/2023 van 23 november 2023 Rolnummer 7938 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 3 en 5 van de domaniale wet van 22 december 1949, zoals van toepassing op 7 november 2017, gesteld door de Rechtba Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 158/2023 van 23 november 2023 Rolnummer 7938 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 3 en 5 van de domaniale wet van 22 december 1949, zoals van toepassing op 7 november 2017, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Hoei.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters J. Moerman, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier N. Dupont, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 20 februari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 februari 2023, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Hoei, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Worden met de artikelen 3 en 5 van de domaniale wet van 22 december 1949, zoals van toepassing op 7 november 2017, de artikelen 10, 11 en 144 van de Grondwet in acht genomen, in die zin dat de uitvoerende macht een titel mag uitvoeren die zij zichzelf heeft bezorgd en die betrekking heeft op een of andere verplichting van burgerlijke aard zonder dat enige voorafgaande jurisdictionele controle wordt uitgeoefend op de grond van de aldus gecreëerde schuldvordering en zonder dat er enige informatie over de mogelijke rechtsmiddelen aan de door de betwiste titel beoogde persoon wordt gegeven ? ». (...) II. In rechte 1. Het Hof werd door de griffie van het verwijzende rechtscollege en door de Ministerraad ervan in kennis gesteld dat de beslagkamer van de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Hoei, bij een vonnis van 26 juni 2023, heeft vastgesteld dat de procedure die door P.Gilles voor haar is ingesteld, zonder voorwerp is geworden omdat de Belgische Staat (Centrale Dienst der Vaste Uitgaven - afdeling Wedden Brussel, thans PersoPoint) heeft afgezien van zijn schuldvordering tegen P. Gilles.
Het Hof werd door de Ministerraad eveneens ervan in kennis gesteld dat de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Hoei, bij een vonnis van 4 juli 2023, akte heeft genomen van het feit dat de procedure die door P. Gilles voor haar is ingesteld tot bewaring van recht teneinde te laten verklaren dat er geen schuldvordering van de Belgische Staat te zijnen aanzien bestaat en teneinde schadevergoeding te vorderen, eveneens zonder voorwerp is geworden, om dezelfde reden. 2. Rekening houdend met die elementen, behoeft de aan het Hof gestelde prejudiciële vraag geen antwoord. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 november 2023.
De griffier, N. Dupont De voorzitter, P. Nihoul