Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 28 december 2023

Uittreksel uit arrest nr. 16/2023 van 2 februari 2023 Rolnummer 7754 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 2.3 van de wet van 13 mei 2020 « tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023044385
pub.
28/12/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 16/2023 van 2 februari 2023 Rolnummer 7754 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 2.3 van de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten « tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid », gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 252.979 van 14 februari 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 21 februari 2022, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 2.3 van de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten ` tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid ' de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het de in de artikelen 38quater en 38sexies van de voormelde wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijnen schorst, die van toepassing zijn op de vervolging van personeelsleden wanneer zij voor de hogere tuchtoverheid worden vervolgd, en niet de in de artikelen 35 en 37 van diezelfde wet bedoelde termijnen, die van toepassing zijn op dezelfde personeelsleden wanneer zij voor de gewone tuchtoverheid worden vervolgd ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling en de context ervan B.1.1. De wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten « houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten » (hierna : de wet van 13 mei 1999) maakt een onderscheid tussen de lichte tuchtstraffen (artikel 4) en de zware tuchtstraffen (artikel 5).Zij maakt eveneens een onderscheid tussen de gewone tuchtoverheden, die de lichte tuchtstraffen kunnen opleggen, en de hogere tuchtoverheden, die de lichte tuchtstraffen en de zware tuchtstraffen kunnen opleggen.

De artikelen 17 en 18 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bepalen : «

Art. 17.De tuchtoverheden zijn enerzijds de gewone tuchtoverheden en anderzijds de hogere tuchtoverheden.

De gewone tuchtoverheid legt de lichte tuchtstraffen op. De hogere tuchtoverheid kan de lichte en de zware tuchtstraffen opleggen.

Art. 18.Zolang er nog geen uitspraak van de gewone tuchtoverheid is, kan de hogere tuchtoverheid een zaak evoceren en voortzetten.

Het evocatierecht bedoeld in het eerste lid, met redenen omkleed door de hogere tuchtoverheid, mag slechts worden uitgeoefend voor zover : 1° de gewone tuchtoverheid zich kennelijk in de materiële onmogelijkheid bevindt om een beslissing uit te spreken binnen een redelijke termijn;2° duidelijk blijkt dat, door hun aard en hun ernst, de constitutieve elementen van de zaak een tuchtvergrijp kunnen inhouden dat aanleiding kan geven tot een zware tuchtstraf ». B.1.2. De artikelen 32 tot 37 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten, die deel uitmaken van een onderafdeling met als opschrift « De procedure voor de gewone tuchtoverheid », bepalen : «

Art. 32.De gewone tuchtoverheid die feiten die mogelijk een tuchtvergrijp uitmaken, vaststelt of er kennis van krijgt, stelt een inleidend verslag op na eventueel een onderzoek te hebben bevolen.

Oordeelt de gewone tuchtoverheid dat de feiten niet moeten leiden tot een tuchtstraf, dan stelt zij dat vast. Die beslissing wordt formeel gemotiveerd en wordt ter kennis gebracht van de betrokkene door betekening tegen ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekende brief.

Oordeelt de gewone tuchtoverheid dat de feiten in aanmerking kunnen komen voor een lichte tuchtstraf, dan leidt zij een tuchtprocedure in.

Oordeelt de gewone tuchtoverheid dat de feiten in aanmerking komen voor een zware tuchtstraf, dan verzendt zij het inleidend verslag met alle stukken van het dossier naar de hogere tuchtoverheid.

Tegelijkertijd deelt ze haar de redenen mee waarom zij meent dat de feiten van aard zijn om te worden gestraft met een zware tuchtsanctie.

Art. 33.De gewone tuchtoverheid die oordeelt dat de feiten in aanmerking komen voor een lichte tuchtstraf, brengt het inleidend verslag ter kennis van betrokkene, hetzij door afgifte ervan tegen ontvangstbewijs, hetzij bij een ter post aangetekende brief.

Het inleidend verslag vermeldt : 1° al de ten laste gelegde feiten;2° het feit dat een tuchtdossier is aangelegd, dat een lichte tuchtstraf wordt overwogen en welke straf de tuchtoverheid voornemens is op te leggen;3° het recht van de betrokkene om zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan overeenkomstig artikel 29;4° de plaats waar en de termijn waarbinnen het tuchtdossier kan worden ingezien;5° het recht van de betrokkene om het horen van getuigen te vragen of stukken in te dienen;6° dat een verweerschrift kan worden neergelegd.

Art. 34.Op zijn verzoek ontvangt het personeelslid een kosteloze kopie van het tuchtdossier.

Art. 35.Het betrokken personeelslid of zijn verdediger dient zijn verweer in binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de dag die volgt op die van de ontvangst van het inleidend verslag. Eens die termijn verstreken is, wordt het personeelslid geacht geen schriftelijk verweer te willen voeren.

Art. 36.De gewone tuchtoverheid hoort steeds, op eigen initiatief of op verzoek van het betrokken personeelslid of van zijn verdediger, de nuttige getuigenverklaringen die ze nodig acht, gelet op hun band met het dossier.

De getuigenverklaringen ingewonnen na raadpleging van het tuchtdossier door het betrokken personeelslid, worden aan hem overgezonden. Hij beschikt over een termijn bepaald door de tuchtoverheid en die niet korter mag zijn dan vijf werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van die verklaringen, om, in voorkomend geval, een aanvullend verweerschrift in te dienen.

Art. 37.Op grond van het volledige dossier en het verweer, deelt de gewone tuchtoverheid, bij afgifte tegen ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekende brief, aan het betrokken personeelslid de uitspraak mee. De uitspraak kan ofwel zijn dat zij beslist heeft geen tuchtstraf op te leggen, ofwel dat zij beslist heeft de zaak aanhangig te maken bij de hogere tuchtoverheid, ofwel dat zij beslist heeft één van de lichte tuchtstraffen op te leggen. De uitspraak wordt uiterlijk vijftien dagen na het einde van de in artikel 35 bedoelde termijn van dertig dagen, meegedeeld aan het betrokken personeelslid.

Indien geen uitspraak wordt gedaan binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van vijftien dagen, in voorkomend geval, verlengd met de noodzakelijke termijn om artikel 36 toe te passen dan wordt de gewone tuchtoverheid geacht af te zien van vervolging voor de feiten die de betrokkene ten laste worden gelegd.

De in het eerste lid bedoelde beslissingen van de gewone tuchtoverheid worden formeel gemotiveerd en onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de hogere tuchtoverheid ».

Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten blijkt dat de wetgever heeft willen voorzien in « een snellere procedure [...] dan thans het geval is[,] zeker voor de lichte tuchtstraffen », met « korte, dwingende termijnen » (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1965/1, pp. 3 en 15).

B.1.3. De artikelen 38 tot 38sexies van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten, die deel uitmaken van een onderafdeling met als opschrift « De procedure voor de hogere tuchtoverheid », bepalen : «

Art. 38.De hogere tuchtoverheid die feiten die mogelijk een tuchtvergrijp uitmaken, vaststelt of er kennis van krijgt, of die een zaak evoceert, stelt een inleidend verslag op na eventueel een onderzoek te hebben bevolen. Wanneer de hogere tuchtoverheid zich rechtstreeks belast met de feiten of de zaak evoceert, stelt zij de gewone tuchtoverheid daarvan in kennis. Deze kennisgeving brengt onttrekking van de zaak mee voor de gewone tuchtoverheid.

Werd haar reeds een inleidend verslag toegestuurd, dan stelt zij eventueel een bijkomend onderzoek in en vult zij het inleidend verslag [zo nodig] aan.

Oordeelt de hogere tuchtoverheid dat de feiten niet moeten leiden tot een tuchtstraf, dan stelt zij dat vast. Die beslissing wordt formeel gemotiveerd en wordt ter kennis gebracht van de betrokkene.

Oordeelt de hogere tuchtoverheid dat de feiten in aanmerking komen voor een lichte tuchtstraf, dan handelt zij of haar afgevaardigde, voor zover als nog nodig zoals de gewone tuchtoverheid.

Oordeelt de hogere tuchtoverheid dat de feiten in aanmerking komen voor een zware tuchtstraf, dan zet zij een tuchtprocedure in.

Art. 38bis.De hogere tuchtoverheid die oordeelt dat de feiten kunnen leiden tot een zware tuchtstraf brengt het inleidend verslag ter kennis van betrokkene, hetzij door de overhandiging van bedoeld verslag tegen een ontvangstbewijs, hetzij door een ter Post aangetekend schrijven.

Het inleidend verslag vermeldt : 1° alle ten laste gelegde feiten;2° het feit dat een tuchtdossier wordt samengesteld, dat een zware tuchtstraf wordt overwogen en welke straf de tuchtoverheid overweegt;3° het recht voor de betrokkene om zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan overeenkomstig artikel 29;4° de plaats waar en de termijn binnen welke het tuchtdossier mag geraadpleegd worden;5° het recht voor betrokkene om een getuigenverhoor te vragen of stukken neer te leggen;6° dat een verweer kan ingediend worden.

Art. 38ter.Op zijn verzoek ontvangt het personeelslid een gratis kopie van het tuchtdossier of van de aanvullende aan het dossier toegevoegde stukken.

Art. 38quater.Het betrokken personeelslid of zijn verdediger dient zijn verweer in binnen dertig dagen na de dag volgend op de ontvangst van het inleidend verslag. Na deze termijn wordt het personeelslid geacht geen schriftelijk verweer te willen indienen.

Art. 38quinquies.De hogere tuchtoverheid hoort steeds, op eigen initiatief of op verzoek van het betrokken personeelslid of van zijn verdediger, de nuttige getuigenverklaringen die ze nodig acht, gelet op hun band met het dossier.

De getuigenverklaringen die verzameld worden nadat het betrokken personeelslid het tuchtdossier heeft geraadpleegd, worden hem medegedeeld. Hij beschikt over een termijn bepaald door de tuchtoverheid en die niet korter mag zijn dan vijf werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van die verklaringen om, [zo nodig], een aanvullend verweer in te dienen.

Art. 38sexies.Op grond van het volledige dossier en van het verweer, deelt de hogere tuchtoverheid haar beslissing mede door kennisgeving aan het betrokken personeelslid tegen een ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekend schrijven. De beslissing kan zijn, ofwel dat zij beslist heeft geen tuchtstraf uit te spreken, ofwel dat zij beslist heeft één van de lichte tuchtstraffen uit te spreken, ofwel dat zij beslist heeft een voorstel van één van de zware tuchtstraffen uit te spreken. De beslissing wordt aan het betrokken personeelslid medegedeeld, uiterlijk vijftien dagen na het verstrijken van de in artikel 38quater bedoelde termijn van dertig dagen en vermeldt het recht van de betrokkene om tegen het voorstel van zware tuchtstraf bij de tuchtraad overeenkomstig artikel 51bis een verzoek tot heroverweging in te stellen.

Wanneer geen verzoek tot heroverweging ingesteld wordt overeenkomstig artikel 51bis, bevestigt en deelt met een ter post aangetekend schrijven of door kennisgeving tegen een ontvangstbewijs, de hogere tuchtoverheid haar definitieve beslissing mede aan het betrokken personeelslid, zonder het voorstel tot zware tuchtstraf te kunnen wijzigen.

In de in artikel 24 bedoelde gevallen kan de hogere tuchtoverheid haar definitieve beslissing slechts mededelen na kennis genomen te hebben van de in artikel 24, eerste en tweede lid, bedoelde adviezen, of, bij ontstentenis, ten vroegste de dag na de periode waarin de betrokken overheid geacht wordt geen bijkomend advies te willen formuleren.

Wanneer geen enkele in het eerste lid bedoelde beslissing genomen wordt binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van vijftien dagen, in voorkomend geval verlengd met de termijn bedoeld in artikel 24, derde lid, of verlengd met de noodzakelijke termijn om artikel 38quinquies toe te passen, wordt de hogere tuchtoverheid geacht af te zien van de vervolgingen voor de feiten die betrokkene ten laste gelegd werden.

De in het eerste lid bedoelde beslissingen en voorstellen van beslissingen van de hogere tuchtoverheid, worden formeel gemotiveerd ».

B.2. Bij het in het geding zijnde artikel 2.3, van de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten « tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid » (hierna : de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten) worden de in de artikelen 38quater en 38sexies van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijnen tijdelijk geschorst. Het bepaalt : « Op voorwaarde dat ze nog niet verstreken zijn op de datum van bekendmaking van deze wet, worden de volgende verval- en procedurele termijnen geschorst tijdens de periode van 18 maart 2020 tot en met 17 mei 2020, einddatum die door de Koning aangepast kan worden bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en die verval- en procedurele termijnen worden van rechtswege verlengd met vijftien dagen na afloop van deze eventueel verlengde periode : [...] 3. In de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten worden de termijnen geschorst als bedoeld in : - artikel 38quater, - artikel 38sexies ». In de parlementaire voorbereiding van de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten wordt vermeld : « Het wetsvoorstel voorziet in de opschorting van procedurele termijnen van verschillende [reglementeringen].

De huidige en toekomstige maatregelen die genomen worden om de verspreiding van de COVID-19 onder de bevolking te beperken, zijn van die aard dat ze iedere vorm van activiteit op het grondgebied van het Koninkrijk vertragen en het goed functioneren van de verschillende overheidsdiensten beïnvloeden, en zelfs bepaalde diensten lamleggen.

Het risico is reëel dat bepaalde overheidsdiensten niet meer in staat zijn het respect van de termijnen te garanderen die in het kader van bepaalde administratieve procedures vastgelegd zijn door de vigerende regelgeving, waardoor de bestuurlijke handhaving in bepaalde domeinen, bepaalde tuchtprocedures, enz. in het gedrang komen.

Bovendien kan ook het uitoefenen van de rechten van burgers in bepaalde administratieve procedures in het gedrang komen door de maatregelen die genomen werden ter bescherming van de bevolking.

Dit wetsvoorstel beoogt derhalve de schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald door of krachtens : [...] - de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, [...] » (Parl. St., Kamer, 2019-2020, DOC 55-1158/001, p. 4).

Ten aanzien van de prejudiciële vraag B.3. De prejudiciële vraag noopt het Hof tot het vergelijken van de situaties van de personeelsleden van de politiediensten die het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure, naargelang de artikelen 38quater en 38sexies van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten of de artikelen 35 en 37 van dezelfde wet erop van toepassing zijn. Aan het Hof wordt gevraagd of artikel 2.3, van de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de in de artikelen 38quater en 38sexies van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijnen schorst en niet de in de artikelen 35 en 37 van dezelfde wet bedoelde termijnen.

B.4.1. De verzoekende partij voor het verwijzende rechtscollege vraagt om de draagwijdte van de prejudiciële vraag te beperken tot de categorie van de personeelsleden van het basis- en middenkader van een meergemeentepolitiezone.

B.4.2. De partijen vermogen niet de draagwijdte van de door het verwijzende rechtscollege gestelde prejudiciële vraag te wijzigen of te laten wijzigen.

Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het verwijzende rechtscollege uitdrukkelijk heeft geweigerd om de draagwijdte van de prejudiciële vraag te beperken tot de door de verzoekende partij voor het verwijzende rechtscollege beoogde categorie.

Er bestaat geen aanleiding om de draagwijdte van de prejudiciële vraag te beperken tot die categorie.

B.5. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het voor het verwijzende rechtscollege hangende beroep betrekking heeft op een situatie waarin het betrokken personeelslid zijn verweerschrift heeft ingediend binnen de in artikel 35 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijn en waarin de tuchtoverheid kennis heeft gegeven van haar beslissing buiten de in artikel 37 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijn. Volgens het verwijzende rechtscollege zou te dezen de termijn waarbinnen de tuchtoverheid kennis dient te geven van haar beslissing in acht zijn genomen indien de in artikel 35 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijn van 30 dagen door de in het geding zijnde bepaling was geschorst, aangezien dat tot gevolg zou hebben gehad dat de in artikel 37 van dezelfde wet bedoelde termijn van 15 dagen later zou zijn ingegaan.

Het Hof beperkt zijn onderzoek bijgevolg tot die situatie.

B.6.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet waarborgen het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

B.6.2. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.7. De in het geding zijnde bepaling schorst de in de artikelen 38quater en 38sexies van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijnen en niet de in de artikelen 35 en 37 van dezelfde wet bedoelde termijnen.

Zoals blijkt uit de artikelen 32, derde lid, en 33, eerste lid en tweede lid, 2°, van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten, zijn de artikelen 35 en 37 van die wet van toepassing wanneer de gewone tuchtoverheid een lichte tuchtstraf overweegt. Die twee artikelen zijn eveneens van toepassing wanneer de hogere tuchtoverheid, in voorkomend geval na de zaak te hebben geëvoceerd met toepassing van artikel 18, tweede lid, 1°, een lichte tuchtstraf overweegt, aangezien artikel 38, vierde lid, bepaalt dat de hogere tuchtoverheid, in een dergelijk geval, « handelt [...] zoals de gewone tuchtoverheid ».

Zoals blijkt uit de artikelen 38, vijfde lid, en 38bis, eerste lid en tweede lid, 2°, van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten, zijn de artikelen 38quater en 38sexies van die wet van toepassing wanneer de hogere tuchtoverheid een zware tuchtstraf overweegt.

Daaruit volgt dat het criterium van onderscheid waarop het in het geding zijnde verschil in behandeling berust, de aard is van de tuchtstraf die wordt overwogen op het ogenblik dat de tuchtprocedure wordt ingeleid.

Dat criterium van onderscheid is objectief.

B.8. Aangezien de feiten ten aanzien waarvan een zware tuchtstraf wordt overwogen, a priori een zekere graad van ernst vertonen, vermocht de wetgever redelijkerwijs elk risico te willen vermijden dat die feiten, wegens de moeilijkheden die de COVID-19-crisis kon veroorzaken met betrekking tot de inachtneming van de toegekende termijn, niet langer tuchtrechtelijk zouden kunnen worden bestraft indien daartoe grond bestaat. De wetgever vermocht bijgevolg redelijkerwijs de in de artikelen 38quater en 38sexies van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijnen tijdelijk te schorsen.

Aangezien de feiten ten aanzien waarvan een lichte tuchtstraf wordt overwogen, a priori een geringere graad van ernst vertonen en aangezien de wetgever, zoals in B.1.2 is vermeld, heeft gewild dat die feiten het voorwerp uitmaken van een snelle procedure, vermocht de wetgever redelijkerwijs te oordelen dat er geen aanleiding bestond om de in de artikelen 35 en 37 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten bedoelde termijnen tijdelijk te schorsen.

Daaruit volgt dat het in het geding zijnde verschil in behandeling redelijk verantwoord is.

B.9. Artikel 2.3, van de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten is bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 2.3, van de wet van 13 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/2020 pub. 15/05/2020 numac 2020020875 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999 houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten « tot schorsing van bepaalde verval- en procedurele termijnen bepaald bij of in uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 2 februari 2023.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, P. Nihoul

^