gepubliceerd op 05 mei 2023
Uittreksel uit arrest nr. 152/2022 van 17 november 2022 Rolnummer 7735 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Grondwettelijk Hof, same wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 152/2022 van 17 november 2022 Rolnummer 7735 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, S. de Bethune en K. Jadin, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 22 december 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 januari 2022, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet voorziet in een uitsluiting van aansprakelijkheid voor de bestuurders van gefailleerde naamloze vennootschappen die, over de drie boekjaren voorafgaand aan het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620 000 euro, exclusief btw, hebben verwezenlijkt, en waarvan het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000 euro, terwijl die uitsluiting wel ten goede komt aan de zaakvoerders of bestuurders van gefailleerde besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en gefailleerde coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemiddelde omzet van de laatste drie boekjaren voorafgaand aan het faillissement en het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar de voormelde drempelwaarden niet hebben overschreden, overeenkomstig de artikelen 265 en 409 van het oud Wetboek van vennootschappen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 530, § 1, van het Wetboek van vennootschappen, zoals het van toepassing is in de zaak voor de verwijzende rechter, bepaalt : « Indien bij faillissement van de vennootschap de schulden de baten overtreffen, kunnen bestuurders of gewezen bestuurders, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap tot het beloop van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.
Zowel de curators als de benadeelde schuldeisers kunnen een rechtsvordering instellen. De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt, brengt de curator hiervan op de hoogte. In het laatste geval is het bedrag toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel [geleden] door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. Dat bedrag komt uitsluitend aan hen toe, ongeacht enige vordering vanwege de curators in het belang van de boedel van de schuldeisers. [...] ».
B.2.1. Artikel 530, § 1, van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing op de naamloze vennootschappen. Het gaat terug op artikel 63ter van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en werd in die wetten ingevoegd bij artikel 91 van de wet van 4 augustus 1978 « tot economische heroriëntering » (hierna : de wet van 4 augustus 1978). De wetgever beoogde de situatie van de schuldeisers bij faillissement te verbeteren en de aansprakelijkheid van bestuurders ten opzichte van de schuldeisers te verzwaren in geval van faillissement met ontoereikend actief.
B.2.2. Opdat die bijzondere aansprakelijkheid van bestuurders in geval van faillissement kan worden aangevoerd, moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan : het faillissement van de vennootschap is uitgesproken; het actief van de vennootschap is ontoereikend om de schuldeisers te voldoen; de vordering wordt ingeleid tegen een bestuurder, gewezen bestuurder of feitelijke bestuurder van een vennootschap; die personen hebben een kennelijk grove fout begaan waarmee de wetgever « het exceptioneel karakter van die fout [wilde] beklemtonen » (Parl. St., Senaat, 1977-1978, nr. 415-2, p. 150); die fout heeft bijgedragen tot het faillissement, waarbij het voldoende is dat de grove fout mede de oorzaak van het faillissement is.
B.3. Wat de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid betreft, bepaalt artikel 265, § 1, van het Wetboek van vennootschappen, zoals het van toepassing was ten tijde van het faillissement dat aanleiding heeft gegeven tot de zaak voor de verwijzende rechter : « Indien bij faillissement van de vennootschap de schulden de baten overtreffen, kunnen zaakvoerders of gewezen zaakvoerders, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap ten belope van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.
Het eerste lid is evenwel niet van toepassing wanneer de gefailleerde vennootschap over de drie boekjaren voor het faillissement een gemiddelde omzet van minder dan 620 000 EUR, buiten de belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt, en wanneer het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000 EUR. Zowel de curators als de benadeelde schuldeisers kunnen de rechtsvordering instellen. De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt, brengt de curator hiervan op de hoogte. In het laatste geval is het bedrag toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel [geleden] door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. Dat bedrag komt uitsluitend aan hen toe, ongeacht enige vordering vanwege de curators in het belang van de boedel van de schuldeisers. [...] ».
B.4. Artikel 265, § 1, van het Wetboek van vennootschappen gaat terug op artikel 133bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en werd in die wetten ingevoegd bij artikel 94 van de wet van 4 augustus 1978. Het ontwerp dat aan de oorsprong ligt van die bepaling voorzag, voor de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, in dezelfde aansprakelijkheidsregeling in geval van faillissement met ontoereikend actief als die welke van toepassing is op de naamloze vennootschappen. De uitzondering, zoals bedoeld bij artikel 265, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen, is voortgekomen uit een amendement dat door de Regering is ingediend met het doel « de nieuwe en vooral jonge zelfstandigen niet te ontmoedigen bij de aanvang van hun zelfstandig beroep » (Parl. St., Senaat, 1977-1978, nr. 415-2, p. 153) en ervoor « [te waken] dat een groot aantal kleine ondernemingen niet onder de wet vallen » (ibid., p. 154).
B.5. Wat de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid betreft, bepaalt artikel 409, § 1, van het Wetboek van vennootschappen, zoals het van toepassing was in de tijd van het faillissement dat aanleiding heeft gegeven tot de zaak voor de verwijzende rechter : « Indien bij faillissement van de vennootschap de schulden de baten overtreffen, kunnen bestuurders of gewezen bestuurders, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden verklaard voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap tot het beloop van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.
Het eerste lid is evenwel niet van toepassing wanneer de gefailleerde vennootschap over de drie boekjaren voor het faillissement een gemiddelde omzet van minder dan 620 000 EUR, buiten de belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt, en wanneer het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000 EUR. Zowel de curators als de benadeelde schuldeisers kunnen de rechtsvordering instellen. De benadeelde schuldeiser die een rechtsvordering instelt, brengt de curator hiervan op de hoogte. In het laatste geval is het bedrag toegekend door de rechter beperkt tot het nadeel geleden door de schuldeisers die de vordering hebben ingesteld. Dat bedrag komt uitsluitend aan hen toe, ongeacht enige vordering vanwege de curators in het belang van de boedel van de schuldeisers. [...] ».
B.6.1. Artikel 409, § 1, van het Wetboek van vennootschappen voorziet voor de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid in dezelfde regeling inzake aansprakelijkheid in geval van faillissement met ontoereikend actief als die welke van toepassing is op de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid krachtens artikel 265, § 1, van het Wetboek van vennootschappen.
B.6.2. De uitzondering inzake aansprakelijkheid waarin is voorzien bij artikel 409, § 1, tweede lid, gaat terug op artikel 158 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, zoals het is gewijzigd bij de wet van 13 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/04/1995 pub. 02/07/2009 numac 2009000438 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de mensensmokkel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935 » (hierna : de wet van 13 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/04/1995 pub. 02/07/2009 numac 2009000438 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de mensensmokkel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), die het voormelde artikel 133bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen van toepassing maakt op de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
In de parlementaire voorbereiding van de wet van 13 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/04/1995 pub. 02/07/2009 numac 2009000438 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de mensensmokkel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wordt gepreciseerd dat de wetgever de regeling inzake aansprakelijkheid in geval van faillissement met ontoereikend actief van de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid in lijn heeft willen brengen met die van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid om de reden dat « CV's beter worden vergeleken met BVBA's dan met NV's » (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 1005/3, p. 3).
B.7. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen, in zoverre het een verschil in behandeling creëert tussen, enerzijds, de bestuurders, gewezen bestuurders en feitelijke bestuurders van een naamloze vennootschap zoals bedoeld in die bepaling en, anderzijds, de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en feitelijke zaakvoerders van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 265 van het Wetboek van vennootschappen alsook de bestuurders, gewezen bestuurders en feitelijke bestuurders van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 409 van het Wetboek van vennootschappen. Volgens de verwijzende rechter voorziet artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen niet in een uitzondering op de aansprakelijkheid die het instelt in de hypothese van een naamloze vennootschap die, over de drie boekjaren voorafgaand aan het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620 000 euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt, en wanneer het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000 euro. Een dergelijke uitzondering is echter, krachtens artikel 265 van het Wetboek van vennootschappen, wel ingesteld voor wat betreft de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en, krachtens artikel 409 van het Wetboek van vennootschappen, voor wat betreft de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
B.8.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.8.2. In tegenstelling tot hetgeen de appellante voor de verwijzende rechter beweert, vormt de omstandigheid dat de wetgever artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen inmiddels heeft opgeheven naar aanleiding van de aanneming van artikel XX.225 van het Wetboek van economisch recht, om voortaan te voorzien in een uitzondering op de regeling inzake aansprakelijkheid van de personen die erin worden beoogd in geval van faillissement met ontoereikend actief ten gunste van alle ondernemingen die voldoen aan bepaalde economische en boekhoudkundige criteria, met inbegrip van de naamloze vennootschappen, niet het bewijs van het discriminerende karakter van de vroegere wetgeving.
Het feit dat de wetgever die regel verkieslijk achtte boven de vroegere, toont niet aan dat de vroegere bepaling die voor de hangende geschillen van toepassing blijft, strijdig zou zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.9. Het in B.7 bedoelde verschil in behandeling berust op een objectief criterium, zijnde de rechtsvorm van de vennootschap.
B.10.1. Uit de in B.4 en B.6.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever geen uitzondering wenste in te stellen op de regeling inzake aansprakelijkheid van de bestuurders, gewezen bestuurders en feitelijke bestuurders in geval van faillissement van een naamloze vennootschap met ontoereikend actief. Omgekeerd heeft hij uitdrukkelijk voorzien in een dergelijke uitzondering ten voordele van de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en feitelijke zaakvoerders van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid die aan bepaalde economische criteria voldoen, teneinde het creëren van kleine en middelgrote ondernemingen niet te ontmoedigen door het oprichten van die vorm van vennootschap. Bij de wet van 13 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/04/1995 pub. 02/07/2009 numac 2009000438 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de mensensmokkel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten heeft de wetgever die uitzondering uitgebreid tot het geval van de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid om de reden dat hun rechtsregeling meer gelijkenis vertoont met die van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid dan met die van de naamloze vennootschappen.
B.10.2. De naamloze vennootschap onderscheidt zich in verscheidene opzichten van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en van de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
Het bedrag van het minimale maatschappelijk kapitaal bedraagt met name 18 550 euro voor de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 390 van het Wetboek van vennootschappen) en, in principe, voor de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 214 van het Wetboek van vennootschappen), terwijl het 62 500 euro bedraagt voor de naamloze vennootschappen (artikel 439 van het Wetboek van vennootschappen). Bovendien bedraagt het minimumbedrag van het maatschappelijk kapitaal dat moet worden gestort op het ogenblik van de oprichting van de vennootschap 6 200 euro voor de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 397 van het Wetboek van vennootschappen) en, in principe, voor de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 223 van het Wetboek van vennootschappen), terwijl het 62 500 euro bedraagt voor de naamloze vennootschappen (artikel 448 van het Wetboek van vennootschappen). Daarenboven zijn de effecten van een naamloze vennootschap in principe vrij overdraagbaar (artikel 504 van het Wetboek van vennootschappen), in tegenstelling tot die van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 249 en volgende van het Wetboek van vennootschappen) en die van de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 364 en volgende van het Wetboek van vennootschappen), hetgeen haar met name de mogelijkheid biedt op de beursmarkt te worden genoteerd.
B.10.3. Bijgevolg vormt de naamloze vennootschap a priori een rechtsvorm die bijzonder geschikt is voor ondernemingen van grote omvang, terwijl de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid meer passend zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen. In de parlementaire voorbereiding van de wet van 13 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/04/1995 pub. 02/07/2009 numac 2009000438 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de mensensmokkel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wordt dienaangaande gepreciseerd : « De rechtsvorm van de naamloze vennootschap is bij uitstek bestemd voor ondernemingen met een bepaalde omvang. Die vennootschapsvorm werd voor zodanige ondernemingen bedacht aangezien hij in wezen is opgevat als een mechanisme dat het openbaar aantrekken van spaargelden mogelijk maakt, zodat aanzienlijke kapitalen bijeen kunnen worden gebracht. Dit was trouwens ook de zienswijze van de wetgever van 1873 » (Parl. St., Senaat, 1993-1994, nr. 1086/2, p. 35).
Het in B.9 aangehaalde criterium van onderscheid is dan ook relevant ten aanzien van de door de wetgever nagestreefde doelstelling.
B.11. Voorts staat het aan het Hof na te gaan of artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen geen onevenredige gevolgen met zich meebrengt.
B.12.1. De keuze voor deze of gene juridische vennootschapsvorm wordt in beginsel vrij gemaakt, rekening houdend met, inzonderheid, de verschillende regelingen die de wetgever aan die vormen heeft willen verbinden.
B.12.2. Op straffe van nietigheid worden de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid opgericht bij authentieke akten (artikel 66 van het Wetboek van vennootschappen). De wetgever heeft dus het optreden willen opleggen van een notaris, die een rol van raadgever vervult ten aanzien van de oprichters bij hun keuze voor deze of gene rechtsvorm van vennootschap en die onderworpen is aan een verplichting tot onpartijdigheid. Laatstgenoemden worden bijgevolg op de hoogte gebracht van de draagwijdte van hun keuze en de gevolgen ervan, met name op het vlak van de aansprakelijkheid van de bestuurders in geval van faillissement.
B.13.1. Zoals in B.2.1 is vermeld, heeft de wetgever het systeem van aansprakelijkheid waarin is voorzien bij de in het geding zijnde bepaling opgevat als een mechanisme ter bescherming van de schuldeisers van de naamloze vennootschap in geval van faillissement met ontoereikend actief. In die hypothese kan het in het geding brengen van de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder, gewezen bestuurder of feitelijke bestuurder het enige middel vormen om de schuldeisers te voldoen.
B.13.2. Die aansprakelijkheid vereist evenwel de cumulatieve toepassing van strikte voorwaarden, met name een fout met een uitzonderlijk karakter. Daarenboven komt de beoordeling of aan die voorwaarden is voldaan toe aan de bevoegde rechter, zodat de wetgever aan de betrokken bestuurders, gewezen bestuurders en feitelijke bestuurders de toegang tot een rechter met volle rechtsmacht heeft gewaarborgd.
B.14. Artikel 530, § 1, van het Wetboek van vennootschappen is bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 530 van het Wetboek van vennootschappen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 november 2022.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux P. Nihoul