gepubliceerd op 12 december 2022
Uittreksel uit arrest nr. 163/2022 van 8 december 2022 Rolnummer 7871 In zake : de vordering tot schorsing van artikel 5 van de wet van 30 juli 2022 « houdende instemming met de volgende internationale akten : 1) de Overeenkomst tussen het Ko Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 163/2022 van 8 december 2022 Rolnummer 7871 In zake : de vordering tot schorsing van artikel 5 van de
wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
30/07/2022
pub.
04/11/2022
numac
2022042334
bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2)
type
wet
prom.
30/07/2022
pub.
08/08/2022
numac
2022015553
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II
sluiten « houdende instemming met de volgende internationale akten : 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 », ingesteld door Farzin Hashemi en anderen. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 oktober 2022 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 oktober 2022, is een vordering tot schorsing ingesteld van artikel 5 van de
wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
30/07/2022
pub.
04/11/2022
numac
2022042334
bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2)
type
wet
prom.
30/07/2022
pub.
08/08/2022
numac
2022015553
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II
sluiten « houdende instemming met de volgende internationale akten : 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 november 2022, tweede editie) door Farzin Hashemi, Maryam Rajavi, Ahmed Ghozali, Sid Alaoddin Jalalifard, Giulio Terzi Di Sant'Agata, Robert G. Torricelli, Javad Dabiran, Tahar Boumedra, Linda Chavez, Ingrid Betancourt en de vereniging naar Frans recht « Le Conseil national de la Résistance iranienne », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. F. Tulkens en Mr. J. Renaux, advocaten bij de balie te Brussel.
Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van dezelfde wetsbepaling. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden wetsbepaling en de wetgevingscontext ervan B.1.1. Artikel 1 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in verdenking gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen » (hierna : de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten) bepaalt : « De Regering kan, in uitvoering van met andere Staten op grond van wederkerigheid gesloten overeenkomsten en verdragen, de overbrenging toestaan van in België gevonniste en opgesloten personen naar een vreemde Staat waarvan die persoon onderdaan is, en instemmen met de overbrenging naar België van in het buitenland gevonniste en opgesloten Belgische onderdanen, voor zover : 1° het vonnis waarbij de veroordeling wordt uitgesproken onherroepelijk is;2° het feit dat aan de veroordeling ten grondslag ligt, zowel in de Belgische wet als in de buitenlandse wet, een strafbaar feit oplevert;3° de opgesloten personen met de overbrenging instemmen. Voor de toepassing van deze wet heeft de term ' veroordeling ' betrekking op elke straf of elke maatregel die vrijheidsbeneming meebrengt en die bij vonnis van de strafrechter wordt opgelegd naast of in plaats van een straf ».
B.1.2. Artikel 4 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt : « Indien de Belgische Staat, met toepassing van een overeenkomst of van een internationaal verdrag, een verzoek tot overbrenging van een in België gevonniste en opgesloten persoon naar de vreemde Staat waarvan die persoon onderdaan is, ontvangt of doet, wordt voornoemde persoon gehoord door de procureur des Konings van de plaats van opsluiting, die hem inlicht over dit verzoek en over de gevolgen die zouden voortvloeien uit de overbrenging.
Hij wordt bijgestaan door een raadsman, hetzij wanneer hij erom verzoekt, hetzij wanneer de procureur des Konings zulks nodig acht gelet op de mentale toestand of de leeftijd van de gedetineerde ».
B.1.3. Artikel 5 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt : « De toestemming is onherroepelijk gedurende een termijn van 90 dagen te rekenen vanaf de dag van zijn verschijning.
Indien de overbrenging niet heeft plaatsgevonden gedurende deze termijn, staat het de gevonniste persoon vrij zijn toestemming in te trekken bij brief gericht tot de directeur van de strafinrichting tot op de dag waarop hem kennis wordt gegeven van de datum van de overbrenging ».
B.1.4. Artikel 27 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, zoals ingevoegd bij artikel 20 van de wet van 26 mei 2005, bepaalt : « De vrijheidsbenemende straffen of maatregelen, waarvan de tenuitvoerlegging aan een buitenlandse Staat werd overgedragen, kunnen in België niet meer ten uitvoer worden gelegd, tenzij de buitenlandse Staat meedeelt dat de tenuitvoerlegging wordt geweigerd of onmogelijk is ».
B.2. Artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten « houdende instemming met de volgende internationale akten : 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 » (hierna : de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten) bepaalt : « Het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, zal volkomen gevolg hebben ».
B.3.1. De toetsing van de grondwettigheid van een wet houdende instemming met een verdrag kan enkel zinvol zijn indien de inhoud van de relevante bepalingen van dat verdrag daarbij worden betrokken.
B.3.2. Het verdrag tussen het Koninkrijk België (hierna : België) en de Islamitische Republiek Iran (hierna : Iran) inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022 (hierna : het verdrag van 11 maart 2022), bepaalt : « ARTIKEL 1 - Definities Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : 1. ' Veroordeling ' : elke straf of maatregel die vrijheidsontneming met zich meebrengt en wegens een strafbaar feit voor een beperkte of onbeperkte periode door een rechter wordt opgelegd;2. ' Vonnis ' : een rechterlijke beschikking of bevel tot een veroordeling;3. ' Staat van veroordeling ' : de Staat waarin de overgebrachte of over te brengen persoon is veroordeeld;4. ' Staat van tenuitvoerlegging ' : de Staat waarnaar de veroordeelde is overgebracht of overgebracht kan worden om zijn straf te ondergaan;5. ' Veroordeelde persoon ' : een persoon die door de rechtbanken van een van de Partijen is veroordeeld tot een gevangenisstraf of tot vrijheidsbeneming wegens het plegen van een strafbaar feit;6. ' Gegevens ' : alle informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. ARTIKEL 2 - Centrale Autoriteiten Voor de invoering van dit Verdrag wijzen de Partijen een centrale autoriteit aan. a. Voor de Islamitische Republiek Iran is de centrale autoriteit het Ministerie van Justitie;b. Voor België is de centrale autoriteit de Federale Overheidsdienst Justitie. ARTIKEL 3 - Algemene Beginselen 1. De partijen verbinden zich ertoe om elkaar samenwerking in de ruimst mogelijke zin te verlenen met betrekking tot de overbrenging van veroordeelde personen in overeenstemming met de bepalingen uit dit Verdrag.2. Een persoon die op het grondgebied van een Partij is veroordeeld, kan overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag naar het grondgebied van de andere Partij worden overgebracht om aldaar de resterende duur van de hem opgelegde straf te ondergaan.Te dien einde kan de veroordeelde aan de Staat van veroordeling of de Staat van tenuitvoerlegging zijn wens te kennen geven om overeenkomstig dit Verdrag te worden overgebracht. 3. De overbrenging kan worden verzocht door de Staat van veroordeling of de Staat van tenuitvoerlegging. ARTIKEL 4 - Overbrengingsvoorwaarden 1. Een veroordeelde persoon kan krachtens dit Verdrag slechts onder de volgende voorwaarden worden uitgeleverd : a.De persoon is staatsburger van de Staat van tenuitvoerlegging; b. Het vonnis is onherroepelijk en uitvoerbaar;c. De veroordeelde persoon moet op het tijdstip van ontvangst van het verzoek tot uitlevering nog ten minste één jaar van de straf ondergaan, of de straf geldt voor onbepaalde tijd;d. Er is toestemming voor de uitlevering gegeven door de veroordeelde persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger, indien een van de landen dit nodig acht gezien zijn leeftijd of lichamelijke of geestelijke toestand, behalve in de gevallen zoals onder art.8 en 12; e. Het handelen of nalaten waarvoor de persoon is veroordeeld, is een strafbaar feit volgens het recht van het Land van tenuitvoerlegging, of zou een strafbaar feit zijn indien het op zijn grondgebied zou zijn gepleegd;f. De Staat van veroordeling en Land van tenuitvoerlegging instemmen met de overbrenging. 2. In uitzonderlijke gevallen kunnen de partijen een overbrenging overeenkomen wanneer de resterende duur van de door de veroordeelde te ondergane straf korter is dan vermeld onder paragraaf 1.c van dit artikel.
ARTIKEL 5 - Verplichting tot het Verstrekken van Informatie 1. Elke veroordeelde persoon op wie dit Verdrag van toepassing kan zijn, dient door de Staat van veroordeling in kennis te worden gesteld van de inhoud van het Verdrag.2. Indien de veroordeelde persoon zijn wens tot overbrenging op grond van dit Verdrag aan de Staat van veroordeling kenbaar heeft gemaakt, dient dit land zo spoedig mogelijk de Staat van tenuitvoerlegging hierover te informeren nadat het vonnis onherroepelijk is geworden.3. Deze informatie moet omvatten : a.de naam, naam van de vader, nationaliteit, geboortedatum en geboorteplaats van de veroordeelde persoon; b. zijn adres in de Staat van tenuitvoerlegging, indien van toepassing;c. een verklaring van de feiten waarop het vonnis is gebaseerd;d. de aard, duur en aanvangsdatum van de straf.4. Indien de veroordeelde persoon zijn wens tot overbrenging op grond van dit Verdrag aan de Staat van tenuitvoerlegging heeft kenbaar heeft gemaakt, verstrekt de Staat van veroordeling desgevraagd de onder paragraaf 3 vermelde informatie.5. De veroordeelde persoon dient schriftelijk in kennis te worden gesteld van de handelingen gesteld door de Staat van veroordeling of Land van tenuitvoerlegging op grond van de voorgaande paragrafen, alsmede van elke door een van beide landen genomen beslissing met betrekking tot een verzoek tot overbrenging. ARTIKEL 6 - Verzoeken en Antwoorden 1. Verzoeken tot overbrenging en antwoorden daarop dienen schriftelijk plaats te vinden.2. Het verzochte land stelt het verzoekende land onverwijld in kennis van zijn beslissing om al dan niet in te stemmen met het verzoek tot overbrenging.3. Alle communicatie tussen de Partijen verloopt schriftelijk en langs diplomatieke weg. ARTIKEL 7 - Ondersteunende Documenten 1. De Staat van tenuitvoerlegging verstrekt de Staat van veroordeling desgevraagd : a.een document of verklaring waaruit blijkt dat de veroordeelde persoon staatsburger is van dit land; b. een afschrift van het toepasselijke recht van de Staat van tenuitvoerlegging waaruit blijkt dat het handelen of nalaten dat aan de veroordeling ten grondslag ligt ook een strafbaar feit is volgens het recht van de Staat van tenuitvoerlegging, of een strafbaar feit zou zijn indien het op zijn grondgebied zou zijn begaan;2. Indien om overbrenging wordt verzocht, verstrekt de Staat van veroordeling de volgende documenten aan de Staat van tenuitvoerlegging, tenzij een van beide landen reeds heeft aangegeven dat het niet met de overbrenging akkoord gaat : a.een gewaarmerkt afschrift van het vonnis en de wetgeving waarop het is gebaseerd; b. een verklaring waarin wordt aangegeven welk deel van de straf reeds is ondergaan, met inbegrip van informatie over eventuele voorlopige hechtenis, strafvermindering en andere factoren die voor de tenuitvoerlegging van de straf van belang zijn; c. in andere dan de in artikel 8 en 12 genoemde gevallen, een verklaring met de in artikel 4, 1.d bedoelde toestemming met de overbrenging; d. een verklaring van het gedrag van de veroordeelde persoon tijdens zijn hechtenis, indien voorhanden;en e. eventuele medische en sociale rapporten over de veroordeelde persoon, informatie over zijn behandeling in de Staat van veroordeling en eventuele aanbevelingen voor zijn verdere behandeling in de Staat van tenuitvoerlegging, indien voorhanden.3. Elk land kan verzoeken tot het toesturen van de onder paragraaf 1 of 2 bedoelde documenten of verklaringen alvorens een verzoek tot overbrenging in te dienen of een besluit te nemen over het al dan niet instemmen met de overbrenging. ARTIKEL 8 - Toestemming en Verificatie Daarvan 1. De Staat van veroordeling dient te garanderen dat de persoon die overeenkomstig artikel 4.1.d met de overbrenging moet instemmen, dit uit vrije wil en met volledige kennis van de rechtsgevolgen doet. De procedure tot het verlenen van deze toestemming is onderworpen aan het recht van de Staat van veroordeling. 2. De Staat van veroordeling stelt de Staat van tenuitvoerlegging in de gelegenheid om via een consul of een andere met de Staat van tenuitvoerlegging overeengekomen ambtenaar na te gaan of de toestemming is gegeven in overeenstemming met de in de voorgaande paragraaf genoemde voorwaarden. ARTIKEL 9 - Gegevensbescherming 1. De Partijen zien erop toe dat de gegevens die door een Partij aan de andere Partij worden overgemaakt, uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van een verzoek in het kader van dit Verdrag.Gegevens mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt en mogen niet aan derde landen worden overgedragen zonder voorafgaande toestemming van de Partij die ze heeft overgedragen. 2. De Partijen waarborgen de juistheid van de in het kader van deze overeenkomst overgedragen persoonsgegevens en zien erop toe dat er passende maatregelen worden genomen om de overgedragen gegevens te beschermen tegen onvrijwillige of ongeoorloofde vernietiging, onvrijwillig verlies en onwettige toegang, wijziging of verspreiding.3. Overgedragen gegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij op grond van deze overeenkomst worden verwerkt.De Partijen houden onderling overleg over de noodzaak om onjuiste, onvolledige of onbetrouwbare gegevens te corrigeren of over de wens of de noodzaak om gegevens te wissen of het gebruik van gegevens te beperken. 4. De Partijen zorgen ervoor dat er passende veiligheidsmaatregelen worden getroffen voor gegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, politieke opvattingen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, lidmaatschap van een vakvereniging, genetische gegevens, biometrische gegevens, of persoonsgegevens over de gezondheid, het seksleven of de seksuele geaardheid van een persoon kunnen worden afgeleid.5. Aan de veroordeelde persoon kan informatie worden verstrekt over de categorieën gegevens die worden overgedragen en over het doel van de gegevensoverdracht.6. De veroordeelde persoon heeft het recht om een klacht in te dienen indien hij van mening is dat zijn rechten met betrekking tot de verwerking van zijn gegevens op grond van deze overeenkomst zijn geschonden. ARTIKEL 10 - Gevolgen van de Uitlevering voor de Staat van Veroordeling 1. De aanvaarding van de veroordeelde persoon door de autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging heeft tot gevolg dat de tenuitvoerlegging van de veroordeling in de Staat van veroordeling wordt opgeschort.2. De Staat van veroordeling mag de veroordeling niet langer ten uitvoer leggen indien de Staat van tenuitvoerlegging de tenuitvoerlegging van de veroordeling als voltooid beschouwt. ARTIKEL 11 - Gevolgen van de Uitlevering voor de Staat van Tenuitvoerlegging 1. De bevoegde autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging dienen de tenuitvoerlegging van het vonnis voort te zetten, hetzij onmiddellijk, hetzij krachtens een rechterlijke of administratieve beschikking, onder de in artikel 12 bepaalde voorwaarden.2. De tenuitvoerlegging van de veroordeling is onderworpen aan het recht van de Staat van tenuitvoerlegging en alleen dit land is bevoegd tot het nemen van alle gerelateerde beslissingen. ARTIKEL 12 - Aard en Duur van de Straf 1. De Staat van tenuitvoerlegging is gebonden aan de juridische aard en de duur van de straf die uit de veroordeling voortvloeit.2. Indien de aard of de duur van deze veroordeling echter onverenigbaar is met de wetgeving van de Staat van tenuitvoerlegging, of indien zijn wetgeving zulks vereist, kan de Staat van tenuitvoerlegging deze veroordeling bij rechterlijke of administratieve beschikking aanpassen aan de straf of maatregel die naar zijn eigen recht voor strafbare feiten van dezelfde aard zou worden opgelegd. De aard van deze straf of maatregel moet zoveel mogelijk overeenstemmen met die van de veroordeling die ten uitvoer wordt gelegd. Deze straf mag de aard of de duur van de in de Staat van veroordeling opgelegde straf niet verzwaren of het in de wetgeving van de Staat van tenuitvoerlegging bepaalde maximum overschrijden.
ARTIKEL 13 - Gratie, Amnestie, Strafvermindering Elke Partij kan gratie, amnestie of strafvermindering verlenen in overeenstemming met haar grondwet of andere wetten.
ARTIKEL 14 - Herziening van het Vonnis Enkel de Staat van veroordeling heeft het recht om een beslissing te nemen met betrekking tot een verzoek tot herziening van het vonnis.
ARTIKEL 15 - Beëindiging van de Tenuitvoerlegging De Staat van tenuitvoerlegging dient de tenuitvoerlegging van de veroordeling te beëindigen, zodra het door de Staat van veroordeling in kennis is gesteld van een beslissing of maatregel ten gevolge waarvan de veroordeling niet meer uitvoerbaar is.
ARTIKEL 16 - Informatie inzake Tenuitvoerlegging De Staat van tenuitvoerlegging verstrekt de Staat van veroordeling informatie over de tenuitvoerlegging van de straf: a. wanneer het de tenuitvoerlegging van de straf als voltooid beschouwt;b. indien de veroordeelde persoon uit detentie is ontsnapt voordat de tenuitvoerlegging van de straf is voltooid;of c. indien de Staat van veroordeling om een speciaal verslag verzoekt. [...] ARTIKEL 20 - Beslechting van Geschillen Elk geschil tussen de Partijen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag wordt in der minne en door onderhandeling via diplomatieke weg beslecht.
ARTIKEL 21 - Wijzigingen Dit Verdrag kan te allen tijde met wederzijdse toestemming van de partijen worden gewijzigd in schriftelijke vorm. Een dergelijke wijziging treedt in werking volgens dezelfde procedure die geldt voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.
ARTIKEL 22 - Slotbepalingen 1. Dit Verdrag dient te worden geratificeerd en wordt voor onbepaalde tijd van kracht dertig dagen na de uitwisseling van de akten van ratificatie langs diplomatieke weg.2. Dit Verdrag is ook van toepassing op de tenuitvoerlegging van vonnissen die zijn uitgesproken vóór de inwerkingtreding van het Verdrag.3. Onverminderd lopende procedures kan elke Partij te allen tijde dit Verdrag opzeggen door middel van schriftelijke kennisgeving aan de andere partij via diplomatieke weg.De opzegging wordt één jaar na de ontvangstdatum van deze kennisgeving van kracht. 4. De beëindiging van dit Verdrag laat de verzoeken tot overbrenging die vóór de beëindiging van het Verdrag zijn ingediend onverlet ». Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de vordering tot schorsing B.4. Aangezien de vordering tot schorsing ondergeschikt is aan het beroep tot vernietiging, dient de ontvankelijkheid van dat laatste reeds bij het onderzoek van de vordering tot schorsing te worden betrokken.
Wat betreft het belang van de verzoekende partijen B.5. Artikel 142, derde lid, van de Grondwet en artikel 2, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof van 6 januari 1989 vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.
B.6. Uit een in kracht van gewijsde gegaan vonnis dat op 4 februari 2021 is gewezen door de correctionele rechtbank te Antwerpen, en dat is voorgelegd door de verzoekende partijen, blijkt dat zij een burgerlijke vordering hebben ingesteld tegen Assaddollah Assadi, een persoon met de Iraanse nationaliteit die, bij dat vonnis, definitief is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar, alsook tot het herstel van de morele schade die aan de verzoekende partijen werd berokkend door zijn poging tot een terroristische aanslag.
De eerste tien verzoekende partijen, die natuurlijke personen zijn, hebben bijgevolg de hoedanigheid van slachtoffer in de zin van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten « betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten » (hierna : de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten).
B.7.1. Het slachtoffer in de zin van die wet moet in kennis worden gesteld van de toekenning, aan de betrokken veroordeelde, van een eerste uitgaansvergunning met het oog op de voorbereiding op zijn sociale re-integratie gedurende de twee jaren die voorafgaan aan de datum waarop die veroordeelde tot voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden toegelaten, van een eerste penitentiair verlof of van een plaatsing in een transitiehuis, en, in voorkomend geval, van de voorwaarden van die toekenning die in het belang van het slachtoffer zijn opgelegd (artikel 10, § 2, vierde lid, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, zoals gewijzigd bij artikel 43 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II »).
Hetzelfde slachtoffer moet ook in kennis worden gesteld van de toekenning van een onderbreking van de strafuitvoering (artikel 17, § 2, tweede lid, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten) en van de invrijheidstelling van de gedetineerde veroordeelde die wordt gemotiveerd door het feit dat de laatstgenoemde zijn straf volledig heeft uitgezeten (artikel 20/2 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, ingevoegd bij artikel 12 van de wet van 15 december 2013 « houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten »).
B.7.2. Bovendien kan een uitgaansvergunning, een penitentiair verlof, een plaatsing in een transitiehuis of de onderbreking van de strafuitvoering door de minister of diens gemachtigde niet worden toegekend zonder rekening te houden met het risico dat de veroordeelde zijn slachtoffer lastigvalt (artikelen 5, 2°, 7, 2°, en 16 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten; artikel 9/3, § 1, 3°, van dezelfde wet, zoals ingevoegd bij artikel 71 van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018040294 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken sluiten « houdende diverse bepalingen in strafzaken »).
B.7.3. Alvorens aan een persoon die is veroordeeld tot een vrijheidsberovende straf van twintig jaar een maatregel van « beperkte detentie », van « elektronisch toezicht » of van « voorwaardelijke invrijheidstelling » toe te kennen, moet de strafuitvoeringsrechtbank ook rekening houden met het « risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen », de « houding van de veroordeelde ten aanzien van de slachtoffers van de misdrijven die tot zijn veroordeling hebben geleid » en de « door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partij te vergoeden, rekening houdend met de vermogenssituatie van de veroordeelde zoals die door zijn toedoen is gewijzigd sinds het plegen van de feiten waarvoor hij veroordeeld is » (artikel 47, § 1, 3°, 4° en 6°, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, zoals gewijzigd bij artikel 159, 1°, van de wet van 5 februari 2016 « tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie »).
Elke beslissing tot « voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering » kan door die rechtbank niet worden genomen zonder rekening te houden met « het risico dat de veroordeelde de slachtoffers zou lastig vallen » en « de door de veroordeelde geleverde inspanningen om de burgerlijke partijen te vergoeden » (artikel 47, § 2, 3° en 4°, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten).
Het slachtoffer heeft het recht om door de strafuitvoeringsrechtbank te worden gehoord over de « bijzondere voorwaarden » waarmee de voormelde maatregelen « in zijn belang » gepaard moeten gaan. Het kan zijn opmerkingen voorleggen over onder meer de voorwaarden die het openbaar ministerie en in voorkomend geval de bevoegde ambtenaar van het gevangeniswezen vooraf in het belang van het slachtoffer hebben geformuleerd (artikel 53, tweede en derde lid, van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, zoals gewijzigd bij artikel 18 van de wet van 15 december 2013 « houdende diverse bepalingen met het oog op de verbetering van de positie van het slachtoffer in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten »).
B.8.1. Het verdrag van 11 maart 2022 laat de Regering toe de overbrenging toe te staan van een persoon met de Iraanse nationaliteit die in Belgische gevangenissen zit na te zijn veroordeeld door een Belgische rechtbank (Parl. St., Kamer, 2021-2022, DOC 55-2784/003, p. 10), onder de voorwaarden die in dat verdrag, alsook in de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten zijn bepaald.
Wanneer een dergelijke overbrenging plaatsheeft, is de tenuitvoerlegging van de veroordeling van die persoon onderworpen aan het Iraans recht en is alleen Iran bevoegd tot het nemen van alle gerelateerde beslissingen (artikel 11, lid 2, van het verdrag van 11 maart 2022). De wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, die de modaliteiten van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen bepaalt, zal derhalve niet meer van toepassing zijn, zodat de verzoekende partijen niet langer de hun bij die wet toegekende rechten zullen kunnen aanvoeren, noch de regels zullen kunnen genieten die in hun belang in die wet zijn vastgelegd.
B.8.2. Geen enkele van de partijen voor het Hof geeft aan dat de Iraanse wet aan de slachtoffers analoge rechten toekent of vergelijkbare beschermende regels bevat.
B.9. In dit stadium van de rechtspleging blijkt dus dat de instemming met het verdrag van 11 maart 2022 bij artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten de situatie van de eerste tien verzoekende partijen rechtstreeks en ongunstig zou kunnen raken.
Hun belang bij het vorderen van de vernietiging - en dus van de schorsing - van die wetsbepaling is bijgevolg aangetoond.
B.10. Het is niet nodig het belang van de elfde verzoekende partij te onderzoeken.
Ten aanzien van het belang van Olivier Vandecasteele om tussen te komen B.11.1. Van een belang om tussen te komen in de procedure doet blijken de persoon die aantoont dat zijn situatie rechtstreeks kan worden geraakt door het arrest dat het Hof in verband met de vordering tot schorsing dient te wijzen.
B.11.2. Olivier Vandecasteele, Belgisch onderdaan die sinds februari 2022 in Iran wordt vastgehouden om een reden die onbekend is voor zowel hemzelf als de Belgische overheid, doet, zonder op dat punt te worden tegengesproken door de verzoekende partijen, noch door de Ministerraad, gelden dat de schorsing van de bestreden wet een rechtstreeks en ongunstig effect zou kunnen hebben op zijn actuele situatie. Bijgevolg heeft hij belang om tussen te komen in de schorsingsprocedure.
Ten aanzien van het vervullen van de schorsingsvoorwaarden B.12. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient aan twee voorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke toepassing van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.
Ten aanzien van het bestaan van een ernstig middel B.13. Een middel is pas ernstig in de zin van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten indien het gegrond blijkt na een eerste onderzoek van de gegevens waarover het Hof beschikt in dat stadium van de procedure.
B.14. Wanneer het Hof de inhoud van een verdrag onderzoekt, houdt het ermee rekening dat het niet gaat om een eenzijdige soevereiniteitsakte, maar om een verdragsnorm waartoe België zich ten aanzien van minstens één andere Staat volkenrechtelijk heeft verbonden.
B.15. Te dezen is het eerste middel met name afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Uit de uiteenzetting van dat middel blijkt dat de verzoekende partijen aanvoeren dat artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten schendt, in zoverre het de Belgische Regering toestaat om, naar Iran, een persoon over te brengen die door de hoven en rechtbanken is veroordeeld wegens het plegen, met de steun van Iran, van een terroristisch misdrijf waarbij een aanslag is gepleegd op het leven van anderen, het recht op leven van die laatstgenoemden.
B.16.1. Artikel 2, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Het recht van eenieder op het leven wordt beschermd door de wet.
Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, tenzij bij wege van tenuitvoerlegging van een vonnis, dat is uitgesproken door een rechtbank, wegens een misdrijf waarop de wet de doodstraf heeft gesteld. ».
B.16.2. Het recht op leven van ieder persoon is een van de fundamentele waarden van de democratische staten die de Raad van Europa vormen. Dat recht verplicht elke staat ertoe de nodige maatregelen te nemen om het leven van de personen die onder zijn rechtsgebied ressorteren, te beschermen (EHRM, grote kamer, 31 januari 2019, Fernandes de Oliveira t. Portugal, § 104; 26 mei 2020, Makuchyan en Minasyan t. Azerbeidzjan en Hongarije, §§ 109-110). Die beschermingsplicht geldt met name ten aanzien van personen die geconfronteerd werden met een dreigend risico voor hun leven, zelfs indien zij niet gewond werden (EHRM, 26 mei 2020, Makuchyan en Minasyan t. Azerbeidzjan en Hongarije, §§ 89-94) en houdt ook in dat de bevoegde overheid een daadwerkelijk onderzoek voert in geval van een mogelijke schending van het recht op leven (EHRM, grote kamer, 26 mei 2014, Margus t. Kroatië, §§ 125 en 127; 26 mei 2020, Makuchyan en Minasyan t. Azerbeidzjan en Hongarije, § 154).
B.16.3. Het vereiste van doeltreffendheid van het strafrechtelijk onderzoek op grond van artikel 2 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens kan ook worden geïnterpreteerd als een verplichting voor Staten om hun definitieve vonnissen onverwijld ten uitvoer te leggen. Dat is het geval omdat de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd in het kader van het recht op leven, moet worden beschouwd als een integrerend onderdeel van de procedurele verplichting van de Staat op grond van dat artikel (EHRM, 13 oktober 2016, Kitanovska Stanojkovic en anderen t. « Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië », § 32).
Wanneer de persoon die tot die straf is veroordeeld, geen onderdaan is van die Staat en die Staat aanvaardt dat die persoon wordt overgebracht naar zijn Staat van herkomst om er zijn gevangenisstraf uit te zitten, ter uitvoering van een internationaal verdrag dat beide Staten bindt, dient de Staat van veroordeling, in het kader van de procedure van overbrenging, het recht op leven van de personen die door het gepleegde misdrijf zijn geraakt te beschermen (EHRM, 26 mei 2020, Makuchyan en Minasyan t. Azerbeidzjan en Hongarije, §§ 195-197).
Wanneer een functionaris van een Staat wordt veroordeeld voor een misdrijf dat het recht op leven schendt, kan het verlenen van amnestie of gratie achteraf geenszins worden beschouwd als het dienen van het doel van een passende straf. Integendeel, Staten dienen des te strenger te zijn bij het straffen van hun functionarissen voor het begaan van ernstige, levensbedreigende misdrijven. In dergelijke situaties is niet alleen de individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de daders in het geding, maar ook de plicht van de Staat om het gevoel van straffeloosheid tegen te gaan dat de daders zouden kunnen menen te genieten uit hoofde van hun functie (EHRM, 26 mei 2020, Makuchyan en Minasyan t. Azerbeidzjan en Hongarije, § 157).
B.17. Luidens artikel 2, e), van de resolutie 1373 (2001) aangenomen op 28 september 2001 door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties moeten alle Staten « erover waken dat alle personen die deelnemen aan de financiering, de organisatie, de voorbereiding of het plegen van terroristische daden of hun steun daartoe verlenen, worden berecht, dat, naast de maatregelen die tegen die personen zouden kunnen worden genomen, die terroristische daden worden aangemerkt als ernstige misdrijven in de nationale wetgeving en regelgeving, en dat de opgelegde straf in verhouding staat tot de ernst van die daden » (eigen vertaling).
Die verplichting vloeit onder meer voort uit de vaststelling dat « elke internationale terroristische daad [...] een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid » (aanhef van de resolutie 1373 (2001)) (eigen vertaling).
B.18.1. Met toepassing van het verdrag van 11 maart 2022 kan de Staat waar een persoon is veroordeeld (« Staat van veroordeling ») die persoon overbrengen naar de andere Staat (« Staat van tenuitvoerlegging ») « om zijn straf te ondergaan ». De persoon die is veroordeeld op het grondgebied van de Staat van veroordeling kan naar het grondgebied van de Staat van tenuitvoerlegging worden overgebracht « om aldaar de resterende duur van de hem opgelegde straf te ondergaan » (artikelen 1, punt 3, 1, punt 4, en 3, lid 2, van het verdrag van 11 maart 2022).
Dat verdrag preciseert dat de bevoegde autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging « de tenuitvoerlegging van het vonnis [dienen] voort te zetten » (artikel 11, lid 1), dat die Staat in beginsel « is gebonden aan de juridische aard en de duur van de straf die uit de veroordeling voortvloeit » (artikel 12, lid 1) en dat een eventuele aanpassing van die sanctie « zoveel mogelijk » moet overeenstemmen met die van de veroordeling die ten uitvoer wordt gelegd (artikel 12, lid 2). Uit dat verdrag vloeit ook voort dat enkel de Staat van veroordeling het veroordelend vonnis kan herzien (artikel 14).
B.18.2. Het verdrag van 11 maart 2022 bevestigt evenwel het recht van de Staat van tenuitvoerlegging om aan de persoon die vanuit de Staat van veroordeling is overgebracht, gratie, amnestie of strafvermindering te verlenen in overeenstemming met zijn wetten (artikel 13).
B.18.3. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat niet kan worden uitgesloten dat een beslissing tot gratie of amnestie vanwege de Staat van tenuitvoerlegging daadwerkelijk tot de niet-tenuitvoerlegging van die straf leidt.
B.19. Elke overbrenging naar Iran van een in België veroordeelde persoon vereist het uitdrukkelijke akkoord van die beide Staten (artikelen 4, lid 1, f), 6, lid 2, en 7, lid 2, van het verdrag van 11 maart 2022).
Die overbrenging kan alleen plaatshebben indien die persoon daarmee heeft ingestemd (artikelen 4, lid 1, d), 7, lid 2, c), en 8 van hetzelfde verdrag; artikel 1, eerste lid, 3°, en artikelen 4 en 5 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten).
B.20.1. Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten heeft de bevoegde minister verklaard dat Iran afkeurenswaardige « praktijken » erop nahoudt, zoals ontvoeringen, « wederrechtelijke vrijheidsberovingen » of terroristische daden (Parl. St., Kamer, 2021-2022, DOC 55-2784/003, p. 12), dat Iran een « autoritair » en dictatoriaal « regime » is dat « geen enkel ethisch of moreel kompas » heeft, dat « terrorisme uitdraagt » (ibid., pp. 39-40, 50) en dat geen verantwoordelijk lid van de internationale gemeenschap is (ibid., p. 54).
B.20.2. Uit het dossier van de verzoekende partijen blijkt dat de correctionele rechtbank te Antwerpen, bij een vonnis van 4 februari 2021, Assaddollah Assadi, een diplomatiek ambtenaar met de Iraanse nationaliteit, heeft veroordeeld wegens het plegen, samen met andere personen, van een terroristisch misdrijf waarbij een aanslag is gepleegd op het leven van anderen. Uit diezelfde rechterlijke beslissing blijkt dat die persoon op 1 juli 2018 is aangehouden in het kader van het strafrechtelijk onderzoek dat ten grondslag ligt aan die veroordeling. Volgens een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 10 mei 2022, dat ook is opgenomen in het dossier van de verzoekende partijen, heeft die veroordeelde afstand gedaan van het beroep dat hij oorspronkelijk had ingesteld tegen het vonnis van 4 februari 2021.
Uit zowel dat vonnis als het arrest van 10 mei 2022 blijkt dat die persoon het terroristisch misdrijf waarvoor hij is veroordeeld, heeft gepleegd als agent van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Iraanse Staat.
Voorts heeft de Raad van de Europese Unie Assaddollah Assadi opgenomen in de lijst van personen die betrokken zijn bij terroristische daden bij het besluit (GBVB) 2022/152 van 3 februari 2022 « tot actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2021/1192 ».
Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten heeft de bevoegde minister verklaard dat, sinds de arrestatie van die diplomatieke ambtenaar, Iran druk heeft uitgeoefend op België (Parl.
St., Kamer, 2021-2022, DOC 55-2784/003, p. 53).
B.20.3. Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten heeft de bevoegde minister ook verklaard dat het weinig waarschijnlijk is dat de personen met de Iraanse nationaliteit die in België zijn veroordeeld en in de gevangenis zitten voor « gemeenrechtelijke feiten » instemmen met een overbrenging naar hun Staat van herkomst (ibid., p. 40).
B.21. Gelet op hetgeen voorafgaat, weet België of dient België te weten dat wanneer, ter uitvoering van het verdrag van 11 maart 2022, Iran en België overeenkomen om, naar het grondgebied van Iran, een persoon met de Iraanse nationaliteit over te brengen die door de Belgische hoven en rechtbanken is veroordeeld wegens het plegen, met de steun van Iran, van een terroristisch misdrijf waarbij een poging tot aanslag is gepleegd op het leven van anderen, Iran die straf niet daadwerkelijk zal uitvoeren, met toepassing van artikel 13 van dat verdrag.
B.22. In zoverre het de overbrenging toestaat, naar Iran, van een persoon die door de hoven en rechtbanken is veroordeeld wegens het plegen, met de steun van Iran, van een terroristisch misdrijf, blijkt na een eerste onderzoek het verdrag van 11 maart 2022 waarmee bij artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten instemming wordt verleend, het recht op leven, zoals erkend bij artikel 2 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, te schenden.
B.23. Het eerste middel is ernstig.
Wat betreft het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat de onmiddellijke toepassing van de wet zou kunnen veroorzaken B.24.1. De schorsing van een wetsbepaling door het Hof moet het mogelijk maken te vermijden dat, voor de verzoekende partijen, een ernstig nadeel voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing ervan, nadeel dat niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een vernietiging van die bepaling.
B.24.2. Uit artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten blijkt dat, om te voldoen aan de tweede in B.12 vermelde voorwaarde, de persoon die een vordering tot schorsing instelt, in zijn verzoekschrift concrete en nauwkeurige feiten moet uiteenzetten die voldoende aantonen dat de onmiddellijke toepassing van de wetsbepaling waartegen de vordering tot vernietiging is gericht, hem mogelijk een moeilijk te herstellen ernstig nadeel berokkent.
Die persoon moet met name het bestaan van het risico van een nadeel, de ernst ervan en het verband tussen dat risico en de toepassing van de bestreden wetsbepalingen aantonen.
B.25.1. Zoals in B.6 en B.7 is vermeld, beschikken de eerste tien verzoekende partijen over diverse rechten en waarborgen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de straf van een persoon met de Iraanse nationaliteit.
Uit een eerste onderzoek van het dossier blijkt dat die persoon zou kunnen voldoen aan de voorwaarden voor een overbrenging zoals bepaald in artikel 4, lid 1, van het verdrag van 11 maart 2022, waarmee bij artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten instemming wordt verleend, alsook in artikel 1 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.
B.25.2. Zoals in B.8 is vermeld, zou de overbrenging van die persoon naar Iran met toepassing van het verdrag van 11 maart 2022 tot gevolg hebben dat die verzoekende partijen die rechten en waarborgen verliezen.
Zoals is vermeld in B.21 en B.22, is daarenboven de mogelijkheid om naar Iran een persoon over te brengen die door de hoven en rechtbanken is veroordeeld wegens het plegen, met de steun van Iran, van een terroristisch misdrijf waarbij een poging tot aanslag is gepleegd op het leven van andere personen, een aantasting van het recht op leven van die personen. De aard van de maatregel heeft tot gevolg dat die aantasting niet kan worden hersteld.
Dat verlies en die aantasting van het recht op leven zouden voor die personen een moeilijk te herstellen ernstig nadeel vormen dat voortvloeit uit de toepassing van dat verdrag, waarmee bij de bestreden wetsbepaling instemming wordt verleend.
B.26.1. Luidens artikel 22, lid 1, van het verdrag van 11 maart 2022 zal het dertig dagen na « de uitwisseling van de akten van ratificatie langs diplomatieke weg » van kracht worden.
B.26.2. Eens het verdrag van 11 maart 2022 van kracht is, kan de eventuele overbrenging van de in B.25.1 beoogde persoon pas plaatshebben wanneer alle stappen van de procedure omschreven in de artikelen 3 tot 8 van dat verdrag, alsook in de artikelen 4 en 5 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, zijn gezet.
De Ministerraad heeft in dat verband aan het Hof een ministeriële richtlijn voorgelegd « inzake de tussenstaatse overbrenging van gevonniste personen vanuit België naar het buitenland », ondertekend in 2001 door de minister van Justitie, waarin de procedure die door de bevoegde Belgische overheden moet worden gevolgd in detail wordt omschreven.
Dat verdrag, die wet en die omzendbrief laten het Hof niet toe met voldoende nauwkeurigheid na te gaan hoeveel tijd nodig zou zijn om alle stappen van een eventuele procedure voor de overbrenging van de in B.25.1 beoogde persoon te zetten.
B.26.3. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de in B.25.1 beoogde persoon naar Iran zou kunnen worden overgebracht met toepassing van het verdrag van 11 maart 2022, waarmee bij artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten instemming wordt verleend, vooraleer het Hof in staat zou zijn geweest zich uit te spreken over het beroep tot vernietiging van die wet.
Het staat vast dat de onmiddellijke toepassing van die wet het in B.25.2 omschreven nadeel zou kunnen berokkenen aan de eerste tien verzoekende partijen.
B.27. Er zij ook op gewezen dat noch het verdrag van 11 maart 2022, noch de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, noch enige andere wet die verzoekende partijen waarborgt dat zij in kennis zullen worden gesteld van het bestaan en de ontwikkeling van een eventuele procedure voor de overbrenging van de in B.25.1 beoogde persoon naar Iran, of van het bestaan van een met toepassing van die wet genomen Belgische beslissing die zich uitspreekt voor die overbrenging.
De slachtoffers die verzoekende partijen zijn in de onderhavige zaak, zullen dus niet in staat zijn een nuttig beroep tegen die beslissing in te stellen te meer daar de Raad van State reeds meermaals heeft geoordeeld dat hij niet bevoegd is om kennis te nemen van een beroep tegen een ministeriële overbrengingsbeslissing genomen met toepassing van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten (RvSt, 14 juni 2010, nr. 205.129; 12 januari 2012, nr. 217.205; 14 augustus 2014, nr. 228.202; 25 oktober 2016, nr. 236.252).
B.28. Het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel dat zou kunnen worden veroorzaakt door de onmiddellijke toepassing van het verdrag van 11 maart 2022 waarmee bij artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten instemming wordt verleend, is aangetoond.
Wat de draagwijdte van de schorsing betreft B.29. De bepalingen van een internationaal verdrag vormen een onlosmakelijk geheel.
De instemming met een internationaal verdrag is een ondeelbare handeling waarmee de wetgevende macht instemt met alle bepalingen van dat verdrag.
Daar het Hof, om de in B.15 tot B.22 aangegeven redenen, van oordeel is dat het eerste middel ernstig is, en dat het bewijs van een risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel is geleverd, dient artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten die instemming verleent met het verdrag van 11 maart 2022, te worden geschorst, in zoverre dat verdrag de overbrenging toestaat, naar Iran, van een persoon die door de hoven en rechtbanken is veroordeeld wegens het plegen, met de steun van Iran, van een terroristisch misdrijf.
Om die redenen, het Hof schorst artikel 5 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 04/11/2022 numac 2022042334 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de volgende internationale akten: 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend te Straatsburg op 7 april 2022 (2) type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten « houdende instemming met de volgende internationale akten : 1) de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek India inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Brussel op 16 september 2021, en 2) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 3) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Verenigde Arabische Emiraten inzake uitlevering, gedaan te Abu Dhabi op 9 december 2021, en 4) het Verdrag tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen, gedaan te Brussel op 11 maart 2022, en 5) het Protocol van 22 november 2017 tot wijziging van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, ondertekend op 7 april 2022 te Straatsburg », in zoverre het verdrag van 11 maart 2022 tussen het Koninkrijk België en de Islamitische Republiek Iran inzake de overbrenging van veroordeelde personen de overbrenging toestaat, naar Iran, van een persoon die door de hoven en rechtbanken is veroordeeld wegens het plegen, met de steun van Iran, van een terroristisch misdrijf.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 8 december 2022.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, P. Nihoul