Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 03 maart 2023

Uittreksel uit arrest nr. 102/2022 van 22 juli 2022 Rolnummer 7792 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen II.225, II.241 en II.242 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktob Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022206667
pub.
03/03/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 102/2022 van 22 juli 2022 Rolnummer 7792 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen II.225, II.241 en II.242 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 21/10/2013 numac 2013035995 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 05/12/2013 numac 2013036100 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 12/11/2013 numac 2013036037 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 04/11/2013 numac 2013036030 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit sluiten « tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs », gesteld door de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, Y. Kherbache, T. Detienne, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 20 april 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 april 2022, heeft de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen II.225 enerzijds en II.241 en II.242 van de Codex Hoger Onderwijs anderzijds de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer de artikelen II.241 en II.242 van de Codex Hoger Onderwijs aldus worden geïnterpreteerd dat het onderzoek dat een hogeronderwijsinstelling mag voeren met het oog op het al dan niet verlenen van een vrijstelling op basis van een eerder verworven kwalificatie, ook de actualiteitswaarde van die eerder verworven kwalificatie mag omvatten, terwijl voor de studenten die onder toepassing van artikel II.225 van de Codex Hoger Onderwijs vallen, de instelling de geldigheid van een creditbewijs niet van een dergelijk onderzoek mag laten afhangen ? ».

Op 4 mei 2022 hebben de rechters-verslaggevers W. Verrijdt en T. Detienne, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen II.225, II.241 en II.242 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 21/10/2013 numac 2013035995 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 05/12/2013 numac 2013036100 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 12/11/2013 numac 2013036037 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 04/11/2013 numac 2013036030 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit sluiten « tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs » (hierna : de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs).

Het verwijzende rechtscollege wenst van het Hof te vernemen of die bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, « wanneer de artikelen II.241 en II.242 van de Codex Hoger Onderwijs aldus worden geïnterpreteerd dat het onderzoek dat een hogeronderwijsinstelling mag voeren met het oog op het al dan niet verlenen van een vrijstelling op basis van een eerder verworven kwalificatie, ook de actualiteitswaarde van die eerder verworven kwalificatie mag omvatten, terwijl voor de studenten die onder toepassing van artikel II.225 van de Codex Hoger Onderwijs vallen, de instelling de geldigheid van een creditbewijs niet van een dergelijk onderzoek mag laten afhangen ».

B.2.1. De Vlaamse Codex Hoger Onderwijs voorziet in twee types van studievoortgang : enerzijds, de studievoortgang op grond van examens en, anderzijds, de studievoortgang op grond van « eerder verworven competenties » (hierna : EVC) en « eerder verworven kwalificaties » (hierna : EVK).

B.2.2. Inzake de studievoortgang op grond van examens bepaalt paragraaf 3 van het in het geding zijnde artikel II.225 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs : « Een creditbewijs blijft onbeperkt geldig binnen de betrokken opleiding aan de instelling waar dit werd behaald ».

Een creditbewijs is « de erkenning van het feit dat een student blijkens een examen de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven » (artikel I.3, 17°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs). Een student behaalt een creditbewijs door te slagen voor een opleidingsonderdeel (artikel II.225, § 1, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs).

B.2.3. Een EVK wordt in artikel I.3, 23°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs gedefinieerd als « een eerder verworven kwalificatie, zijnde elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel leertraject, al dan niet binnen onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, voor zover het niet gaat om een creditbewijs dat werd behaald binnen de instelling en opleiding waarbinnen men de kwalificatie wenst te laten gelden ».

Paragraaf 1 van het in het geding zijnde artikel II.241 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs bepaalt dat het instellingsbestuur op grond van EVK's en/of een bewijs van bekwaamheid een vrijstelling verleent.

Krachtens paragraaf 1 van het in het geding zijnde artikel II.242 leggen de associaties in een reglement algemene voorschriften vast voor het verlenen van vrijstellingen. Die voorschriften bevatten een nadere uitwerking van onder meer « de toekenningsvoorwaarden op grond van de inhoudelijke aansluiting tussen het betrokken opleidingsonderdeel, of het deel ervan, en de geattesteerde EVK's en/of EVC's ». Rekening houdend met die voorschriften, werkt het instellingsbestuur de nadere regelen inzake het verlenen van vrijstellingen uit in het onderwijs- en examenreglement (artikel II.242, § 2, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs).

B.3. Het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling tussen, enerzijds, studenten die een vrijstelling wensen te verkrijgen op grond van een EVK en, anderzijds, studenten die een credit voor een opleidingsonderdeel wensen te valoriseren binnen de betrokken opleiding aan de instelling waar die credit werd behaald. Volgens het verwijzende rechtscollege leiden de artikelen II.241 en II.242 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs ertoe dat de onderwijsinstelling in het eerstgenoemde geval de toekenning van een vrijstelling afhankelijk kan maken van een actualiteitsonderzoek, terwijl in het laatstgenoemde geval een actualiteitsonderzoek uitgesloten is, krachtens artikel II.225 van dezelfde Codex.

B.4. Bij zijn arrest nr. 186/2021 van 16 december 2021 heeft het Hof geoordeeld : « B.2. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of het in het geding zijnde artikel [II.225], § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, al dan niet in samenhang gelezen met artikel I.3, 23°, van dezelfde Codex, een onverantwoord verschil in behandeling instelt tussen een student die een credit voor een opleidingsonderdeel wenst te valoriseren binnen de betrokken opleiding aan de instelling waar die credit werd behaald en een student die een credit voor hetzelfde opleidingsonderdeel behaald in dezelfde opleiding doch aan een andere instelling als een ' eerder verworven kwalificatie ' wenst te valoriseren. Terwijl de eerstgenoemde student die credit onbeperkt in de tijd zou kunnen valoriseren zonder dat die credit aan een actualiteitsonderzoek kan worden onderworpen, zou de credit van die tweede student wel aan een actualiteitsonderzoek kunnen worden onderworpen en zou ten gevolge van dat onderzoek de inzet van die credit als een ' eerder verworven kwalificatie ' kunnen worden geweigerd.

B.3.1. De verwerende partij voor het verwijzende rechtscollege voert aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft, aangezien het in het geding zijnde verschil in behandeling niet voortvloeit uit het in het geding zijnde artikel 225, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs.

B.3.2. Het in het geding zijnde artikel [II.225], § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, dat louter bepaalt dat een creditbewijs onbeperkt geldig blijft binnen de betrokken opleiding aan de instelling waar dit werd behaald, impliceert niet dat een EVK aan een actualiteitsonderzoek dient te worden onderworpen voor de toekenning van een vrijstelling. Evenmin kan zulks worden afgeleid uit het in het geding zijnde artikel I.3, 23°, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, dat louter het begrip ' EVK ' definieert.

Artikel II.242, § 1, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, dat niet in het geding is, bepaalt dat de voorwaarden voor de toekenning van een vrijstelling betrekking hebben op de inhoudelijke aansluiting tussen het betrokken opleidingsonderdeel en de EVK. Die voorwaarden dienen verder te worden uitgewerkt in een reglement van de associaties en vervolgens in het onderwijs- en examenreglement van het instellingsbestuur.

Het verschil in behandeling waarover het Hof wordt ondervraagd, vloeit bijgevolg niet voort uit de in het geding zijnde bepalingen, doch wel uit het voormelde reglement van de associaties of het onderwijs- en examenreglement van het instellingsbestuur, dan wel uit de toepassing die daarvan wordt gemaakt. Het komt aan het verwijzende rechtscollege toe die reglementen en de toepassing die daarvan wordt gemaakt te beoordelen ten aanzien van de hogere rechtsnormen, waaronder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.4. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord ».

B.5. Zoals het verschil in behandeling waarover het Hof zich heeft uitgesproken bij zijn arrest nr. 186/2021, steunt het aan het Hof voorgelegde verschil in behandeling te dezen op de omstandigheid dat een EVK aan een actualiteitsonderzoek zou kunnen worden onderworpen voor de toekenning van een vrijstelling, terwijl een creditbewijs onbeperkt geldig blijft binnen de betrokken opleiding aan de instelling waar dit werd behaald, zonder dat de actualiteit daarvan kan worden onderzocht.

De artikelen II.241 en II.242 van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs leggen zelf geen dergelijk actualiteitsonderzoek op. Het verschil in behandeling waarover het Hof wordt ondervraagd, ontstaat pas indien een reglement van een associatie of een onderwijs- en examenreglement van een instellingsbestuur een actualiteitsonderzoek voorschrijft. Dat verschil in behandeling vloeit bijgevolg niet voort uit de in het geding zijnde bepalingen, maar uit de door de associaties of onderwijsinstellingen vastgestelde voorschriften inzake het verlenen van vrijstellingen, dan wel uit de toepassing die daarvan wordt gemaakt.

Het staat aan het verwijzende rechtscollege die voorschriften en de toepassing die daarvan wordt gemaakt te beoordelen ten aanzien van de hogere rechtsnormen, waaronder de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.6. De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 juli 2022.

De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux L. Lavrysen

^