Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 december 2022

Uittreksel uit arrest nr. 92/2022 van 30 juni 2022 Rolnummer 7772 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Hasselt. Het Grondwettelijk Hof samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, Y. Kherbach(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022206556
pub.
06/12/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 92/2022 van 30 juni 2022 Rolnummer 7772 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Hasselt.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, Y. Kherbache, T. Detienne, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest van 18 februari 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 maart 2022, heeft het Arbeidshof te Antwerpen, afdeling Hasselt, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met de algemene beginselen inzake de toegang tot de rechter, in zoverre het niet ertoe verplicht dat de kennisgeving van het vonnis van herroeping, op straffe van nietigheid, melding maakt van de rechtsmiddelen, van de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel of die rechtsmiddelen moeten worden ingesteld en van de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om daarvan kennis te nemen ? 2. Bestaat, in voorkomend geval, een met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet strijdig verschil in behandeling tussen enerzijds een rechtzoekende aan wie de griffie kennis geeft van een vonnis en die, met toepassing van artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek, een kennisgeving ontvangt waarin de rechtsmiddelen, de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel of die rechtsmiddelen moeten worden ingesteld en de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om daarvan kennis te nemen, worden vermeld, en/of aan wie met een exploot een vonnis wordt betekend waarin diezelfde vermeldingen zullen moeten opgenomen worden, en anderzijds een rechtzoekende aan wie een vonnis van herroeping ter kennis wordt gebracht, dat geen enkele van die vermeldingen moet bevatten, met toepassing van artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek ? ». Op 30 maart 2022 hebben de rechters-verslaggevers W. Verrijdt en T. Detienne, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 1675/16, § 2, 2° en 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van toepassing voor het verwijzende rechtscollege, bepaalt : « De volgende uitspraken worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht : [...] 2° alle uitspraken die de collectieve schuldenregeling beëindigen of herroepen;3° de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/15 ». Artikel 1675/16, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van toepassing voor het verwijzende rechtscollege, bepaalt : « De uitspraken zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling. [...] De kennisgeving van de uitspraken geldt als betekening ».

Artikel 1051 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « Onder voorbehoud van termijnen die worden voorzien in supranationale en internationale bepalingen, is de termijn om hoger beroep aan te tekenen één maand, te rekenen vanaf de betekening van het vonnis of de kennisgeving ervan overeenkomstig artikel 792, tweede en derde lid. [...] ».

Artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « Binnen vijf dagen te rekenen van de uitspraak van de beslissing geeft de griffier, zowel in burgerlijke als in strafzaken, kennis van een niet ondertekend afschrift van de beslissing aan elke partij of, in voorkomend geval, aan hun advocaten. Die kennisgeving doet de termijn om een rechtsmiddel aan te wenden niet lopen. Zij gebeurt op elektronische wijze aan het professioneel elektronisch adres van de advocaat of, indien het een partij betreft die zonder advocaat is verschenen, aan het gerechtelijk elektronisch adres van die partij, of, bij gebreke daaraan, aan het laatst elektronisch adres dat die partij heeft verstrekt in het kader van de rechtspleging. Indien bij de griffier geen elektronisch adres gekend is, of indien de kennisgeving aan het elektronisch adres kennelijk niet is geslaagd, gebeurt de kennisgeving bij gewone brief.

In afwijking van het vorige lid, voor de zaken opgesomd in artikel 704, § 2, alsook inzake adoptie brengt de griffier binnen de acht dagen bij gerechtsbrief het vonnis ter kennis van de partijen.

Op straffe van nietigheid vermeldt deze kennisgeving de rechtsmiddelen, de termijn binnen welke dit verhaal moet worden ingesteld evenals de benaming en het adres van de rechtsmacht die bevoegd is om er kennis van te nemen. [...] ».

Artikel 43 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « Het exploot van betekening moet door de optredende gerechtsdeurwaarder ondertekend zijn en vermelden : 1° de dag, de maand en het jaar, en de plaats van de betekening;2° de naam, de voornaam, de woonplaats en, in voorkomend geval, het gerechtelijk elektronisch adres of het adres van elektronische woonstkeuze, de hoedanigheid en de inschrijving in de Kruispuntbank van ondernemingen van de persoon op wiens verzoek het exploot wordt betekend;3° de naam, de voornaam, de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, de verblijfplaats en, in voorkomend geval, het gerechtelijk elektronisch adres of adres van elektronische woonstkeuze en de hoedanigheid van de persoon voor wie het exploot bestemd is;4° de naam, voornaam en, bij voorkomend geval, de hoedanigheid van de persoon aan wie afschrift ter hand gesteld is, of in het geval bedoeld in artikel 38, § 1, het achterlaten van het afschrift, of in de gevallen bedoeld in artikel 40, de afgifte van het exploot op de post;5° de naam en de voornaam van de gerechtsdeurwaarder en het adres van zijn kantoor;6° de omstandige opgave van de kosten der akte. De persoon aan wie het afschrift wordt ter hand gesteld, tekent het origineel voor ontvangst. Weigert hij te tekenen, dan maakt de deurwaarder daarvan melding in het exploot ».

B.2. De eerste prejudiciële vraag peilt naar de bestaanbaarheid van artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de algemene beginselen die het recht op toegang tot de rechter waarborgen, in zoverre die bepaling niet ertoe verplicht dat de kennisgeving van het vonnis tot herroeping, op straffe van nietigheid, melding maakt van de rechtsmiddelen, van de termijn waarbinnen zij moeten worden ingesteld en van de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om daarvan kennis te nemen.

De tweede prejudiciële vraag peilt naar de bestaanbaarheid van artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in behandeling in het leven zou roepen « tussen enerzijds een rechtzoekende aan wie de griffie kennis geeft van een vonnis en die, met toepassing van artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek, een kennisgeving ontvangt waarin de rechtsmiddelen, de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel of die rechtsmiddelen moeten worden ingesteld en de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om daarvan kennis te nemen, worden vermeld, en/of aan wie met een exploot een vonnis wordt betekend waarin diezelfde vermeldingen zullen moeten opgenomen worden, en anderzijds een rechtzoekende aan wie een vonnis van herroeping ter kennis wordt gebracht, dat geen enkele van die vermeldingen moet bevatten, met toepassing van artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek ».

Gelet op de onderlinge samenhang ervan onderzoekt het Hof beide vragen samen.

B.3. Bij zijn arrest nr. 40/2007 van 15 maart 2007 heeft het Hof geoordeeld dat de wetgever voor de kennisgeving op grond van artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek niet diende te voorzien in de verplichte vermeldingen bedoeld in artikel 792, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Het Hof wees erop dat de wetgever de kennisgeving bij gerechtsbrief van de beslissingen inzake collectieve schuldenregeling, wat de gevolgen ervan betreft, wenste gelijk te stellen met een betekening, en niet met een kennisgeving bij gerechtsbrief, waarvoor artikel 792 van het Gerechtelijk Wetboek wel in verplichte vermeldingen voorziet (B.7.3).

B.4. Bij zijn arrest nr. 23/2022 van 10 februari 2022 heeft het Hof evenwel het volgende geoordeeld : « B.8. Hoewel de wetgever, zoals het Hof heeft geoordeeld bij zijn arresten nrs. 142/2002 (B.5 en B.6), 40/2007 (B.6.2) en 16/2008 (B.9), zonder discriminatie, in de bijzondere aangelegenheden bedoeld in artikel 792, tweede en derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vermocht te voorzien in specifieke regels ten aanzien van de vermeldingen die in de kennisgeving worden geëist, dient hier te worden nagegaan of de ontstentenis van vermeldingen met betrekking tot de rechtsmiddelen, in de gemeenrechtelijke wijze van mededeling die de betekening vormt, de toegang tot de rechter van de betrokken rechtzoekenden niet op discriminerende wijze kan belemmeren.

B.9.1. Teneinde de daadwerkelijke uitoefening van de rechtsmiddelen binnen de termijn die ingaat vanaf de betekening te kunnen waarborgen, dienen in beginsel aan de adressaat van de betekening afdoende waarborgen te worden geboden om op korte termijn en zonder buitengewone inspanningen te kunnen kennisnemen van de stukken die hem worden toegezonden, maar ook van de nadere regels van beroep tegen het vonnis dat hem is meegedeeld.

B.9.2. Het recht om beroep in te stellen, mag weliswaar worden omgeven met procedurele vereisten bij het aanwenden van rechtsmiddelen, maar die vereisten mogen het de rechtzoekenden niet onmogelijk maken de beschikbare rechtsmiddelen aan te wenden (EHRM, 28 oktober 1998, Pérez e Rada Cavanilles t. Spanje, § § 44-45; 24 mei 2007, Da Luz Domingues Ferreira t. België, § 57; 1 maart 2011, Faniel t. België, § 26). De regels met betrekking tot het naleven van termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden, beogen een behoorlijke rechtsbedeling en inzonderheid ook de rechtszekerheid te waarborgen (EHRM, 28 oktober 1998, Pérez de Rada Cavanilles t. Spanje, § 45).

Teneinde het recht op toegang tot de rechter te waarborgen, is het niet alleen van belang dat de regels met betrekking tot de mogelijkheden inzake de rechtsmiddelen en de termijnen duidelijk worden gesteld, maar ook dat zij zo expliciet mogelijk aan de rechtzoekenden ter kennis worden gebracht zodat dezen gebruik ervan kunnen maken overeenkomstig de wet. Dat geldt inzonderheid voor een persoon die bij verstek wordt veroordeeld, die bij de betekening van dat vonnis onmiddellijk op een betrouwbare en officiële manier moet worden geïnformeerd over de beschikbare rechtsmiddelen, de termijnen om die aan te wenden en de te respecteren vormvereisten (EHRM, 24 mei 2007, Da Luz Domingues Ferreira t. België, § § 58-59; 29 juni 2010, Hakimi t. België, § § 35-36; 1 maart 2011, Faniel t. België, § 30); hetzelfde geldt voor een rechtzoekende die niet wordt vertegenwoordigd door een advocaat en betrokken is bij een burgerlijke procedure (EHRM, 31 januari 2012, Assunçao Chaves, § 81) en ' op duidelijke, betrouwbare en officiële wijze moet worden geïnformeerd over de rechtsmiddelen en de vormen en termijnen van beroep ' ( § 87). Hoewel zij op bijzondere wijze van toepassing zijn op de voormelde situaties, gelden die wezenlijke vereisten inzake het recht op toegang tot de rechter, dat een aspect van het recht op een eerlijk proces vormt, op algemene wijze ten aanzien van iedere rechtzoekende, die moet weten welk gevolg kan worden gegeven aan een vonnis, zodat die vereisten van toepassing zijn op de betekening van een vonnis, die [...] de algemene regel in het gerechtelijke privaatrecht vormt voor de mededeling van de vonnissen.

De vermelding van het bestaan van rechtsmiddelen in de betekening van een jurisdictionele beslissing is een essentieel element van het algemeen beginsel van behoorlijke rechtsbedeling en van het recht op toegang tot de rechter. Het recht op een eerlijk proces vereist immers niet alleen dat de mogelijkheden en termijnen om rechtsmiddelen aan te wenden, duidelijk worden gesteld, maar ook dat zij zo expliciet mogelijk aan de rechtzoekende ter kennis worden gebracht. Dat is precies het doel zelf van een betekening, namelijk de rechtzoekende inlichten. [...] B.10. In zoverre het niet erin voorziet dat, bij de betekening van een vonnis, de rechtsmiddelen, de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel of die rechtsmiddelen moeten worden aangewend, alsook de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om daarvan kennis te nemen, moeten worden vermeld, is artikel 43 van het Gerechtelijk Wetboek niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de algemene beginselen die het recht op toegang tot de rechter waarborgen.

B.11. Teneinde de rechtszekerheid te vrijwaren ten aanzien van de gevolgen van de betekeningen die niet zouden voldoen aan die wezenlijke waarborgen en teneinde de wetgever de nodige tijd te laten om de nadere regels inzake die informatie te bepalen, dienen de gevolgen van de ongrondwettig verklaarde bepaling te worden gehandhaafd in de in het dictum aangegeven mate ».

B.5. Aangezien de kennisgeving bij gerechtsbrief van de beslissingen inzake collectieve schuldenregeling moet worden gelijkgesteld met de betekening van een vonnis, is de in het geding zijn bepaling om dezelfde redenen niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij niet vereist dat de kennisgeving van het vonnis tot herroeping, op straffe van nietigheid, melding maakt van de rechtsmiddelen, van de termijn waarbinnen zij moeten worden ingesteld en van de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om daarvan kennis te nemen.

B.6. Teneinde de rechtszekerheid te vrijwaren ten aanzien van de gevolgen van de kennisgevingen die niet zouden voldoen aan die wezenlijke waarborgen en teneinde de wetgever de nodige tijd te laten om de nadere regels inzake die informatie te bepalen, dienen de gevolgen van de ongrondwettig verklaarde bepaling te worden gehandhaafd in de in het dictum aangegeven mate.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - In zoverre het niet erin voorziet dat, bij de kennisgeving van een vonnis tot herroeping van een collectieve schuldenregeling, de rechtsmiddelen, de termijn waarbinnen zij moeten worden aangewend, alsook de benaming en het adres van het rechtscollege dat bevoegd is om ervan kennis te nemen, moeten worden vermeld, schendt artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. - De gevolgen van de kennisgevingen van vonnissen tot herroeping van een collectieve schuldenregeling die overeenkomstig artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek zijn of zullen worden gedaan, worden gehandhaafd tot de aanneming, door de wetgever, van een bepaling die verzekert dat, bij de kennisgeving van een dergelijk vonnis, de voormelde vermeldingen ter kennis worden gebracht van de rechtzoekende, en uiterlijk tot en met 31 december 2022.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 30 juni 2022.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen

^