gepubliceerd op 15 september 2022
Uittreksel uit arrest nr. 38/2022 van 10 maart 2022 Rolnummer 7697 In zake : de vordering tot schorsing van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 oktober 2021 « betreffende de uitbreiding van het COVID Safe Tic Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 38/2022 van 10 maart 2022 Rolnummer 7697 In zake : de vordering tot schorsing van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 oktober 2021 « betreffende de uitbreiding van het COVID Safe Ticket in geval van noodzakelijkheid voortvloeiend uit een specifieke epidemiologische situatie », ingesteld door Paolo Criscenzo.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters J.-P. Moerman, R. Leysen, Y. Kherbache, T. Detienne en E. Bribosia, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 9 december 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 december 2021, heeft Paolo Criscenzo, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. R. Bokoro N'Saku, advocaat bij de balie te Brussel, een vordering tot schorsing ingesteld van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 oktober 2021 « betreffende de uitbreiding van het COVID Safe Ticket in geval van noodzakelijkheid voortvloeiend uit een specifieke epidemiologische situatie » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 oktober 2021).
Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde ordonnantie. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan B.1.1. De verzoekende partij vordert de schorsing van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 oktober 2021 « betreffende de uitbreiding van het COVID Safe Ticket in geval van noodzakelijkheid voortvloeiend uit een specifieke epidemiologische situatie ».
B.1.2. Die ordonnantie beoogt de tenuitvoerlegging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie « betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (hierna : het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021), zoals gewijzigd bij het uitvoerend samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie « betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (hierna : het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten).
B.1.3. De bestreden ordonnantie vormt de juridische grondslag vast voor de verwerking van persoonsgegevens die nodig is voor het opmaken van het COVID Safe Ticket (hierna : het CST) en maakt het gebruik ervan mogelijk op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad teneinde toegang te kunnen hebben tot bepaalde evenementen en voorzieningen.
B.1.4. De bestreden ordonnantie is in werking getreden op 15 oktober 2021, onverminderd de maatregelen die door de federale overheid zijn opgelegd met toepassing van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021.
Luidens artikel 10 ervan wordt het gebruik van het CST op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad beëindigd uiterlijk op 14 januari 2022, behoudens verlenging ingevoerd overeenkomstig en met toepassing van artikel 6. Die verlenging is gebeurd bij de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 januari 2022 « tot verlenging van het temporele toepassingsgebied van de ordonnantie van 14 oktober 2021 betreffende de uitbreiding van het COVID Safe Ticket in geval van noodzakelijkheid voortvloeiend uit een specifieke epidemiologische situatie » en loopt krachtens die ordonnantie tot 14 april 2022. De bestreden ordonnantie bepaalt dat het gebruik van het CST in elk geval wordt beëindigd op 1 juli 2022.
B.2.1. Het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 dat ten uitvoer wordt gelegd door de bestreden ordonnantie, vormt, luidens artikel 2, § 1, van dat akkoord, de rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens die nodig zijn voor de opmaak en afgifte van het digitaal EU-COVID-certificaat en voor het genereren van het COVID Safe Ticket (hierna : het CST) op basis van het digitaal EU-COVID-certificaat.
Volgens de algemene toelichting van dat samenwerkingsakkoord gaat dat laatste uit van de noodzaak om « de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken », maar tevens om « rekening [te houden] met de heropstart van de activiteiten van de burgers zoals deze werden uitgeoefend voor de COVID-19-pandemie » (B.S., 23 juli 2021, 3de editie, p. 76170).
B.2.2. Het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 definieert het digitaal EU-COVID-certificaat als « een interoperabel certificaat op een papieren drager of een digitale drager met informatie over de vaccinatie-, test- en/of herstelstatus van de houder, afgegeven in de context van de COVID-19-pandemie » (artikel 1, § 2, 2°). Krachtens artikel 3, § 1, van dat samenwerkingsakkoord maakt het digitaal EU-COVID-certificaat de afgifte, de grensoverschrijdende verificatie en aanvaarding mogelijk van het vaccinatiecertificaat, het testcertificaat en het herstelcertificaat.
B.2.3. Het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 definieert het CST als het resultaat van de lezing van het digitaal EU-COVID-certificaat middels de COVIDScan-applicatie teneinde de toegang tot bepaalde plaatsen of bepaalde evenementen in de context van de coronavirus-COVID-19-pandemie te regelen (artikel 1, § 1, 4°).
B.2.4. In de oorspronkelijke versie ervan stond het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 het gebruik van het CST toe om de toegang te regelen tot een proef- en pilootproject, enerzijds, en massa-evenementen, anderzijds (artikel 1, § 1, 4°, 11° en 12°), en dit tot 30 september 2021 (artikel 33, § 1, 3°).
B.3. Het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten corrigeert sommige materiële vergissingen in het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, breidt het materiële toepassingsgebied uit van de artikelen die het juridische kader van het CST definiëren en verlengt de mogelijkheid om het CST te gebruiken tot na 30 september 2021. Het bepaalt dat, naast de proef- en pilootprojecten, alsook de massa-evenementen, het CST kan worden gebruikt om de toegang toe te staan tot de horecavoorzieningen, de sport- en fitnesscentra, de handelsbeurzen en congressen, de voorzieningen die behoren tot de culturele, feest- en recreatieve sector, de voorzieningen voor residentiële opvang van kwetsbare personen en, ten slotte, de dancings en discotheken.
In de algemene toelichting van het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten wordt vermeld : « In het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 werd het gebruik van het COVID Safe Ticket ingevoerd voor massa-evenementen en proef- en pilootprojecten en werd tevens bepaald dat deze maatregel maar van toepassing was tot en met 30 september 2021. Gezien enerzijds de epidemiologische situatie in België nog altijd precair blijft en de besmettingen met het coronavirus COVID-19 in sommige delen van het land opnieuw in stijgende lijn zijn en gezien anderzijds het feit dat een heropflakkering van het virus nooit uit te sluiten valt, kan het COVID Safe Ticket op dat ogenblik een nuttig instrument zijn om te vermijden dat een hele reeks activiteiten opnieuw moet worden beperkt of sectoren dienen te worden gesloten. Inderdaad, het COVID Safe Ticket is een belangrijk instrument gebleken en is dat nog altijd voor de economische en sociale heropstart van de maatschappij. Het alternatief dat onze maatschappij weer zou dienen af te glijden in een nieuwe lockdown dient zoveel als mogelijk te worden vermeden. Het gebruik van het COVID Safe Ticket heeft dan ook als doel om uit de crisis te raken en sluitingen zoveel als mogelijk te vermijden. Daarom wordt het noodzakelijk geacht om voor een periode langer dan 30 september 2021 het gebruik van het COVID Safe Ticket toe te staan ».
B.4. Overeenkomstig en met toepassing van de artikelen 13bis en 13ter van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 machtigt de bestreden ordonnantie het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschaps- commissie ertoe het gebruik van het COVID Safe Ticket op te leggen of toe te staan op het grondgebied van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Krachtens artikel 5, § 1, van de bestreden ordonnantie kan het gebruik van het CST pas worden opgelegd nadat het Verenigd College heeft vastgesteld dat de epidemiologische situatie op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad dat vereist.
Ten aanzien van de voorwaarden voor de schorsing B.5. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.
Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.
Ten aanzien van het risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel B.6. De schorsing van een wetsbepaling door het Hof moet het mogelijk maken te vermijden dat, voor de verzoekende partijen, een ernstig nadeel voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing van die norm, nadeel dat niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een vernietiging van die norm.
Uit artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof blijkt dat, om te voldoen aan de tweede voorwaarde van artikel 20, 1°, van die wet, de personen die een vordering tot schorsing instellen, in hun verzoekschrift concrete en precieze feiten moeten uiteenzetten waaruit voldoende blijkt dat de onmiddellijke toepassing van de bepalingen waarvan zij de vernietiging vorderen, hun een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.
Die personen moeten met name het bestaan van het risico van een nadeel, de ernst ervan en het verband tussen dat risico en de toepassing van de bestreden bepalingen aantonen.
B.7.1. De verzoekende partij voert aan dat de bestreden ordonnantie ernstige aantastingen van haar fundamentele rechten in het kader van de pandemie van het coronavirus toelaat. Zij doet met name gelden dat de bestreden ordonnantie haar bewegingsvrijheid beperkt, in zoverre die het mogelijk maakt de toegang tot bepaalde essentiële plaatsen afhankelijk te maken van het voorleggen van het CST. Bij wijze van voorbeeld verwijst de verzoekende partij naar een sportzaal die zij zeer regelmatig bezoekt, of nog, de horeca- en cultuurvoorzieningen.
B.7.2. Weliswaar kan de invoering van de verplichting om het CST voor te leggen personen die er niet over beschikken tijdelijk de toegang ontzeggen tot bepaalde activiteiten die zij als aangenaam, aangewezen of nuttig ervaren. De door de verzoekende partij aangevoerde nadelen hebben evenwel niet een dergelijke impact dat ze als ernstige nadelen kunnen worden beschouwd.
B.8.1. Vervolgens is de verzoekende partij, als persoon die ervoor heeft gekozen zich niet te laten vaccineren en die niet beschikt over een herstelcertificaat, van mening dat de bestreden ordonnantie haar ertoe verplicht regelmatig een PCR-test of antigeentest te ondergaan en dat de kostprijs van die herhaaldelijke tests aanzienlijke financiële kosten met zich meebrengt.
B.8.2. Het loutere risico een financieel verlies te lijden, vormt in beginsel geen risico van een moeilijk te herstellen ernstig nadeel.
B.9.1. Ten slotte voert de verzoekende partij aan dat de bestreden ordonnantie een risico met zich meebrengt voor de veiligheid van haar persoonsgegevens die op basis van die ordonnantie worden verwerkt, daar elke voorlegging van het CST om toegang te hebben tot de door de bestreden ordonnantie beoogde plaatsen leidt tot een verwerking van persoonsgegevens, in voorkomend geval door verschillende personen.
B.9.2. De in het CST opgenomen persoonsgegevens zijn beperkt tot de identiteitsgegevens van de houder, namelijk de naam en voornaam, en de geldigheidsduur van het CST. De verzoekende partij voert geen precieze en concrete gegevens aan waaruit zou blijken dat, gedurende de tijd die nodig is opdat het Hof zich uitspreekt over de grond van de zaak, haar persoonsgegevens mogelijk zouden worden gelekt of zouden worden misbruikt. Het aangevoerde nadeel is enkel hypothetisch en kan geen schorsing van de bestreden bepalingen verantwoorden.
B.10. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de verzoekende partij niet aantoont dat de onmiddellijke toepassing van de bestreden bepalingen haar een moeilijk te herstellen ernstig nadeel berokkent.
Daar een van de bij artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereiste voorwaarden niet is vervuld, kan de vordering tot schorsing niet worden ingewilligd.
Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 10 maart 2022.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, P. Nihoul