Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 16 juni 2022

uittreksel uit arrest nr. 159/2021 van 18 november 2021 Rolnummer 7252 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 187, § 6, 1°, van het Wetboek van strafvordering, in samenhang gelezen met artikel 187, § 9, van hetzelfde We Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022200954
pub.
16/06/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


uittreksel uit arrest nr. 159/2021 van 18 november 2021 Rolnummer 7252 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 187, § 6, 1°, van het Wetboek van strafvordering, in samenhang gelezen met artikel 187, § 9, van hetzelfde Wetboek, gesteld door de Franstalige strafuitvoeringsrechtbank te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 11 september 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 september 2019, heeft de Franstalige strafuitvoeringsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 187, § 6, 1°, in samenhang gelezen met artikel 187, § 9, van het Wetboek van strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de veroordeelde persoon, ten aanzien van wie de maatregel van invrijheidstelling bij verstek is herroepen en wiens verzet als ongedaan werd beschouwd, elke mogelijkheid verliest om zijn verweermiddelen te doen gelden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De voorwaardelijke invrijheidstelling is een wijze van uitvoering van de vrijheidsstraf waardoor de veroordeelde zijn straf ondergaat buiten de gevangenis, mits de voorwaarden worden nageleefd die hem gedurende een bepaalde proeftijd worden opgelegd (artikel 24 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten « betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten », hierna : de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten).

B.2.1. Artikel 68 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten, onder meer gewijzigd bij artikel 68 van de wet van 27 december 2006 « houdende diverse bepalingen (II) » en bij artikel 169, 1°, van de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten « tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie » (hierna : de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten), bepaalt : « § 1. Het openbaar ministerie kan, met het oog op een herroeping [...] van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit, de zaak aanhangig maken bij de [...] strafuitvoeringsrechtbank. De behandeling van de zaak vindt plaats op de eerste nuttige zitting van de [...] strafuitvoeringsrechtbank. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk vijftien dagen na de aanhangigmaking van de zaak door het openbaar ministerie bij de [...] strafuitvoeringsrechtbank.

De veroordeelde wordt ten minste tien dagen voor de datum van de behandeling van het dossier per ter post aangetekende brief opgeroepen.

De zitting vindt plaats met gesloten deuren. § 2. [...] § 3. De [...] strafuitvoeringsrechtbank hoort de veroordeelde en zijn raadsman alsook het openbaar ministerie. [...] § 4. Binnen zeven dagen nadat de zaak in beraad is genomen, beslist de [...] strafuitvoeringsrechtbank over de herroeping [...]. § 5. [...] Ingeval het een vonnis betreft tot herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling [...], bepaalt de [...] strafuitvoeringsrechtbank het gedeelte van de vrijheidsstraf dat de veroordeelde nog moet ondergaan rekening houdend met de periode van de proeftijd die goed is verlopen en met de inspanning die de veroordeelde heeft geleverd om de voorwaarden te respecteren die hem waren opgelegd. [...] § 6. Het vonnis wordt binnen vierentwintig uur bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de veroordeelde en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur. [...] ».

B.2.2. Luidens artikel 96 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten kunnen de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank met betrekking tot de herroeping van een voorwaardelijke invrijheidstelling enkel worden betwist middels een cassatieberoep.

Bij zijn arrest nr. 37/2009 van 4 maart 2009 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 96 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het de veroordeelde wiens voorwaardelijke invrijheidstelling werd herroepen door de strafuitvoeringsrechtbank, niet toestaat verzet aan te tekenen tegen dat vonnis wanneer hij niet is verschenen voor dat rechtscollege, dat dus uitspraak heeft gedaan bij verstek.

Uit dat arrest volgt dat artikel 96 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten in die zin moet worden uitgelegd dat het geen verbod inhoudt op verzet tegen een dergelijk vonnis (Cass., 23 september 2009, P.09.1359.F; Cass., 15 juni 2010, P.10.0898.N).

Aangezien de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten niet de modaliteiten regelt om in verzet te komen tegen een beslissing waarbij de strafuitvoeringsrechtbank een voorwaardelijke invrijheidstelling herroept, dienen op dat beroep de modaliteiten te worden toegepast die zijn bedoeld in artikel 187 van het Wetboek van strafvordering (Cass., 26 januari 2011, P.11.0035.F) en, in het bijzonder, in paragraaf 6 van die bepaling (Cass., 14 december 2016, P.16.1155.F; Cass., 27 juni 2018, P.18.0607.F; Cass., 11 maart 2020, P.20.0211.F).

B.2.3. Uit artikel 68 van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten blijkt dat, wanneer het openbaar ministerie de strafuitvoeringsrechtbank verzoekt om de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde te herroepen, die laatste wordt uitgenodigd om voor dat rechtscollege te verschijnen teneinde zich tegen die vordering te verdedigen.

Indien de veroordeelde zich, wegens zijn afwezigheid, niet heeft verdedigd op de zitting van die rechtbank en indien dat rechtscollege de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft ingewilligd, kan hij tegen die beslissing nog verzet aantekenen overeenkomstig artikel 187 van het Wetboek van strafvordering teneinde zijn verweermiddelen voor die rechtbank uiteen te zetten.

B.3. Artikel 187 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij artikel 83 van de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009064 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten, bepaalt : « § 1. De bij verstek veroordeelde kan tegen het vonnis in verzet komen binnen een termijn van vijftien dagen na de dag waarop het is betekend. [...] § 4. Ten gevolge van het verzet wordt de veroordeling voor niet bestaande gehouden, behoudens in de gevallen bedoeld in paragrafen 5 tot 7. § 5. Het verzet wordt inzonderheid onontvankelijk verklaard : 1° behoudens overmacht, indien het niet overeenkomstig de wettelijke vormen en termijnen is betekend; [...] § 6. Het verzet wordt als ongedaan beschouwd : 1° indien de eiser in verzet, wanneer hij persoonlijk of in de persoon van een advocaat verschijnt en vaststaat dat hij kennis heeft gehad van de dagvaarding in de procedure waarin hij verstek heeft laten gaan, geen gewag maakt van overmacht of van een wettige reden van verschoning ter rechtvaardiging van zijn verstek bij de bestreden rechtspleging, waarbij het erkennen van de aangevoerde overmacht of reden overgelaten wordt aan het soevereine oordeel van de rechter;2° indien de eiser in verzet nogmaals verstek laat gaan bij zijn verzet, en dat in alle gevallen, ongeacht de redenen voor de opeenvolgende verstekken en zelfs indien het verzet reeds ontvankelijk werd verklaard. [...] § 9. Tegen de beslissing die op verzet is gewezen staat hoger beroep open of, indien zij gewezen is in hoger beroep, cassatieberoep.

Hoger beroep tegen de beslissing die het verzet als ongedaan beschouwt, houdt in dat de grond van de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de rechter in hoger beroep, ook al is er geen hoger beroep ingesteld tegen het bij verstek gewezen vonnis. [...] ».

B.4. De definitie van het begrip « ongedaan verzet » waarvan sprake is in artikel 187, § 6, van het Wetboek van strafvordering, strekt ertoe « de misbruiken van de verzetprocedure tegen te gaan » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1418/001, p. 78).

In artikel 187, § 6, van het Wetboek van strafvordering worden « cumulatieve geldigheidsvoorwaarden inzake verzet » vermeld en wordt aangegeven dat het verzet dat niet aan die voorwaarden voldoet, als « ongedaan » moet worden beschouwd (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1418/001, p. 77). Een van die geldigheidsvoorwaarden inzake verzet bestaat erin dat de eiser in verzet « persoonlijk of in de persoon van een advocaat [moet] verschijnen, in de verzetprocedure » (ibid., p. 77). De eiser in verzet moet aanwezig zijn op alle zittingen van die procedure (ibid., p. 80), met dien verstande dat hij, indien een geval van overmacht hem verhindert aanwezig te zijn op de zitting waarna de zaak in beraad wordt genomen, tot de uitspraak van de beslissing over het verzet kan verzoeken om de debatten te heropenen door de reden voor zijn afwezigheid uiteen te zetten (ibid., p. 81).

B.5. Uit de verwijzingsbeslissing en uit het dossier van de verzetsprocedure dat aan het Hof is overgezonden, blijkt dat de in het geding zijnde eiser in verzet naar behoren werd opgeroepen voor de terechtzitting die op 5 september 2019 door de strafuitvoeringsrechtbank te Brussel is gehouden, maar dat hij er noch persoonlijk, noch in de persoon van een advocaat is verschenen.

Noch uit de verwijzingsbeslissing, die op 11 september 2019 is uitgesproken, noch uit de stukken van het dossier dat aan het Hof is overgezonden, blijkt dat de eiser in verzet zich vóór of na de terechtzitting van 5 september 2019, middels een verzoekschrift tot heropening van de debatten of op een andere wijze, zou hebben aangemeld bij de rechtbank om zijn afwezigheid op die terechtzitting door overmacht te verantwoorden.

Het verzet dat aan de oorsprong van de verwijzingsbeslissing ligt, moet dus, ongeacht het antwoord dat het Hof op de prejudiciële vraag zou kunnen geven, als ongedaan worden beschouwd, met toepassing van artikel 187, § 6, 2°, van het Wetboek van strafvordering.

Het antwoord op de prejudiciële vraag is bijgevolg klaarblijkelijk niet nuttig voor de oplossing van het geschil.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 18 november 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, P. Nihoul

^