Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 juli 2022

Uittreksel uit arrest nr. 129/2021 van 7 oktober 2021 Rolnummer 7171 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 7, § 13, tweede, derde en vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944 « betreffende de maatschappelijke zekerheid Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022200050
pub.
12/07/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 129/2021 van 7 oktober 2021 Rolnummer 7171 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 7, § 13, tweede, derde en vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders », gesteld door het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, J. Moerman, Y. Kherbache en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest van 26 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 mei 2019, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Doet artikel 7, § 13, tweede, derde en vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, in die zin geïnterpreteerd dat het de RVA niet de verplichting oplegt om de beslissing waarbij de genoemde Dienst aan een werkloze kennisgeeft van zijn beslissing om over te gaan tot de terugvordering van de uitkeringen die hij onterecht heeft ontvangen, bij een ter post aangetekende brief te verzenden, niet een met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet strijdig verschil in behandeling ontstaan in zoverre die interpretatie, zonder verband van evenredigheid met de bij die bepaling nagestreefde doelstelling, ertoe leidt ten aanzien van de wijze van stuiting van de verjaring sociaal verzekerden verschillend te behandelen die zich in een identieke situatie bevinden in zoverre de terugbetaling van sommen die zij onterecht hebben ontvangen, door een socialezekerheidsinstelling van hen wordt gevorderd, namelijk : - enerzijds, de sociaal verzekerde van wie de terugbetaling wordt gevorderd van een niet-verschuldigd bedrag inzake gezondheidszorg of vergoedingen, inzake prestaties op het vlak van pensioenen of van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of van vergoedingen gestort ingevolge een arbeidsongeval of een beroepsziekte, of nog inzake kinderbijslag, en die, in een dergelijk geval, het voorwerp moet uitmaken van een beslissing tot terugvordering waarbij de wetsbepalingen van elk van die regelingen erin voorzien dat daarvan bij aangetekende brief kennis dient te worden gegeven opdat de betrokken socialezekerheidsinstelling het voordeel van de verjaringsstuitende werking geniet; - anderzijds, de sociaal verzekerde die schuldenaar is van onterecht ontvangen werkloosheidsuitkeringen en van wie, in die interpretatie, de terugbetaling ervan zou kunnen worden gevorderd bij een gewoon schrijven, dat geacht wordt dezelfde verjaringsstuitende werking te hebben als de aangetekende brief die in de andere sectoren van de sociale zekerheid wordt vereist ? Is artikel 7, § 13, tweede, derde en vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, in die zin geïnterpreteerd dat het de stuiting van de verjaring afhankelijk maakt van de kennisgeving bij aangetekende brief, door de RVA aan de werkloze, van de beslissing tot uitsluiting en tot terugvordering van de uitkeringen die hij onterecht heeft ontvangen, in overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet het verschil in behandeling veroorzaakt dat het gevolg is van de niet-inachtneming van die formaliteit ten opzichte van de sociaal verzekerden die schuldenaars zijn van sociale uitkeringen die in de andere, hiervoor vermelde socialezekerheidsregelingen zijn ontvangen zonder recht erop te hebben ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 7, § 13, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders » (hierna : de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), zoals gewijzigd bij artikel 112 van de programmawet van 30 december 1988, bepaalt : « De rechtsvorderingen tot uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen verjaren na drie jaar. Deze termijn gaat in de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op dat waarop de uitkeringen betrekking hebben.

Het recht van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening om de terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen te bevelen, alsmede de rechtsvorderingen van de uitbetalingsinstellingen tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen verjaren na drie jaar. Die termijn wordt op vijf jaar gebracht wanneer de onverschuldigde betaling het gevolg is van arglist of bedrog van de werkloze.

De verjaringstermijnen bepaald in het tweede lid gaan in de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op dat waarin de uitbetaling gedaan werd. Wanneer de uitbetaalde werkloosheidsuitkeringen onverschuldigd worden omwille van de toekenning of de vermeerdering van een voordeel dat, geheel of gedeeltelijk, niet samen kan genoten worden met de werkloosheidsuitkeringen, gaat de verjaringstermijn in de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op datgene waarin dat voordeel of die vermeerdering werd betaald.

Onverminderd de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek kunnen deze verjaringstermijnen gestuit worden door een ter post aangetekende brief. De daden die de verjaring stuiten blijven geldig ook indien ze gericht zijn aan een onbevoegde instelling of bestuur op voorwaarde dat die instelling of dat bestuur belast is met de toekenning of de betaling van werkloosheidsuitkeringen. [...] ».

B.2.1. Die bepaling vindt haar oorsprong in een voorontwerp van wet « tot wijziging van artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en tot intrekking van de wet van 11 maart 1977 tot invoering van een verjaringstermijn voor schulden jegens de uitbetalingsinstellingen voor werkloosheidsuitkeringen », dat uiteindelijk niet is neergelegd bij het Parlement, maar het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State.

B.2.2. De afdeling wetgeving van de Raad van State had opgemerkt : « De eerste volzin van het tweede lid van de ontworpen paragraaf 13 bepaalt dat ' de rechtsvorderingen en de administratieve beslissingen tot terugvordering van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen verjaren na drie jaar '.

Er is in die bepaling niet alleen sprake van rechtsvorderingen, maar ook van administratieve beslissingen, omdat, naargelang van het geval, de terugvordering wordt bevolen ofwel door de gewestelijke inspecteur van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, ofwel door de bevoegde rechtsmacht ingevolge een door de betalingsinstelling ingestelde rechtsvordering (zie artikelen 211 en 216 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid).

De verjaring is echter een termijn na verloop waarvan een bepaald recht hetzij verkregen wordt, hetzij verloren gaat, zodat er bezwaarlijk kan worden gesproken van de verjaring van een administratieve beslissing. Wat blijkbaar wordt bedoeld, is het bepalen van een termijn gedurende welke de beslissing kan worden genomen.

Er wordt dan ook in overweging gegeven de eerste volzin van het tweede lid van de ontworpen paragraaf 13 als volgt te stellen : ' Het recht van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening om de terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen te bevelen, alsmede de rechtsvorderingen van de uitbetalingsinstellingen tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen verjaren na drie jaar ' » (RvSt, advies nr. 18.232/1/V van 3 september 1987).

B.3.1. De door de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgestelde formulering is overgenomen in het ontwerp van wet dat heeft geleid tot de programmawet van 30 december 1988 (Parl. St., Kamer, 1988-1989, nr. 609/1, pp. 203-204).

B.3.2. De parlementaire voorbereiding vermeldt : « Dit artikel stelt een termijn van drie jaar vast voor de verjaring van de rechtsvorderingen tot betaling van de werkloosheidsuitkeringen, ter vervanging van de huidige termijn van vijf jaar in het gemeen recht en conformeert zich aldus aan de praktijk die in de andere sectoren van de sociale zekerheid van kracht is (eerste lid).

Een termijn van dezelfde duur wordt ten behoeve van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening vastgesteld om de terugbetaling van de onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen te bevelen evenals ten behoeve van de uitbetalingsinstellingen om hun vorderingen tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen in te stellen; deze termijn wordt evenwel op vijf jaar gebracht in geval van arglist of bedrog van de werkloze (tweede lid). Deze bepalingen zijn analoog aan de bepalingen van de wet van 11 maart 1977.

Dienaangaande dient eraan herinnerd dat in artikel 210 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid wordt bepaald dat, wanneer vaststaat dat de werkloze te goeder trouw werkloosheidsuitkeringen, waarop hij geen recht had, ontvangen heeft, de terugvordering beperkt wordt tot de laatste honderdvijftig dagen van de onverschuldigde betaling.

De administratieve beslissingen waarvan sprake, hebben hetzelfde gevolg als het optreden in rechte, want doordat de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, die in hoedanigheid van administratie over het ' privilège du préalable ' beschikt, deze beslissingen neemt, bezorgt hij zichzelf een uitvoerbare titel. Uiteraard beschikt de werkloze daartegen over een beroep : tegen de administratieve beslissing die de uitsluiting van het recht op uitkeringen inhoudt en die de terugvordering beveelt van de bedragen die eventueel gedurende de uitsluitingsperiode ontvangen werden, beschikt hij over een beroep wat het recht op werkloosheidsuitkeringen zelf betreft en wat het principe van de terugvordering betreft; tegen de daaropvolgende beslissing die het juiste bedrag betekent van de bedragen die moeten worden terugbetaald, beschikt hij over een beroep wat het bedrag ervan betreft.

Gelet op de duur van de in aanmerking genomen termijnen, wordt er met de voorgelegde tekst eveneens naar gestreefd de stuiting van de verjaring te vergemakkelijken. Naast de gewone methoden, namelijk de dagvaarding, het bevelschrift door de gerechtsdeurwaarder en elke vorm van beslag, wordt er voorzien in een vereenvoudigde manier, zijnde de aangetekende brief. Van deze methode zullen zowel de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en de uitbetalingsinstelling als de werkloze eenmaal of verscheidene malen gebruik kunnen maken (vierde lid) » (ibid., pp. 55-56).

B.4. De eerste prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 7, § 13, tweede, derde en vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zo geïnterpreteerd dat van een sociaal verzekerde die ten onrechte ontvangen werkloosheidsuitkeringen verschuldigd is, bij beslissing die bij gewone brief ter kennis wordt gebracht, kan worden gevorderd die terug te betalen, waarbij die kennisgeving dezelfde verjaringsstuitende werking heeft als een aangetekende brief, terwijl, in de andere takken van de sociale zekerheid de kennisgeving moet gebeuren bij aangetekende brief opdat de verjaring kan worden gestuit.

De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 7, § 13, tweede, derde en vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zo geïnterpreteerd dat van een sociaal verzekerde die ten onrechte ontvangen werkloosheidsuitkeringen verschuldigd is, bij beslissing waarvan is kennisgegeven bij aangetekende brief opdat de bevrijdende verjaring zou worden gestuit, zou moeten worden gevorderd die terug te betalen, zoals in de andere takken van de sociale zekerheid het geval zou zijn.

B.5. Artikel 7, § 13, tweede lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten machtigt de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (hierna : de RVA) ertoe de beslissing waarbij de terugvordering wordt bevolen van de ten onrechte ontvangen uitkeringen, te nemen binnen een termijn van drie jaar die ingaat de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op dat waarop de uitkeringen betrekking hebben. Die termijn wordt op vijf jaar gebracht in geval van arglist of bedrog van de werkloze.

Overeenkomstig artikel 7, § 13, vierde lid, van dezelfde besluitwet kunnen de voormelde verjaringstermijnen van drie of vijf jaar worden gestuit bij ofwel een ter post aangetekende brief, ofwel één van de in het oud Burgerlijk Wetboek opgesomde wijzen van stuiting, namelijk de dagvaarding voor het gerecht, het bevel tot betaling, de aanmaning tot betaling bedoeld in artikel 1394/21 van het Gerechtelijk Wetboek of het beslag, betekend aan diegene die men wil beletten de verjaring te verkrijgen (artikel 2244, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek), de ingebrekestelling bij aangetekende zending met ontvangstbewijs (artikel 2244, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek) en de erkenning van het recht van de schuldeiser (artikel 2248 van het oud Burgerlijk Wetboek).

B.6. Daar de RVA een administratie is die beschikt over het « privilège du préalable » en over het voorrecht van de gedwongen tenuitvoerlegging, geldt de administratieve beslissing waarbij de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen wordt bevolen, als een uitvoerbare titel.

De tienjarige verjaringstermijn, bepaald in artikel 2262bis van het oud Burgerlijk Wetboek, toegepast op de terugbetaling van de door de RVA ten onrechte uitbetaalde werkloosheidsuitkeringen, kan alleen betrekking hebben op de uitvoering van de door de RVA verleende uitvoerbare titel.

Die tweede verjaringstermijn kan eveneens worden gestuit door de voormelde gemeenrechtelijke wijzen van stuiting.

B.7. Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie blijkt dat wanneer de RVA de beslissing neemt om de terugvordering van het onverschuldigde bedrag te bevelen, de verjaringstermijn van drie of vijf jaar niet verder loopt, maar niet wordt gestuit (Cass., 27 maart 2006, S.05.0022.F, 8 oktober 2007, S.07.0012.F, en 22 maart 2010, S.09.0084.F). De stuiting van de verjaring zou immers inhouden dat een nieuwe termijn waarvan de duur gelijk is aan die van de vorige, zou ingaan teneinde de RVA toe te laten een beslissing te nemen, terwijl die beslissing reeds is genomen.

B.8. Artikel 7, § 13, vierde lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten beoogt alleen de verjaringsstuitende handelingen. Het legt dus geen bijzondere wijze van kennisgeving op ten aanzien van de administratieve beslissing van de RVA. B.9. De eerste prejudiciële vraag berust op de premisse volgens welke de kennisgeving van de beslissing waarbij de terugvordering van de werkloosheidsuitkeringen wordt bevolen, ongeacht of dat gebeurt bij aangetekende brief of bij gewone brief, een handeling is die de in artikel 7, § 13, tweede lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten vastgestelde verjaringstermijnen stuit.

De tweede prejudiciële vraag berust op de premisse volgens welke de kennisgeving van die beslissing de voormelde verjaringstermijnen stuit, voor zover die kennisgeving bij aangetekende brief gebeurt.

B.10. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat de kennisgeving van de beslissing waarbij de terugvordering van de werkloosheidsuitkeringen wordt bevolen, geen handeling is die de verjaringstermijnen stuit die zijn bepaald in artikel 7, § 13, tweede lid, van de besluitwet van 28 december 1944Relevante gevonden documenten type besluitwet prom. 28/12/1944 pub. 01/12/2009 numac 2009000782 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Besluit-wet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten. Artikel 7, § 13, vierde lid, van dezelfde besluitwet is derhalve daarop niet van toepassing.

De twee prejudiciële vragen berusten dus op een verkeerde premisse, zodat zij geen antwoord behoeven.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vragen behoeven geen antwoord.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 7 oktober 2021.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^