Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 21 februari 2022

Uittreksel uit arrest nr. 116/2021 van 23 september 2021 Rolnummer 7567 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 23, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen. Het Gro samengesteld uit voorzitter L. Lavrysen, de rechters M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pie(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021205432
pub.
21/02/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 116/2021 van 23 september 2021 Rolnummer 7567 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 23, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter L. Lavrysen, de rechters M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 20 april 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 april 2021, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 23 § 3 WBN de artikelen 10 en 11 Gw., in zoverre hieruit kan afgeleid worden dat vorderingen tot vervallenverklaring rechtstreeks voor het hof van beroep worden gebracht, waardoor geen recht op hoger beroep (dubbele aanleg) open staat voor diegene tegen wie deze vervallenverklaring wordt gevorderd ? ».

Op 19 mei 2021 hebben de rechters-verslaggevers Y. Kherbache en M. Pâques, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag betreft artikel 23, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.

Artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit is opgenomen in hoofdstuk IV van dat Wetboek, met als opschrift « Verlies van de Belgische nationaliteit », en bepaalt : « § 1. De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder of een adoptant die Belg was op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van de artikelen 11 en 11bis, kunnen van de Belgische nationaliteit vervallen worden verklaard: 1° indien zij de Belgische nationaliteit hebben verkregen ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie, het plegen van valsheid in geschrifte en/of het gebruik van valse of vervalste stukken, door identiteitsfraude of fraude bij het verkrijgen van het recht op verblijf;2° indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgische burger. Het Hof spreekt de vervallenverklaring niet uit indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden, tenzij de nationaliteit verkregen werd ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie of door verzwijging van enig relevant feit. In dat geval, zelfs indien de betrokkene er niet in geslaagd is zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen, zal de vervallenverklaring van de nationaliteit slechts uitgesproken worden na het verstrijken van een redelijke termijn die door het Hof aan de belanghebbende werd toegekend om te pogen zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen. § 2. De vervallenverklaring wordt gevorderd door het openbaar ministerie. De ten laste gelegde tekortkomingen worden in het dagvaardingsexploot nauwkeurig omschreven. § 3. De vordering tot vervallenverklaring wordt vervolgd voor het hof van beroep van de hoofdverblijfplaats in België van de verweerder of, bij gebreke daarvan, voor het hof van beroep te Brussel. § 4. De eerste voorzitter stelt een raadsheer aan, op wiens verslag het hof uitspraak doet binnen een maand na het verstrijken van de termijn van dagvaarding. § 5. Is het arrest bij verstek gewezen, dan wordt het na zijn betekening, tenzij deze aan de persoon is gedaan, bij uittreksel bekendgemaakt in twee bladen uitgegeven in de provincie en in het Belgisch Staatsblad.

Het verzet moet op straffe van onontvankelijkheid worden gedaan binnen acht dagen te rekenen vanaf de betekening aan de persoon of vanaf de bekendmaking, zonder verlenging van die termijn wegens de afstand.

Het verzet wordt op de eerste terechtzitting van de kamer die het arrest heeft uitgesproken behandeld op verslag van de aangewezen raadsheer, indien hij nog deel uitmaakt van de kamer of, bij diens ontstentenis, van de raadsheer daartoe door de eerste voorzitter aangewezen, en het arrest wordt binnen vijftien dagen uitgesproken. § 6. Voorziening in cassatie is alleen ontvankelijk indien zij met redenen is omkleed en voor zover eensdeels voor het hof van beroep is aangenomen of beweerd dat de staat van Belg van de verweerder in de vordering tot vervallenverklaring het gevolg is van de omstandigheid dat de ouder van wie de verweerder zijn nationaliteit heeft verkregen, op zijn geboortedag zelf Belg was, en anderdeels bij die voorziening de schending of de verkeerde toepassing van wetten waarop het rechtsmiddel is gegrond dan wel het ontbreken van een reden tot afwijzing wordt ingeroepen.

De voorziening wordt ingesteld en berecht zoals is voorgeschreven voor de voorzieningen in criminele zaken. § 7. De termijn om zich in cassatie te voorzien en het cassatieberoep schorsen de tenuitvoerlegging van het arrest. § 8. Wanneer het arrest, waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken, onherroepelijk is geworden, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende.

De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, de actuele verblijfplaats van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, van Brussel, maakt een akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit op.

De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit. § 9. Hij die van de staat van Belg vervallen is verklaard, kan alleen door naturalisatie opnieuw Belg worden. In het geval bedoeld in § 1, 1°, verjaart de vordering tot vervallenverklaring door verloop van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het bekomen van de Belgische nationaliteit door de betrokkene ».

B.2. Uit het verwijzingsarrest blijkt dat de voor het verwijzende rechtscollege hangende vordering tot vervallenverklaring van de nationaliteit betrekking heeft op een Belgisch-Marokkaanse persoon die de Belgische nationaliteit als minderjarige heeft verkregen op grond van artikel 12 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, en dat de vordering tot vervallenverklaring is gebaseerd op een ernstige tekortkoming aan de verplichtingen als Belgische burger (artikel 23, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit); de ter ondersteuning van die vordering aangehaalde feiten betreffen met name een veroordeling wegens het leiden van een terroristische groep, bedoeld in artikel 23/1, § 1, 1°, van hetzelfde Wetboek.

B.3. Het verwijzende rechtscollege wenst van het Hof te vernemen of artikel 23, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, « in zoverre hieruit kan afgeleid worden dat vorderingen tot vervallenverklaring rechtstreeks voor het hof van beroep worden gebracht, waardoor geen recht op hoger beroep (dubbele aanleg) open staat voor diegene tegen wie deze vervallenverklaring wordt gevorderd ».

B.4.1. Bij zijn arrest nr. 122/2015 van 17 september 2015 heeft het Hof zich uitgesproken over een soortgelijke prejudiciële vraag inzake artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en artikel 604 van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 604 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het in die zaak van toepassing was, bepaalde : « Onverminderd de in het artikel 23/1, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bedoelde gevallen, neemt het hof van beroep kennis van rechtsvorderingen tot vervallenverklaring van de nationaliteit ».

Het in die bepaling vermelde artikel 23/1, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bepaalde : « § 1. De vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit kan op vordering van het openbaar ministerie door de rechter worden uitgesproken ten aanzien van Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder of een adoptant die Belg was op de dag van hun geboorte en van Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van artikel 11, § 1, eerste lid, 1° en 2° : 1° indien zij als dader, mededader of medeplichtige veroordeeld werden tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar zonder uitstel voor een misdrijf vermeld in de artikelen 101 tot 112, 113 tot 120bis, 120quater, 120sexies, 120octies, 121 tot 123, 123ter, 123quater, tweede lid, 124 tot 134, 136bis, 136ter, 136quater, 136quinquies, 136sexies en 136septies, 137, 138, 139, 140, 141, 331bis, 433quinquies tot 433octies, 477 tot 477sexies en 488bis van het Strafwetboek en de artikelen 77bis, 77ter, 77quater en 77quinquies van de vreemdelingenwet, voor zover zij de hen ten laste gelegde feiten hebben gepleegd binnen tien jaar vanaf de dag waarop zij de Belgische nationaliteit hebben verworven, met uitzondering van de misdrijven bedoeld in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater van het Strafwetboek; [...] ».

B.4.2. Bij het voormelde arrest nr. 122/2015 heeft het Hof zich onder meer uitgesproken over de vraag of artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit afbreuk doet aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2, lid 1, van het Protocol nr. 7 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, « door de procedure tot vervallenverklaring van de nationaliteit voor het hof van beroep te brengen en het niet mogelijk te maken een dubbele aanleg te genieten ».

Het Hof oordeelde in dat arrest : « B.3.2. Met uitzondering van de vroegere tijdelijke en gelegenheidsregelingen is de vervallenverklaring van de nationaliteit in 1934 in het Belgische recht ingevoerd, en in het huidige Wetboek van de nationaliteit opgenomen vanaf de aanneming ervan, in 1984.

Aanvankelijk had de bij artikel 23 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit geregelde procedure tot vervallenverklaring van de nationaliteit enkel betrekking op de ernstige tekortkomingen aan de verplichtingen als Belgische burger; artikel 387 van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten heeft die mogelijkheid tot vervallenverklaring vervolgens uitgebreid tot de gevallen van fraude met het oog op het verkrijgen van de Belgische nationaliteit.

B.3.3. Zoals zij bij het in het geding zijnde artikel 23, § 1, 2°, wordt geregeld, maakt de vervallenverklaring van de nationaliteit het mogelijk te verzekeren dat de verplichtingen die iedere Belgische burger heeft, in acht worden genomen door de Belgen die hun nationaliteit noch door een ouder of een adoptant die Belg was op het ogenblik van hun geboorte, noch door de toepassing van artikel 11 van het Wetboek hebben verkregen, en maakt zij het mogelijk die Belgen, wanneer zij door hun gedrag tonen dat zij de fundamentele regels van het samenleven niet aanvaarden en ernstig afbreuk doen aan de rechten en vrijheden van hun medeburgers, van de nationale gemeenschap uit te sluiten.

Die uitzonderingsmaatregel, die door het openbaar ministerie voor het hof van beroep wordt gevorderd, betreft een ernstige tekortkoming aan de verplichtingen die iedere Belgische burger heeft, waarbij dat ruime begrip het mogelijk maakt feiten te beogen die geen door een Belgische rechter uitgesproken vonnis vereisen, en die zich evenmin beperken tot strafrechtelijke veroordelingen, noch tot strafrechtelijke veroordelingen die specifiek in artikel 23/1, § 1, 1°, van hetzelfde Wetboek zijn bedoeld. [...] B.6.1. Artikel 2.1 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens waarborgt het recht op hoger beroep in strafzaken : ' Eenieder die door een gerecht is veroordeeld wegens een strafbaar feit, heeft het recht zijn schuldigverklaring of veroordeling opnieuw te doen beoordelen door een hogere gerecht. De uitoefening van dit recht, met inbegrip van de gronden waarop het kan worden uitgeoefend, wordt bij de wet geregeld '.

B.6.2. Aangezien de bij het in het geding zijnde artikel 23 ingevoerde vervallenverklaring van de nationaliteit een maatregel is van burgerlijke aard, onafhankelijk van elke strafrechtelijke vervolging, en te dezen wordt beoordeeld door het hof van beroep dat zitting houdt in burgerlijke zaken, dient de prejudiciële vraag niet te worden onderzocht in zoverre daarin een schending van artikel 2.1 van het Zevende Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens wordt aangevoerd.

B.7. Behalve in strafzaken bestaat er geen algemeen beginsel waarbij de dubbele aanleg wordt gewaarborgd.

Zoals blijkt uit hetgeen in B.3 is vermeld, vormt de bij het in het geding zijnde artikel 23 ingevoerde vervallenverklaring van de nationaliteit een uitzonderingsmaatregel, waartoe enkel door een rechtscollege kan worden besloten, op vordering van het openbaar ministerie. Door die op zichzelf staande procedure onder het hof van beroep te laten ressorteren, is de in het geding zijnde maatregel niet zonder redelijke verantwoording.

Voor het overige, op gevaar af iedere wijziging van de wetgeving onmogelijk te maken, kan uit de invoering van een nieuwe regeling niet worden afgeleid dat de oude, ipso facto, ongrondwettig zou zijn. De omstandigheid dat een mogelijkheid om hoger beroep in te stellen kan voortvloeien uit de inwerkingstelling van de in artikel 23/1 bedoelde secundaire procedure, heeft op zich niet tot gevolg dat de in het in het geding zijnde artikel 23 bedoelde regeling discriminerend wordt gemaakt.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord ».

B.5. Om dezelfde redenen dient de thans onderzochte prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 23, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 september 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, L. Lavrysen

^