Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 januari 2022

Uittreksel uit arrest nr. 96/2021 van 17 juni 2021 Rolnummer 7511 In zake : de vordering tot schorsing van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 29 oktober 2020 « tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 houdend Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021205312
pub.
17/01/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 96/2021 van 17 juni 2021 Rolnummer 7511 In zake : de vordering tot schorsing van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 29 oktober 2020 « tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 houdende omzetting van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG en tot wijziging van de Brusselse Codex Fiscale Procedure », ingesteld door de Orde van Vlaamse balies en Alain Claes.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, T. Detienne en D. Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 februari 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 8 februari 2021, is een vordering tot schorsing ingesteld van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 29 oktober 2020 « tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 houdende omzetting van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG en tot wijziging van de Brusselse Codex Fiscale Procedure » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 november 2020, tweede editie) door de Orde van Vlaamse balies en Alain Claes, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderen de verzoekende partijen eveneens de vernietiging van dezelfde ordonnantie. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het onderwerp van de vordering tot schorsing B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de schorsing en de vernietiging van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 29 oktober 2020 « tot wijziging van de ordonnantie van 26 juli 2013 houdende omzetting van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG en tot wijziging van de Brusselse Codex Fiscale Procedure » (hierna : de ordonnantie van 29 oktober 2020).

B.1.2. Bij zijn arrest nr. 46/2021 van 11 maart 2021 heeft het Hof artikel 9/2, § 6, eerste lid, 1°, van de ordonnantie van 26 juli 2013 « houdende omzetting van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG », zoals ingevoegd bij artikel 6 van de ordonnantie van 29 oktober 2020, geschorst, uitsluitend in zoverre het een advocaat die optreedt als intermediair verplicht om een andere intermediair die niet zijn cliënt is te informeren. Het Hof schorste eveneens artikel 9/2, § 6, vijfde lid, van dezelfde ordonnantie van 26 juli 2013, zoals ingevoegd bij artikel 6 van de ordonnantie van 29 oktober 2020, uitsluitend in zoverre het bepaalt dat een advocaat zich niet kan beroepen op het beroepsgeheim wat betreft de verplichting tot periodieke melding van marktklare grensoverschrijdende constructies in de zin van artikel 9/2, § 2, van de genoemde ordonnantie van 26 juli 2013.

Het Hof heeft eveneens geoordeeld dat de schorsing uitwerking heeft tot de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het arrest waarbij uitspraak wordt gedaan over het beroep tot vernietiging dat is ingeschreven op de rol onder het nummer 7481. Aangezien de zaak nr. 7511, bij beschikking van het Hof van 5 mei 2021, voor de behandeling van het beroep tot vernietiging bij de zaak nr. 7481 werd gevoegd, zal in die zaken in één en hetzelfde arrest uitspraak worden gedaan.

B.1.3. In zoverre de vordering tot schorsing, in het eerste middel met betrekking tot de periodieke meldingsplicht, en in het tweede onderdeel van het tweede middel, ten aanzien van de situatie van de melding aan een intermediair die niet de cliënt van de advocaat is, gericht is tegen dezelfde bepalingen als die welke zijn geschorst bij het voormelde arrest nr. 46/2021, is zij zonder voorwerp.

Ten aanzien van de voorwaarden voor de schorsing B.2. Naar luid van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient aan twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten : - de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn; - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen.

Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot verwerping van de vordering tot schorsing.

Ten aanzien van het ernstige karakter van de middelen B.3. Het ernstig middel mag niet worden verward met het gegrond middel.

Wil een middel als ernstig worden beschouwd in de zin van artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, dan volstaat het niet dat het kennelijk niet ongegrond is in de zin van artikel 72, maar moet het ook gegrond lijken na een eerste onderzoek van de gegevens waarover het Hof beschikt in dit stadium van de procedure.

B.4.1. Ter zitting voeren de verzoekende partijen aan dat enkel het vierde middel nog een beoordeling behoeft, aangezien de andere middelen identiek zijn aan de middelen die zij opwerpen in hun verzoekschrift in de zaak nr. 7429, waarin de vernietiging en de gedeeltelijke schorsing wordt gevraagd van het Vlaamse decreet van 26 juni 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/06/2020 pub. 03/07/2020 numac 2020042000 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 21 juni 2013 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies sluiten « tot wijziging van het decreet van 21 juni 2013 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies » (hierna : het Vlaamse decreet van 26 juni 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/06/2020 pub. 03/07/2020 numac 2020042000 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 21 juni 2013 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies sluiten). De door de verzoekende partijen in die zaak bestreden bepalingen hebben een inhoud die vergelijkbaar is met die van de bepalingen van de in de onderhavige zaak bestreden ordonnantie van 29 oktober 2020.

Bij zijn arrest nr. 167/2020 heeft het Hof uitspraak gedaan over de vordering tot schorsing in de voormelde zaak nr. 7429.

B.4.2. In zoverre het eerste, het tweede, het derde en het vijfde middel geen betrekking hebben op de in B.1.2 vermelde bepalingen, kan met de partijen worden vastgesteld dat zij identiek zijn aan respectievelijk het eerste, tweede, derde en vierde middel in de zaak nr. 7429. In het voormelde arrest nr. 167/2020 oordeelde het Hof dat die middelen niet ernstig waren ten aanzien van de soortgelijke bepalingen van het Vlaamse decreet van 26 juni 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/06/2020 pub. 03/07/2020 numac 2020042000 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 21 juni 2013 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, wat betreft de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied met betrekking tot meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies sluiten.

Om redenen die identiek zijn aan die welke vervat zijn in het voormelde arrest nr. 167/2020, zijn het eerste, het tweede, het derde en het vijfde middel, in zoverre zij geen betrekking hebben op de in B.1.2 vermelde bepalingen, niet ernstig.

B.5.1. Het vierde middel is afgeleid uit de schending, door artikel 11 van de ordonnantie van 29 oktober 2020, van de artikelen 22, 29 en 170 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel van de rechtszekerheid, met het algemeen rechtsbeginsel van het beroepsgeheim van de advocaat, met de artikelen 1, 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met de artikelen 7, 8, 20, 21, 47, 48, 49 en 51 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met artikel 6 van het VWEU. De verzoekende partijen klagen aan dat artikel 11 van de ordonnantie van 29 oktober 2020 de bevoegde administratie toelaat de verstrekte of niet-voorgelegde inlichtingen te controleren bij de advocaat-intermediairs, zonder dat die zich op het beroepsgeheim kunnen beroepen. Ze verwijzen daarbij naar de nood aan een mechanisme zoals op federaal niveau daarin is voorzien in artikel 334 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

B.5.2. Artikel 11 van de ordonnantie van 29 oktober 2020 wijzigt artikel 119 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure. Het gewijzigde artikel 119 bepaalt : « § 1. In het kader van de uitvoering van de internationale en de Europese rechterlijke verplichtingen tot hulp- en bijstand in fiscale zaken van het Gewest en in het kader van de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, beschikt de gewestelijke fiscale administratie over de in titel 2 van deze Codex omschreven bevoegdheden.

De gewestelijke fiscale administratie kan, in dit kader ook een beroep doen op de invorderingsmaatregelen voorzien in deze Codex en zijn uitvoeringsbesluiten. § 2. De bevoegde agent mag, in het kader van de in paragraaf 1 omschreven omstandigheden, wat betreft de uitvoering van de internationale en de Europeesrechtelijke verplichtingen tot hulp- en bijstand in fiscale zaken van het Gewest, geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onderzoek instellen, en binnen de door hem bepaalde termijn - welke in geval van overmacht kan worden verlengd - van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen vorderen die hij nodig acht om aan de hulp en bijstandsverplichtingen van het Gewest te kunnen voldoen.

De bevoegde agent mag, in het kader van de in de paragraaf 1 omschreven omstandigheden, wat betreft de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, geschreven attesten inzamelen, derden horen, onderzoeken instellen, en binnen de door hem bepaalde termijn - welke in geval van overmacht kan worden verlengd - van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen vorderen die hij nodig acht om alle informatie die de relevante belastingplichtige zelf, dan wel middels zijn intermediair, in toepassing van de artikelen 5, 19° tot en met 26°, 5/1, 9/2, §§ 1 tot en met 9 van de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen heeft gemeld of diende te melden aan de in artikel 5, 6°, van de voormelde ordonnantie bedoelde binnenlandse bevoegde autoriteit, met inbegrip van de onderliggende documenten die hij voor of na de melding van diens intermediair heeft ontvangen, of die hij zelf heeft opgesteld met betrekking tot de meldingsplichtige constructie.

De bevoegde agent mag, binnen de door hem bepaalde termijn, welke wegens wettige redenen kan worden verlengd, voor zover hij die informatie nodig acht om de correcte naleving van de artikelen 5, 19° tot en met 26°, 5/1, 9/2, §§ 1 tot en met 9 van de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen, van de betrokken intermediair of intermediairs alle informatie vorderen die in toepassing van de artikelen 5, 19° tot en met 26°, 5/1, 9/2, §§ 1 tot en met 9 van de voormelde ordonnantie diende te worden gemeld aan de in artikel 5, 6°, van de voormelde ordonnantie bedoelde binnenlandse bevoegde autoriteit, met inbegrip van de onderliggende documenten die de intermediair heeft opgesteld met betrekking tot een meldingsplichtige constructie en die na toepassing te hebben gemaakt van het tweede lid, niet werden overgemaakt.

Een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling wordt als een derde beschouwd waarop de bepalingen van het eerste en tweede lid onverminderd van toepassing zijn. § 3. De bevoegde agent, bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, kan een administratieve geldboete van 125 euro tot 50.000 euro opleggen aan : 1° de personen die weigeren mee te werken aan het in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde onderzoek;2° personen die de krachtens paragraaf 2, eerste lid, ingevorderde inlichtingen niet of niet tijdig verschaffen. De Regering legt de schaal van voornoemde geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.

Deze geldboetes worden gevestigd en ingevorderd volgens de regels die van toepassing zijn voor de belastingen. § 4. De bevoegde agent, bedoeld in paragraaf 2, tweede en derde lid, kan een administratieve geldboete van 625 euro tot 12.500 euro opleggen voor elke inbreuk op de bepalingen van de artikelen 5, 19° tot en met 26°, 5/1, 9/2, §§ 1 tot en met 9 van de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen evenals van de ter uitvoering genomen besluiten, die bestaat uit het onvolledig verstrekken van de inlichtingen bedoeld in artikel 9/2, § 10 van de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen.

Indien deze overtredingen werden gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden wordt een geldboete van 2.500 euro tot 25.000 euro opgelegd.

De bevoegde agent, bedoeld in paragraaf 2, tweede en derde lid, kan een administratieve geldboete van 3.125 euro tot 50.000 euro opleggen voor elke inbreuk op de bepalingen van de artikelen 5, 19° tot en met 26°, 5/1, 9/2, §§ 1 tot en met 9 van de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen evenals van de ter uitvoering genomen besluiten, die bestaat uit het niet, binnen de voorgeschreven termijn, verstrekken van de inlichtingen bedoeld in artikel 9/2, § 10 van de ordonnantie betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen.

Indien deze overtredingen werden gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden wordt een geldboete van 12.500 euro tot 100.000 euro opgelegd.

De Regering legt de schaal van voornoemde geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.

Deze geldboetes worden gevestigd en ingevorderd volgens de regels die van toepassing zijn voor de belastingen ».

B.5.3. Artikel 334 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalt : « Wanneer een krachtens de artikelen 315, eerste en tweede lid, 315bis, eerste tot derde lid, 316 en 322 tot 324 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de administratie om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim ».

Zoals de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aanvoert, voorziet artikel 125 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure in een nagenoeg identieke regeling, die de advocaat-intermediair toelaat zich op zijn beroepsgeheim te beroepen in het kader van de toepassing van artikel 119 van dezelfde Codex : « Wanneer een krachtens de afdelingen 2 tot en met 4 van hoofdstuk 5 van titel 2 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de gewestelijke fiscale administratie om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim ».

B.5.4. Het vierde middel berust op een verkeerde veronderstelling en is derhalve niet ernstig.

B.6. Uit hetgeen voorafgaat, blijkt dat niet is voldaan aan het vereiste van ernstige middelen bedoeld in artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof.

Bijgevolg kan de vordering tot schorsing niet worden ingewilligd.

Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 juni 2021.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen

^