Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 05 november 2021

Uittreksel uit arrest nr. 125/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7552 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 42 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 maart 1999 « betreffende de opsporing, de vaststel Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter L. Lavrysen, de rechters M. Pâques, Y. Kherb(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021204728
pub.
05/11/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 125/2021 van 30 september 2021 Rolnummer 7552 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 42 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 maart 1999 « betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu », in de versie vóór de wijziging en de hernummering ervan bij artikel 61 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 8 mei 2014, ingesteld door de vennootschap naar Duits recht « European Air Transport Leipzig GmbH ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter L. Lavrysen, de rechters M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 april 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 8 april 2021, heeft de vennootschap naar Duits recht « European Air Transport Leipzig GmbH », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. T. Leidgens, advocaat bij de balie te Brussel, ingevolge het arrest van het Hof nr. 73/2020 van 28 mei 2020 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 oktober 2020), beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 42 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 maart 1999 « betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu », in de versie vóór de wijziging en de hernummering ervan bij artikel 61 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 8 mei 2014.

Op 28 april 2021 hebben de rechters-verslaggevers M. Pâques en Y. Kherbache, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) II. In rechte (...) B.1.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 42 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 maart 1999 « betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu » (hierna : de ordonnantie van 25 maart 1999), in de versie die van toepassing is vóór de wijziging en hernummering ervan bij artikel 61 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 8 mei 2014 « tot wijziging van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu alsook andere wetgevingen inzake milieu, en tot instelling van een Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid ».

Artikel 42 van de ordonnantie van 25 maart 1999 bepaalt : « Indien binnen drie jaar na de datum van het proces-verbaal een nieuw misdrijf wordt vastgesteld, worden de bedragen vastgesteld in de artikelen 32 en 33, verdubbeld ».

B.1.2. Het beroep tot vernietiging is ingesteld op grond van artikel 4, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, dat bepaalt dat voor onder meer iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die doet blijken van een belang, een nieuwe termijn van zes maanden openstaat voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een ordonnantie wanneer het Hof, uitspraak doende op een prejudiciële vraag, heeft verklaard dat die wet, dat decreet of die ordonnantie met name een van de in artikel 1 bedoelde regels schendt.

B.2.1. In een eerste middel voert de verzoekende partij aan dat de bestreden bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre zij haar toepassing niet onderwerpt aan het bestaan van een voorafgaande beslissing waarbij een administratieve geldboete wordt opgelegd, waartegen niet langer beroep is ingesteld of kan worden ingesteld.

B.2.2. Bij zijn arrest nr. 73/2020 van 28 mei 2020 heeft het Hof voor recht gezegd : « B.3. Het Hof wordt verzocht de bestaanbaarheid te onderzoeken van artikel 42 van de ordonnantie van 25 maart 1999 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het, in de door de verwijzende rechter aangenomen interpretatie, een verschil in behandeling invoert tussen de vermoedelijke daders van een inbreuk op de bepalingen van dezelfde ordonnantie, naargelang zij strafrechtelijk worden vervolgd of een administratieve geldboete opgelegd krijgen.

In het eerste geval kan de aan de dader opgelegde straf worden verzwaard, met toepassing van artikel 23 van dezelfde ordonnantie, indien hij binnen een termijn van drie jaar voorafgaand aan het misdrijf veroordeeld is voor een inbreuk op dezelfde bepalingen. In het tweede geval kan het bedrag van de aan de dader opgelegde administratieve sanctie worden verhoogd indien al eerder één of meer inbreuken op dezelfde bepalingen te zijnen laste zijn vastgesteld, zelfs indien die inbreuken niet zijn bestraft bij een definitieve administratieve of rechterlijke beslissing.

B.4. Het in het geding zijnde verschil in behandeling berust op het criterium van de te volgen strafrechtelijke of administratiefrechtelijke procedure. Wanneer de dader strafrechtelijk wordt bestraft, kan de voor het tweede misdrijf opgelopen straf alleen worden verzwaard indien het eerste misdrijf is bestraft bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing. Wanneer hij het voorwerp uitmaakt van een administratieve geldboete, kan het bedrag van die boete worden verhoogd indien al eerder een proces-verbaal te zijnen laste werd opgesteld, zelfs indien die vaststelling niet door een sanctie werd gevolgd of indien de administratieve sanctie het voorwerp uitmaakt van een beroep dat nog steeds hangende is.

B.5. Zonder dat het nodig is te oordelen over de vraag of de in het geding zijnde bepaling moet worden gekwalificeerd als een regel die een ' recidive ' vastlegt, volstaat het vast te stellen dat zij in een verhoging voorziet van het bedrag van de opgelopen administratieve geldboete, verhoging die verbonden is aan het gedrag van de dader. Zij vormt bijgevolg een maatregel van individualisering van de administratieve sanctie, die vergelijkbaar is met een verzwaring van de strafrechtelijke sanctie in geval van recidive, zoals geregeld bij artikel 23 van de in het geding zijnde ordonnantie.

B.6.1. Wanneer de dader van eenzelfde feit op een alternatieve wijze kan worden gestraft, dat wil zeggen wanneer hij, voor dezelfde feiten, ofwel naar de correctionele rechtbank kan worden verwezen, ofwel een administratieve geldboete kan opgelegd krijgen waartegen hem een beroep wordt geboden voor een andere rechtbank dan een strafrechtbank, dient er een parallellisme te bestaan tussen de maatregelen tot individualisering van de straf.

B.6.2. De eigen kenmerken van de procedure van de administratieve sanctie staan niet eraan in de weg dat alleen de misdrijven waarvan de vaststelling niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een beroep of die, in geval van beroep, zijn bevestigd bij een rechterlijke beslissing, in aanmerking worden genomen als grondslag voor een verhoging van de opgelopen administratieve geldboete wanneer het bestrafte misdrijf een herhaling is van een vroeger soortgelijk gedrag van de dader.

B.7. Uit het voorgaande volgt dat het in het geding zijnde verschil in behandeling niet redelijk is verantwoord ».

B.2.3. Om identieke redenen dient te worden vastgesteld dat het eerste middel gegrond is. Artikel 42 van de ordonnantie van 25 maart 1999 schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de toepassing ervan niet onderwerpt aan het bestaan van een definitieve voorafgaande beslissing waarbij een administratieve geldboete wordt opgelegd, beslissing waartegen met andere woorden niet langer beroep is ingesteld of kan worden ingesteld.

B.3. Aangezien het tweede middel niet tot een ruimere vernietiging kan leiden, moet het niet worden onderzocht.

B.4.1. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering vraagt het Hof om, met toepassing van artikel 8, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de gevolgen van de vernietigde bepaling te handhaven tot 5 oktober 2020, datum van bekendmaking van het arrest nr. 73/2020 in het Belgisch Staatsblad. Zij voert aan dat de vernietiging van artikel 42 van de ordonnantie van 25 maart 1999 zonder handhaving van de gevolgen het Gewest een financieel nadeel kan berokkenen dat zij op twaalf miljoen euro raamt. Bovendien zou, in die hypothese, het contentieux voor het Milieucollege en voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ook zeer aanzienlijk zijn.

B.4.2. Het feit dat administratieve beroepen kunnen worden ingesteld tegen beslissingen waarbij administratieve geldboetes zijn opgelegd waarvan het bedrag is verhoogd op grond van de in het geding zijnde bepaling en dat eveneens verzoekschriften tot intrekking van arresten van de Raad van State waarbij beroepen tegen zulke beslissingen zijn verworpen, kunnen worden ingesteld op grond van de artikelen 17 en 18 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, vormt op zich geen risico op verstoring van de rechtsorde waardoor de handhaving van de gevolgen van de bestreden bepaling verantwoord is.

Het gaat om het normale gevolg dat de bijzondere wetgever heeft verbonden aan de vernietigingsarresten.

Het Hof merkt overigens op dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in haar memorie met verantwoording de omvang van het financieel nadeel dat uit de vernietiging zou voortvloeien, onvoldoende aantoont.

Bovendien blijkt uit die memorie dat de terug te betalen bedragen kunnen worden geïdentificeerd.

De gevolgen van de bestreden bepaling dienen derhalve niet te worden gehandhaafd.

Om die redenen, het Hof vernietigt artikel 42 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 maart 1999 « betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu », in de versie die van toepassing is vóór de wijziging en de hernummering ervan bij artikel 61 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 8 mei 2014 « tot wijziging van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu alsook andere wetgevingen inzake milieu, en tot instelling van een Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid », in zoverre het de toepassing ervan niet onderwerpt aan het bestaan van een definitieve voorafgaande administratieve geldboete, waartegen met andere woorden niet langer beroep is ingesteld of kan worden ingesteld.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 30 september 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^