Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 12 juli 2021

Uittreksel uit arrest nr. 59/2021 van 22 april 2021 Rolnummer 7243 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 457bis, 457, § 5, tweede lid, en 466 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Tuchtraad van de advocaten van Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021202176
pub.
12/07/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 59/2021 van 22 april 2021 Rolnummer 7243 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 457bis, 457, § 5, tweede lid, en 466 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Tuchtraad van de advocaten van de balies van het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij beslissing van 7 augustus 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 augustus 2019, heeft de Tuchtraad van de advocaten van de balies van het rechtsgebied van het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 457bis, 457, § 5, tweede lid, en 466 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepalingen niet erin voorzien dat een procedure betreffende een Duitstalige advocaat in haar geheel in het Duits kan verlopen voor een kamer van de Tuchtraad van het Hof van Beroep te Luik (en de Tuchtraad van beroep) waarvan alle leden die taal spreken, terwijl de tuchtprocedure betreffende Franstalige of Nederlandstalige advocaten wel in haar geheel in hun taal verloopt voor een kamer van de Tuchtraad (eventueel van beroep) waarvan alle leden de taal van de rechtspleging beheersen en terwijl om het even welke Duitstalige rechtzoekende van het Duitse taalgebied een recht op een procedure in het Duits kan doen gelden voor de Rechtbank van eerste aanleg, de Ondernemingsrechtbank en de Arbeidsrechtbank te Eupen en voor het Hof van Beroep en het Arbeidshof te Luik ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 457, § 5, 457bis en 466 van het Gerechtelijk Wetboek, die bepalen : «

Art. 457.[...] § 5. De tuchtraad houdt zitting met een kamervoorzitter, vier assessoren en een secretaris, die niet deelneemt aan de beraadslaging.

De tuchtraad bevat ten minste één lid van de balie waartoe de advocaat tegen wie de tuchtrechtelijke vervolging is ingesteld, behoort.

De tuchtraad bij het hof van beroep te Luik heeft een kamer die is samengesteld uit ten minste twee leden die de Duitse en de Franse taal kennen en die geen deel uitmaken van de balie van Eupen.

Art. 457bis.De rechtspleging voor de tuchtraad wordt gevoerd in de taal van de Orde waartoe de vervolgde advocaat behoort.

Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen.

Wanneer de tuchtrechtelijke rechtspleging echter een Duitstalige advocaat betreft, mag deze zich in het Duits uitdrukken ». «

Art. 466.De rechtspleging voor de tuchtraad van beroep wordt gevoerd in de taal van de beslissing waartegen hoger beroep werd ingesteld. Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen.

Wanneer de tuchtprocedure evenwel een Duitstalige advocaat betreft, mag laatstgenoemde Duits spreken ».

B.1.2. De tuchtregeling van de advocaten werd grondig herwerkt met de wet van 21 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009537 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden sluiten « tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden » (hierna : de wet van 21 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009537 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden sluiten). Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de hervorming tot doel had « een nieuwe tuchtprocedure vast [te stellen] die meer in overeenstemming is met de moderne opvattingen over het publiek belang » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1724/001, p. 3). Het uitgangspunt dat de tuchtrechtelijke bevoegdheid en beoordeling over advocaten door advocaten zelf moet worden uitgeoefend, is door de wetgever behouden (ibid., p. 5). Uitgaande van de overtuiging dat het tuchtrecht hoort bij het kwaliteitsbeleid van een vertrouwensberoep, was de wetgever de opvatting toegedaan dat het tuchtrecht ten dienste moet staan van het algemeen belang in die zin dat het een behoorlijke uitoefening van het advocatenberoep moet waarborgen (ibid., pp. 6-14).

Met die wet wilde de wetgever de tuchtprocedure vereenvoudigen en professionaliseren, door het aantal tuchtraden te verminderen, namelijk één per rechtsgebied van hof van beroep (artikel 456 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 7 van de wet van 21 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009537 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden sluiten) en twee tuchtraden van beroep met zetel te Brussel (artikel 464 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 17 van de wet van 21 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009537 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden sluiten).

B.1.3. Artikel 457, § 5, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek werd ingevoegd via een amendement dat als volgt werd verantwoord : « Dit amendement strekt ertoe te waarborgen dat bij tuchtrechtelijke vervolging van een advocaat van de balie van Eupen die advocaat zich kan verantwoorden voor een kamer van vijf leden die bestaat uit een vertegenwoordiger van de balie van Eupen (zoals het wetsvoorstel bepaalt), twee leden die geen lid zijn van de balie van Eupen maar de Duitse taal kennen, en twee leden die zuiver Franstalig zijn » (Parl.

St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-1724/002, p. 1).

In de bevoegde commissie werd datzelfde amendement als volgt toegelicht : « De advocaten van de balie van Eupen hebben recht op een procedure die volledig in het Duits gevoerd wordt [...]. De kamer, die zal oordelen over de advocaten verbonden aan de balie van Eupen, moet daarom minstens twee leden tellen die ook Duits spreken en die geen lid zijn van de balie van Eupen. Deze leden van de tuchtraad zijn dus niet noodzakelijk Duitstaligen, dat lijkt trouwens niet mogelijk aangezien de meeste Duitstalige advocaten aan de balie van Eupen zullen verbonden zijn. Deze kamer moet de procedure in het Duits kunnen voeren maar tegelijk moet een zekere afstand behouden worden tot de advocaat die het voorwerp van de tuchtprocedure is » (Parl.

St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-1724/003, p. 6).

B.1.4. Artikel 457bis werd eveneens geamendeerd, wat in de parlementaire voorbereiding als volgt werd verantwoord : « Het amendement bepaalt uitdrukkelijk dat de tuchtrechtelijke procedure wordt gevoerd in het Nederlands of in het Frans, naar gelang van de orde van balies (OVB of OBFG) waartoe de vervolgde advocaat behoort. Het gaat om de tegenhanger van artikel 18, dat de taal van de procedure voor de tuchtraad van beroep regelt.

Om evenwel te voorzien in een zekere eerbiediging van de rechten van de verdediging van de Duitstalige advocaat die tuchtrechtelijk wordt vervolgd, wordt hem in het amendement de mogelijkheid gegeven eventueel Duits te spreken » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-1724/002, p. 2).

B.1.5. Uit de wetgevende context en de voormelde parlementaire voorbereiding blijkt dat de in het geding zijnde bepalingen, met het begrip « Duitstalige advocaat », de advocaten die zijn ingeschreven bij de balie te Eupen beogen.

B.2. De Ministerraad wijst erop dat artikel 466 van het Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing is op de voor de verwijzende tuchtraad hangende zaak en dat het dus niet nuttig is voor de oplossing van het geschil.

Artikel 466 van het Gerechtelijk Wetboek betreft de procedure voor de tuchtraad van beroep. Aangezien de verwijzende rechter slechts bevoegd is voor de procedure in eerste aanleg, is het antwoord op de prejudiciële vraag, in zoverre zij betrekking heeft op artikel 466 van het Gerechtelijk Wetboek, kennelijk niet nuttig voor de oplossing van het geschil ten gronde. Het Hof beperkt dan ook zijn onderzoek tot de artikelen 457, § 5, tweede lid, en 457bis van het Gerechtelijk Wetboek.

B.3.1. De Tuchtraad bij het Hof van Beroep te Luik, die het verwijzende rechtscollege is, interpreteert de in het geding zijnde bepalingen in die zin dat het Frans wordt beschouwd als de taal van de procedure voor die tuchtraad, zelfs wanneer de vervolgde advocaat is ingeschreven bij de balie te Eupen.

B.3.2. De voor de verwijzende tuchtraad vervolgde partij en de Ministerraad voeren aan dat die interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen verkeerd is. Volgens hen volgt uit de formulering van die bepalingen en uit de wil van de wetgever dat de procedure integraal in het Duits moet worden gevoerd indien de vervolgde advocaat is ingeschreven bij de balie te Eupen.

B.3.3. Het staat in de regel aan de verwijzende rechter om de bepalingen die hij van toepassing acht te interpreteren, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepalingen.

Tijdens de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepalingen werden tegenstrijdige verklaringen gegeven inzake de betekenis van die bepalingen, wat de taal van de tuchtprocedure lastens een advocaat bij de balie te Eupen betreft. Terwijl in de in B.1.3 geciteerde parlementaire voorbereiding uitdrukkelijk wordt gesteld dat « de advocaten van de balie van Eupen [...] recht [hebben] op een procedure die volledig in het Duits gevoerd wordt » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-1724/003, p. 6), wordt in de in B.1.4 geciteerde parlementaire voorbereiding gesteld dat de woorden « de taal van de Orde », vervat in artikel 457bis van het Gerechtelijk Wetboek, verwijzen naar het Frans voor de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-1724/002, p. 2). Hieruit volgt dat de interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen door het verwijzende rechtscollege, volgens welke de taal van een tuchtprocedure lastens een advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen het Frans is, niet kennelijk verkeerd is. Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepalingen dan ook in die interpretatie.

B.4. Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij niet erin voorzien dat een tuchtprocedure betreffende een advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen integraal in het Duits verloopt voor een kamer van de tuchtraad waarvan alle leden die taal spreken, terwijl de advocaten die zijn ingeschreven bij een andere balie van de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » of bij een balie van de « Orde van Vlaamse balies » wel recht hebben op een tuchtprocedure die volledig verloopt in respectievelijk het Frans of het Nederlands voor een kamer van de tuchtraad waarvan alle leden die taal spreken, en terwijl iedere Duitstalige rechtzoekende in het Duitse taalgebied een procedure in het Duits kan genieten voor de rechtbanken te Eupen en voor het Hof van Beroep en het Arbeidshof te Luik.

De prejudiciële vraag betreft aldus, enerzijds, de taal van de rechtspleging en, anderzijds, de samenstelling van de tuchtraad in een tuchtprocedure betreffende een advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen.

Het Hof onderzoekt de prejudiciële vraag eerst in zoverre zij betrekking heeft op de taal van de rechtspleging (artikel 457bis) en vervolgens in zoverre zij betrekking heeft op de samenstelling van de tuchtraad (artikel 457, § 5).

Ten aanzien van de taal van de rechtspleging B.5. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.6. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk de hoedanigheid van advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen.

B.7. Uit de in B.1.2 geciteerde parlementaire voorbereiding van de wet van 21 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009537 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de balie en de tuchtprocedure voor haar leden sluiten blijkt dat de wetgever tot doel had de tuchtprocedure voor de advocatuur te vereenvoudigen en te professionaliseren. Dat doel is legitiem.

B.8.1. Aangezien de wetgever heeft vastgesteld dat een « verspreiding van de tuchtprocedures van de advocaten over 28 raden in eerste aanleg en 6 in graad van beroep [...] oubollig, amateuristisch en inefficiënt [is] » (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1724/001, p. 10), is het, in het licht van de doelstellingen inzake professionalisering en vereenvoudiging, pertinent dat de tuchtraden voortaan worden ondergebracht bij de zetels van de hoven van beroep en dat de tuchtprocedures lastens de advocaten die zijn ingeschreven bij de balie te Eupen bijgevolg worden behandeld door de Tuchtraad bij het Hof van Beroep te Luik.

B.8.2. Ten aanzien van het voormelde doel om de tuchtprocedure voor de advocatuur te vereenvoudigen en te professionaliseren, is het evenwel niet pertinent dat de advocaten die zijn ingeschreven bij de balie te Eupen het recht wordt ontzegd om een tuchtprocedure te genieten die integraal in het Duits verloopt, noch dat de tuchtprocedure lastens hen in een taal verloopt die zij niet noodzakelijk machtig zijn. Uit geen enkel element in de parlementaire voorbereiding blijkt om welke reden dat doel niet evenzeer zou worden bereikt indien de tuchtprocedure ten aanzien van de advocaten die zijn ingeschreven bij de balie te Eupen in het Duits wordt gevoerd.

Het beperkte aantal advocaten dat is ingeschreven bij de balie te Eupen kan niet rechtvaardigen dat op discriminerende wijze afbreuk wordt gedaan aan de rechten van verdediging van die advocaten.

B.8.3. Artikel 457bis van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het niet toelaat dat een tuchtprocedure betreffende een advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen integraal in het Duits verloopt, is niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Ten aanzien van de samenstelling van de tuchtraad B.9.1. De wetgever heeft, wat de samenstelling van de tuchtraad betreft, rekening gehouden met de specifieke situatie van de advocaten die zijn ingeschreven bij de balie te Eupen, door te bepalen dat zij worden berecht door een kamer die is samengesteld uit ten minste twee leden die kennis hebben van het Duits (artikel 457, § 5, tweede lid).

Daarenboven, zoals dat het geval is voor alle tuchtraden, telt de kamer ten minste één lid van de balie waartoe de advocaat behoort tegen wie de tuchtrechtelijke vervolging is ingesteld (artikel 457, § 5, eerste lid), in onderhavig geval de balie te Eupen.

Het feit dat de kamer mogelijkerwijs twee leden telt die geen kennis hebben van het Duits, doet geen afbreuk aan de rechten van verdediging van de betrokken advocaat, aangezien wordt gewaarborgd dat de beslissing jegens de advocaat kan worden genomen met inachtneming van alle omstandigheden van de zaak. Daartoe is vereist dat de verklaringen in het Duits en minstens de voor de procedure essentiële stukken naar het Frans worden vertaald opdat ze ook voor de leden van de tuchtraad die het Duits niet machtig zijn, begrijpbaar zouden zijn.

B.9.2. Onder voorbehoud dat de verklaringen in het Duits en minstens de voor de procedure essentiële stukken naar het Frans worden vertaald opdat ze ook voor de leden van de tuchtraad die het Duits niet machtig zijn, begrijpbaar zouden zijn, is artikel 457, § 5, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek niet onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet verplicht dat een tuchtprocedure betreffende een advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen verloopt voor een kamer van de tuchtraad waarvan alle leden de Duitse taal beheersen.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 457bis van het Gerechtelijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in die zin geïnterpreteerd dat het niet erin voorziet dat een tuchtprocedure betreffende een advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen integraal in het Duits verloopt. - Onder het in B.9.2 vermelde voorbehoud, schendt artikel 457, § 5, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het niet erin voorziet dat een tuchtprocedure betreffende een advocaat die is ingeschreven bij de balie te Eupen verloopt voor een kamer van de tuchtraad waarvan alle leden de Duitse taal beheersen.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 april 2021.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^