Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 31 maart 2021

Uittreksel uit arrest nr. 129/2020 van 1 oktober 2020 Rolnummer 7337 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 78, § 3, 2°, van de wet van 22 juli 2018 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wa Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021200508
pub.
31/03/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 129/2020 van 1 oktober 2020 Rolnummer 7337 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 78, § 3, 2°, van de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2018 pub. 27/07/2018 numac 2018040546 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake », gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 9 december 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 december 2019, heeft de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 78, § 3, 2°, van de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2018 pub. 27/07/2018 numac 2018040546 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake sluiten tot hervorming van de huwelijksvermogensstelsels niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en zelfs andere grondwetsbepalingen, in zoverre terwijl het erkende doel van de wetgever erin bestaat alle echtgenoten die hun vordering tot echtscheiding vóór 1 september 2018 hebben ingediend, maar die na die datum uit de echt zijn gescheiden, van de nieuwe regeling uit te sluiten, daarbij echter tussen hen een onderscheid wordt gemaakt naargelang zij hun vordering tot echtscheiding bij verzoekschrift of bij dagvaarding hebben ingediend ? Op de eersten (bij verzoekschrift) wordt immers het oude stelsel toegepast, op voorwaarde dat zij de echtscheiding enkel op grond van artikel 229, §§ 2 en 3, van het Burgerlijk Wetboek aanvragen, terwijl op de tweeden (bij dagvaarding) steeds het nieuwe stelsel wordt toegepast, ongeacht de wettelijke basis op grond waarvan zij de echtscheiding aanvragen.

De vraag is des te meer relevant daar een vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 2 of § 3, van het Burgerlijk Wetboek ook bij dagvaarding kan worden ingediend, terwijl een vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 1, van het Burgerlijk Wetboek ook bij verzoekschrift kan worden ingediend (aangezien het gebruik van het verzoekschrift in plaats van de dagvaarding niet meer dan een nietigheidsgrond is - artikel 700 van het Gerechtelijk Wetboek) ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 78, § 3, van de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2018 pub. 27/07/2018 numac 2018040546 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake » (hierna : de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2018 pub. 27/07/2018 numac 2018040546 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake sluiten) bepaalt : « In afwijking van paragraaf 2 zijn niet onderworpen aan de artikelen 7 tot 47, de echtgenoten van wie het huwelijksvermogensstelsel zal worden ontbonden na de datum van inwerkingtreding van deze wet maar met uitwerking vóór die datum, naar aanleiding van : 1° een vordering tot gerechtelijke scheiding van goederen overeenkomstig artikel 1470 van het Burgerlijk Wetboek;2° een vordering tot echtscheiding overeenkomstig artikel 1254, § 1, eerste of tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek;of 3° een vordering tot echtscheiding door onderlinge toestemming overeenkomstig artikel 1288bis van het Gerechtelijk Wetboek ». Artikel 1254, § 1, eerste en tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « De vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 2, van het Burgerlijk Wetboek wordt ingesteld bij een verzoekschrift ondertekend door iedere echtgenoot of ten minste door een advocaat of een notaris.

De vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229, § 3, van het Burgerlijk Wetboek kan worden ingesteld bij verzoekschrift ».

Artikel 229 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « § 1. De echtscheiding wordt uitgesproken wanneer de rechter vaststelt dat het huwelijk onherstelbaar ontwricht is. Het huwelijk is onherstelbaar ontwricht wanneer de voortzetting van het samenleven tussen de echtgenoten en de hervatting ervan redelijkerwijs onmogelijk is geworden ingevolge die ontwrichting. Het bewijs van de onherstelbare ontwrichting kan met alle wettelijke middelen worden geleverd. § 2. De onherstelbare ontwrichting bestaat wanneer de aanvraag gezamenlijk wordt gedaan door de twee echtgenoten, na meer dan zes maanden feitelijk gescheiden te zijn of wanneer de aanvraag tot tweemaal toe werd gedaan overeenkomstig artikel 1255, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. § 3. De onherstelbare ontwrichting bestaat ook wanneer de aanvraag wordt gedaan door één enkele echtgenoot na meer dan één jaar feitelijke scheiding of wanneer de aanvraag tot tweemaal toe werd gedaan overeenkomstig artikel 1255, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek ».

B.2. In beginsel komt het aan de verwijzende rechter toe de normen vast te stellen die toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil, en die normen te interpreteren.

B.3. De verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of er een verschil in behandeling bestaat dat zou voortvloeien uit artikel 78, § 3, van de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2018 pub. 27/07/2018 numac 2018040546 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake sluiten tussen, enerzijds, de echtgenoten die een vordering tot echtscheiding bij verzoekschrift hebben ingesteld en, anderzijds, de echtgenoten die een vordering tot echtscheiding bij dagvaarding hebben ingesteld, waarbij de eerstgenoemden de enigen zijn op wie het oude huwelijksvermogensstelsel wordt toegepast, met uitsluiting, volgens de verwijzende rechter, van de laatstgenoemden.

B.4. In de parlementaire voorbereiding wordt de in de bepaling bedoelde overgangsregeling als volgt toegelicht : « De in het voorgestelde artikel 64, § 3, BW opgenomen bepaling voorziet in een uitzondering voor de inwerkintreding op datum van 1 september 2018 ingeval van echtscheiding. De uitzondering is ingegeven vanuit het feit dat het huwelijksgoederenrecht een dubbele datum kent : men is gescheiden als persoon door het in kracht van gewijsde gaan van het echtscheidingsvonnis, maar dat vonnis heeft, wat hun goederen betreft, retroactieve werking vanaf de datum van de eerste eis.

Vandaar de voorgestelde overgangsbepaling dat de nieuwe wet niet van toepassing is op echtscheidingen die vóór de inwerkingtreding ervan zijn opgestart. Dan blijft de bestaande regelgeving van toepassing » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2848/007, p. 121).

Daaruit blijkt dat het door de wetgever nagestreefde doel wel degelijk erin bestaat de toepassing van de nieuwe regelgeving met betrekking tot de huwelijksvermogensstelsels op alle echtscheidingen die vóór de inwerkingtreding ervan zijn opgestart, uit te sluiten.

B.5. In paragraaf 1 ervan voorziet artikel 229 van het Burgerlijk Wetboek in de algemene mogelijkheid om uit de echt te scheiden op grond van onherstelbare ontwrichting, die met alle wettelijke middelen kan worden aangetoond.

In artikel 1254 van het Gerechtelijk Wetboek worden, met betrekking tot die twee gevallen, preciseringen aangebracht wat betreft het instellen van de vordering tot echtscheiding.

In het eerste van die gevallen (artikel 229, § 2, van het Burgerlijk Wetboek) bepaalt artikel 1254 van het Gerechtelijk Wetboek dat de vordering moet worden ingesteld bij een verzoekschrift ondertekend door iedere echtgenoot (gezamenlijk verzoekschrift). In het tweede geval (artikel 229, § 3, van het Burgerlijk Wetboek) bepaalt artikel 1254 van het Gerechtelijk Wetboek dat de vordering kan worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak.

Die twee manieren om het geding in te leiden wijken af van het gemeen recht van de inleiding van het geding, aangezien zij het gebruik van het verzoekschrift op tegenspraak mogelijk maken. Zij verbieden het gebruik van de dagvaarding evenwel niet.

Buiten die twee gevallen is het gemeen recht van toepassing : de vordering tot echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting kan worden ingesteld bij dagvaarding of bij gezamenlijk verzoekschrift, en zelfs bij conclusies tussen partijen die reeds bij de zaak betrokken zijn.

De vermelding van artikel 1254 van het Gerechtelijk Wetboek in de in het geding zijnde bepaling heeft niet tot gevolg dat de bij dagvaarding ingestelde echtscheidingen worden uitgesloten van de overgangsregeling waarin die bepaling voorziet. De in het geding zijnde bepaling anders interpreteren zou in strijd zijn met het doel dat ermee wordt nagestreefd, dat in B.4 is vermeld.

B.6. Het aangevoerde verschil in behandeling bestaat niet.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 78, § 3, 2°, van de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2018 pub. 27/07/2018 numac 2018040546 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 1 oktober 2020.

De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut F. Daoût

^