gepubliceerd op 31 maart 2021
Uittreksel uit arrest nr. 128/2020 van 1 oktober 2020 Rolnummer 7309 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit emeritus voorzitter A. Alen, overeenkomstig artikel 60b(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 128/2020 van 1 oktober 2020 Rolnummer 7309 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit emeritus voorzitter A. Alen, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, voorzitter F. Daoût, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 21 november 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 november 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « In hoeverre schenden de oude artikelen 70-72 BW / huidige artikelen 164/3-164/5 BW de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel) en 22 van de Grondwet (recht op eerbiediging van privéleven en gezinsleven) al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM (recht op eerlijk proces), daar waar de mogelijkheid die voor aanstaande echtgenoten openstaat om in het kader van de aangifte van het huwelijk de geboorteakte te vervangen door een akte van bekendheid niet openstaat voor aanstaande wettelijke samenwoners in het kader van de aangifte (verklaring) van wettelijke samenwoning ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek.
B.2. De in het geding zijnde bepalingen zijn een onderdeel van de wettelijke formaliteiten betreffende het huwelijk. Zij hebben in het bijzonder betrekking op de aangifte van een huwelijk waarbij de geboorteakte een vereist document is (artikel 164/2, § 1, van het Burgerlijk Wetboek). Zo dient de ambtenaar van de burgerlijke stand bij een aangifte immers na te gaan of de geboorteakte van de toekomstige echtgenoten beschikbaar is in de databank voor de akten van de burgerlijke stand (DABS). Hij verzoekt desgevallend de betrokken ambtenaar om de geboorteakte in de voormelde databank op te nemen, en, in subsidiaire orde, de toekomstige echtgenoten om een uittreksel van de geboorteakte voor te leggen.
In bepaalde situaties heeft de wetgever geoordeeld dat de vereiste geboorteakte kan worden vervangen door een akte van bekendheid via een procedure voor de rechter (artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek).
Artikel 164/3 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Onverminderd artikel 368-10 kan de echtgenoot, die in de onmogelijkheid verkeert zich een akte van geboorte te verschaffen, de akte van geboorte vervangen door : 1° indien zijn akte van geboorte werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de bedoelde akte van de burgerlijke stand te verkrijgen, werden aanvaard : a) hetzij een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van zijn land van geboorte;b) hetzij, ingeval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich voornoemd document te verschaffen, een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van zijn hoofdverblijfplaats;2° indien zijn akte van geboorte niet werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de akte van de burgerlijke stand in kwestie te verkrijgen, werden aanvaard een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van hun hoofdverblijfplaats. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, een lijst van landen waarvoor de in lid 1, 1°, bedoelde onmogelijkheid of zware moeilijkheden worden aanvaard ».
Artikel 164/4 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « In de akte van bekendheid verklaren twee getuigen, van minimum achttien jaar oud, de voornamen, de naam, het beroep en de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de toekomstige echtgenoot, en die van zijn ouders, indien deze bekend zijn, de geboorteplaats en, zo mogelijk, de geboortedatum en de redenen die beletten de akte over te leggen. De getuigen tekenen met de vrederechter de akte van bekendheid. Indien een getuige niet kan tekenen wordt dit vermeld ».
Artikel 164/5 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « De vrederechter bedoeld in artikel 164/3 maakt de akte van bekendheid onmiddellijk over aan de familierechtbank van de plaats waar het huwelijk moet worden voltrokken. De familierechtbank, na de procureur des Konings te horen, weigert te homologeren indien zij oordeelt dat de verklaringen van de getuigen en de redenen die het overleggen van de akte van geboorte beletten onvoldoende zijn.
De gehomologeerde akte van bekendheid wordt als bijlage in de DABS opgenomen ».
B.3.1. In de voor de verwijzende rechter hangende zaak wordt het verzoek tot homologatie van een akte van bekendheid, opgemaakt door de vrederechter naar aanleiding van een verklaring van wettelijk samenwonen, onderzocht.
De verwijzende rechter stelt vast dat de regeling inzake het wettelijk samenwonen niet in een mogelijkheid voorziet om een ontbrekende akte van de burgerlijke stand te vervangen door een akte van bekendheid, terwijl in dergelijke vervanging wel is voorzien in het kader van de regeling betreffende het huwelijk.
B.3.2. De verwijzende rechter wenst te vernemen of de artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre voor aanstaande echtgenoten de mogelijkheid openstaat om in het kader van de aangifte van het huwelijk de geboorteakte te vervangen door een akte van bekendheid, terwijl een dergelijke mogelijkheid niet openstaat voor aanstaande wettelijk samenwonenden in het kader van de verklaring van wettelijke samenwoning.
B.4. Zonder dat het Hof zich dient uit te spreken over de vraag of het voorgelegde verschil in behandeling voortvloeit uit de artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek (aangifte van het huwelijk), dan wel uit de artikelen 1475 en 1476 van het Burgerlijk Wetboek (verklaring van wettelijk samenwonen), berust dat verschil op een verkeerd uitgangspunt.
Immers, de wetgeving inzake de verklaring van wettelijk samenwonen vereist niet dat een geboorteakte wordt voorgelegd zodat die wetgeving evenmin dient te voorzien in een mogelijkheid tot vervanging van die akte indien ze ontbreekt. Indien door een ambtenaar van de burgerlijke stand met het oog op het onderzoek van de wettelijke voorwaarden inzake wettelijk samenwonen toch wordt gevraagd een geboorteakte voor te leggen en de betrokkene daarover niet of niet meer beschikt, kan laatstgenoemde niet tot de voorlegging van die akte worden verplicht en verhindert niets hem via andere middelen van recht, zoals een akte van bekendheid, het bewijs te leveren dat aan de wettelijke voorwaarden van artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek is voldaan.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek schenden niet de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 1 oktober 2020.
De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut A. Alen