Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 26 januari 2021

Uittreksel uit arrest nr. 156/2020 van 26 november 2020 Rolnummer 6917 In zake: het beroep tot vernietiging van artikel 233, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 15 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstede Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020205265
pub.
26/01/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 156/2020 van 26 november 2020 Rolnummer 6917 In zake: het beroep tot vernietiging van artikel 233, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 15 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 juli 2017 « houdende de regionalisering van de woninghuurovereenkomst », ingesteld door de vzw « Chambre d'Arbitrage et de Médiation / Kamer van Arbitrage en Bemiddeling » en Olivier Domb.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter A. Alen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 april 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 mei 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 233, § 2, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 15 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 juli 2017 « houdende de regionalisering van de woninghuurovereenkomst » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 oktober 2017) door de vzw « Chambre d'Arbitrage et de Médiation / Kamer van Arbitrage en Bemiddeling » en Olivier Domb, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.

B. Cambier en Mr. A. Paternostre, advocaten bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1.1. Bij artikel 15 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 27 juli 2017 « houdende de regionalisering van de woninghuurovereenkomst » (hierna : de ordonnantie van 27 juli 2017) wordt, in de Brusselse Huisvestingscode, een titel XI (« Woninghuurovereenkomsten ») ingevoegd, waarvan artikel 233 (« Geschillenregeling ») van dat Wetboek deel uitmaakt, dat bepaalt : « § 1.Onverminderd het aanhangig zijn bij een rechtbank, kunnen de partijen hun onenigheid in der minne regelen door, indien nodig, hun toevlucht te nemen tot de diensten van een erkende bemiddelaar of om het even welke andere alternatieve procedure waarnaar verwezen wordt in de bijlage bedoeld in artikel 218, § 5. § 2. De partijen kunnen overeenkomen om hun geschil aan een arbiter voor te leggen na het ontstaan van het geschil.

Elk arbitragebeding dat vóór het ontstaan van het geschil overeengekomen is, wordt voor niet geschreven gehouden ».

B.1.2. Een « woninghuurovereenkomst » is een « huurovereenkomst betreffende een woning met uitsluiting van toeristische logies in de zin van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 8 mei 2014 » (artikel 2, § 1, 30°, van de Brusselse Huisvestingscode, ingevoegd bij artikel 3 van de ordonnantie van 27 juli 2017), met dien verstande dat de woning « het gebouw of gebouwgedeelte [is] dat gebruikt of bestemd is om bewoond te worden door één of verscheidene gezinnen » (artikel 2, § 1, 3°, van dezelfde Code).

B.2. Artikel 218, § 5, 11°, van de Brusselse Huisvestingscode vereist van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat zij, in een bijlage die bij de woninghuurovereenkomst moet worden gevoegd, voorziet in een « uitleg over de wettelijke bepalingen met betrekking tot » de « mogelijkheden voor de partijen om, voorafgaand aan het aanhangig maken bij een rechtbank, hun toevlucht te nemen tot alternatieve procedures voor het regelen van hun geschil zoals bemiddeling, arbitrage of verzoening ».

Ten aanzien van de ontvankelijkheid Wat betreft het belang van de verzoekende partijen B.3. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.4. De vzw « Chambre d'Arbitrage et de Médiation / Kamer van Arbitrage en Bemiddeling » heeft arbitrage in de zin van deel VI van het Gerechtelijk Wetboek als eerste doel (artikel II van de statuten, bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad van 29 januari 2004).

Uit de aan het Hof voorgelegde documenten blijkt dat vele huurovereenkomsten met betrekking tot woningen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, vóór het aannemen van artikel 233, § 2, tweede lid, van de Brusselse Huisvestingscode, dat de bestreden bepaling vormt, een arbitragebeding bevatten waarbij de verzoekende vereniging als arbiter werd aangewezen in geval van een geschil tussen de partijen bij die overeenkomsten.

Door elk dergelijk arbitragebeding dat vóór het ontstaan van het geschil tussen de partijen bij een woninghuurovereenkomst is overeengekomen, voor niet-geschreven te houden, heft de bestreden bepaling de principiële verplichting op, voor de partijen bij een huurovereenkomst die een dergelijk beding bevat, om zich bij een geschil tot de verzoekende vereniging te wenden. Daardoor is de bestreden bepaling van dien aard dat zij het aantal verzoeken tot arbitrage, gericht aan die vereniging, doet verminderen.

De bestreden norm kan de situatie van die vereniging dus rechtstreeks en ongunstig raken.

B.5. Aangezien de verzoekende vereniging doet blijken van een belang om de vernietiging van de bestreden bepaling te vorderen, is het niet noodzakelijk te onderzoeken of dat ook geldt voor de andere verzoekende partij.

Wat betreft de bevoegdheid van het Hof B.6. Het middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 33, 35 en 146 van de Grondwet, van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, in samenhang gelezen met artikel 4 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, van de artikelen 1101 en 1134 van het Burgerlijk Wetboek en van de artikelen 1676 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

De verzoekende partijen verwijten de ordonnantiegever dat hij, door inzake woninghuurovereenkomsten de mogelijkheid tot arbitrage te beperken, de bevoegdheid van de federale wetgever schendt.

B.7. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om uitspraak te doen op de beroepen tot vernietiging van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten en wegens schending van de artikelen van titel II (« De Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 van de Grondwet.

B.8. Artikel 35 van de Grondwet bepaalt : « De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen.

De gemeenschappen of de gewesten zijn, ieder wat hem betreft, bevoegd voor de overige aangelegenheden onder de voorwaarden en op de wijze bepaald door de wet. Deze wet moet worden aangenomen met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid.

Overgangsbepaling De wet bedoeld in het tweede lid bepaalt de dag waarop dit artikel in werking treedt. Deze dag kan niet voorafgaan aan de dag waarop het nieuw in titel III van de Grondwet in te voegen artikel in werking treedt dat de exclusieve bevoegdheden van de federale overheid bepaalt ».

De in het tweede lid van artikel 35 van de Grondwet bedoelde wet is nog niet aangenomen. Die grondwetsbepaling is dus nooit in werking getreden, zodat het Hof niet bevoegd is om uitspraak te doen over haar inachtneming.

B.9.1. Artikel 33 van de Grondwet bepaalt : « Alle machten gaan uit van de Natie.

Zij worden uitgeoefend op de wijze bij de Grondwet bepaald ».

B.9.2. Artikel 1101 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Een contract is een overeenkomst waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere verbinden iets te geven, te doen, of niet te doen ».

B.9.3. Artikel 1134 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan, strekken degenen die deze hebben aangegaan, tot wet.

Zij kunnen niet herroepen worden dan met hun wederzijdse toestemming of op de gronden door de wet erkend.

Zij moeten te goeder trouw worden ten uitvoer gebracht ».

B.9.4. De artikelen 1676 tot 1723 van het Gerechtelijk Wetboek, die deel VI van dat Wetboek vormen, strekken ertoe de « arbitrage » te regelen, die een bijzondere wijze van geschillenbeslechting is.

B.10. Geen van de in B.9 vermelde grondwets- of wetsbepalingen strekt ertoe de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid en de deelentiteiten te bepalen.

Het Hof is dus niet bevoegd om uitspraak te doen over de inachtneming van de regels die in die bepalingen worden vermeld.

B.11. In zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 33 en 35 van de Grondwet, van de artikelen 1101 en 1134 van het Burgerlijk Wetboek en van de artikelen 1676 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, is het middel onontvankelijk.

Ten gronde B.12. De verzoekende partijen voeren aan dat artikel 233, § 2, tweede lid, van de Brusselse Huisvestingscode een federale aangelegenheid regelt, zonder dat de voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheid die bij artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten aan de gewesten is toegewezen, vervuld zijn.

B.13.1. Arbitrage is een manier van geschillenbeslechting die steunt op de autonomie van de partijen, die beslissen om de bevoegdheid om recht te spreken toe te vertrouwen aan een of meer arbiters teneinde definitief een einde te maken aan een geschil tussen hen. Krachtens artikel 1681 van het Gerechtelijk Wetboek is « een arbitrageovereenkomst [...] een overeenkomst waarin de partijen alle geschillen of sommige geschillen die tussen hen gerezen zijn of zouden kunnen rijzen met betrekking tot een bepaalde, al dan niet contractuele, rechtsverhouding aan arbitrage voorleggen ». Met toepassing van artikel 1682, § 1, van hetzelfde Wetboek verklaart « de rechter bij wie een geding aanhangig is gemaakt waarop een arbitrageovereenkomst betrekking heeft, [...] zich, op verzoek van een partij, zonder rechtsmacht, tenzij de overeenkomst ten aanzien van dat geschil niet geldig is of geëindigd is ».

B.13.2. Volgens de bestreden bepaling kunnen de partijen bij een woninghuurovereenkomst overeenkomen om hun geschil aan een arbiter voor te leggen na het ontstaan van het geschil maar wordt een arbitragebeding dat vóór het ontstaan van het geschil is overeengekomen voor niet-geschreven gehouden.

B.13.3. De in artikel 6, § 1, IV, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten aan de gewesten toegewezen bevoegdheid betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan laat niet toe om de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken te regelen, aangezien die aangelegenheid op grond van artikel 146 van de Grondwet tot de bevoegdheid van de federale wetgever behoort. Ook de regeling van de mogelijkheid om een arbitrageovereenkomst te sluiten, wat een invloed heeft op de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken, behoort tot de bevoegdheid van de federale overheid.

B.14.1. Artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, in samenhang gelezen met artikel 4, eerste lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989, staat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest echter wel toe ordonnantiebepalingen aan te nemen in een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de federale wetgever behoort, op voorwaarde dat die bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van het Gewest, dat die aangelegenheid zich leent tot een gedifferentieerde regeling en dat de weerslag van die bepalingen op de federale aangelegenheid slechts marginaal is.

B.14.2. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de ordonnantiegever de bestreden bepaling heeft aangenomen met de bedoeling te vermijden dat arbitrageovereenkomsten een financiële drempel kunnen vormen voor de oplossing van huurgeschillen : « Het komt immers vaak voor dat de huurovereenkomsten arbitrageclausules bevatten die de partijen dwingen om hun geschillen voor te leggen aan een nauwkeurig aangeduide bemiddelaar, zonder dat de partijen echter alle implicaties en gevolgen kennen, met name op praktisch en financieel vlak, die uit de inlassing van een dergelijke clausule in de huurovereenkomst voortvloeien. Bovendien wordt dat type clausule regelmatig gebruikt om de bevoegdheid van de vrederechters te dwarsbomen, die nochtans de natuurlijke rechters zijn voor geschillen aangaande verhuringen.

Bijgevolg is het doel van het artikel 233, § 2, om misbruiken te vermijden die vaak het gevolg van zijn van de praktijk om automatisch arbitrageclausules in huurovereenkomsten op te nemen.

Om die reden kunnen de partijen in het contract overeenkomen om hun geschil voor te leggen aan een of meerdere bemiddelaars, maar over de aanduiding ervan kan pas in overleg beslist worden op het moment dat het geschil zich voordoet » (Parl. St., Brussels Hoofdstedelijk Parlement, 2016-2017, nr. A-488/1, p. 35).

B.14.3. De bestreden bepaling past aldus in de doelstelling om de toegang tot de rechter in geschillen omtrent huurovereenkomsten voor hoofdverblijfplaatsen en voor studentenwoningen zo eenvoudig en laagdrempelig mogelijk te maken. In het licht van die doelstelling kon de ordonnantiegever, bij de uitoefening van de hem toegewezen bevoegdheid betreffende de huur van voor bewoning bestemde goederen of delen ervan, het noodzakelijk achten te vermijden dat de mogelijke financiële impact van een arbitrageprocedure een drempel zou vormen voor de beslechting van huurgeschillen.

B.14.4. Krachtens artikel 1676, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek kan ieder geschil van vermogensrechtelijke aard evenals elk niet-vermogensrechtelijk geschil dat vatbaar is voor dading, het voorwerp van een arbitrage uitmaken. Overeenkomstig artikel 1676, § 4, geldt die bepaling tenzij de wet anders voorziet. In zoverre de federale wetgever aldus uitdrukkelijk toelaat om bepaalde geschillen van arbitrage uit te sluiten, blijkt dat de geregelde aangelegenheid zich tot een gedifferentieerde regeling leent.

B.14.5. Aangezien de bestreden bepaling enkel betrekking heeft op de geschillen inzake woninghuurovereenkomsten, is de weerslag op de federale aangelegenheid marginaal.

B.14.6. Aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen is bijgevolg voldaan, zodat de ordonnantiegever zijn bevoegdheid niet heeft overschreden door de bestreden bepaling aan te nemen.

B.15. Het middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 26 november 2020.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^