Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 14 oktober 2019

Uittreksel uit arrest nr. 23/2019 van 14 februari 2019 Rolnummer 6763 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 31bis, § 2, 3°, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, gesteld door de Commissie voo Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters J.-P(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019204543
pub.
14/10/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 23/2019 van 14 februari 2019 Rolnummer 6763 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 31bis, § 2, 3°, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten houdende fiscale en andere bepalingen, gesteld door de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij beslissing van 31 oktober 2017 in zake M.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 november 2017, heeft de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 31bis, § 2, 3° van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten houdende fiscale en andere bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet nu de wettelijke termijn voor het indienen van het verzoek tot hulp drie jaar is te rekenen vanaf de daden of de ontploffing zoals bedoeld in lid 2° terwijl de termijn voor rechtstreekse slachtoffers ingevolge artikel 31bis, § 1, 4° drie jaar is te rekenen, naargelang het geval, vanaf de dag waarop er definitief uitspraak is gedaan over de strafvordering bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing door een onderzoeks- of vonnisgerecht, de dag waarop een strafrechtbank bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing uitspraak heeft gedaan over de burgerlijke belangen na de beslissing over de strafvordering, of de dag waarop uitspraak is gedaan door een burgerlijke rechtbank bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing over de toerekening van of over de vergoeding van de schade ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders (hierna : de Commissie) vraagt het Hof of artikel 31bis, § 2, 3°, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten houdende fiscale en andere bepalingen (hierna : de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten), bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoek om financiële hulp voor « occasionele redders » drie jaar is te rekenen vanaf de opzettelijke gewelddaad, de ontploffing van een oorlogstuig of een valstriktuig of de daad gesteld om personen te redden van wie het leven in gevaar was, terwijl de termijn voor « rechtstreekse slachtoffers » drie jaar is te rekenen vanaf de dag waarop er definitief uitspraak is gedaan over de strafvordering bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing door een onderzoeks- of vonnisgerecht, de dag waarop de strafrechtbank bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing uitspraak heeft gedaan over de burgerlijke belangen na de beslissing over de strafvordering, of de dag waarop uitspraak is gedaan door een burgerlijke rechtbank bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing over de toerekening van of over de vergoeding van de schade (artikel 31bis, § 1, 4°).

B.2. De Commissie kent financiële hulp toe aan « rechtstreekse slachtoffers » en hun erfgerechtigden en aan « occasionele redders » en hun erfgerechtigden (artikel 31 van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten). « Rechtstreekse slachtoffers » zijn personen die ernstige lichamelijke of psychische schade ondervinden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad (artikel 31, 1°, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten). In bepaalde gevallen stelt de Commissie de « [rechtstreekse] getuigen van een opzettelijke gewelddaad » gelijk met de « rechtstreekse slachtoffers van een opzettelijke gewelddaad », waardoor ook zij onder de toepassing vallen van artikel 31, 1°.

Onder « occasionele redder » dient te worden verstaan, hij die vrijwillig hulp biedt aan slachtoffers, niet in het kader van de uitoefening van een beroepsactiviteit in verband met de veiligheid en niet in het kader van een deelname aan eender welke gestructureerde vereniging teneinde hulp en bijstand te verlenen aan derden (artikel 31, 5°, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten).

B.3.1. Artikel 31bis, § 1, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten bepaalt : « De financiële hulp als bedoeld in artikel 31, 1° tot 4°, wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° De gewelddaad is in België gepleegd.[...] 2° [...] 3° [...] 4° Indien de dader bekend is, moet de verzoeker schadevergoeding nastreven door middel van een burgerlijke partijstelling, een rechtstreekse dagvaarding of een vordering voor een burgerlijke rechtbank. Het verzoek kan slechts worden ingediend, naargelang het geval, na een in kracht van gewijsde gegane beslissing over de strafvordering of na een in kracht van gewijsde gegane beslissing van de burgerlijke rechtbank over de toerekening van of over de vergoeding van de schade.

Het verzoek is binnen drie jaar ingediend.

De termijn loopt, naargelang het geval, vanaf de dag waarop er definitief uitspraak is gedaan over de strafvordering bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing door een onderzoeks- of vonnisgerecht, de dag waarop een strafrechtbank bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing uitspraak heeft gedaan over de burgerlijke belangen na de beslissing over de strafvordering, of de dag waarop uitspraak is gedaan door een burgerlijke rechtbank bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing over de toerekening van of over de vergoeding van de schade. 5° De schade kan niet afdoende worden hersteld door de dader of de burgerlijk aansprakelijke partij, op grond van een stelsel van sociale zekerheid of een private verzekering, noch op enige andere manier.6° Wanneer de verzoeker door omstandigheden volledig buiten zijn wil om geen klacht kon indienen, de hoedanigheid van benadeelde partij niet kon aannemen, zich geen burgerlijke partij kon stellen, geen vordering kon instellen of geen vonnis kon bekomen of wanneer het instellen van een vordering of het bekomen van een vonnis gelet op de insolvabiliteit van de dader kennelijk onredelijk lijkt, kan de commissie oordelen dat de door de verzoeker aangehaalde redenen voldoende zijn om hem te ontslaan van de in 3° en 4° voorziene voorwaarden ». B.3.2. Artikel 31bis, § 2, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten bepaalt : « De financiële hulp bedoeld in artikel 31, 5°, wordt toegekend wanneer de occasionele redders aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° op het Belgisch grondgebied geïntervenieerd hebben;2° een schade ondervonden hebben : a) hetzij door vrijwillig hulp verleend te hebben aan een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad of van de ontploffing van een oorlogstuig of een valstriktuig;b) hetzij door een daad gesteld te hebben om personen te redden van wie het leven in gevaar was;3° een verzoek tot hulp ingediend hebben binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf één van de daden of de ontploffing bedoeld in 2°;4° geen effectief en voldoende schadeherstel kunnen verkrijgen door de burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, door een stelsel van sociale zekerheid, door een private verzekering of op elke andere wijze ». B.4.1. De Ministerraad meent dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft, omdat de vraag te algemeen, te theoretisch en te hypothetisch is, waardoor het antwoord niet zou bijdragen tot de oplossing van het bodemgeschil.

B.4.2. In de regel komt het de verwijzende rechter toe te oordelen of het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is voor het oplossen van het geschil. Alleen indien dat klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft.

B.4.3. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat M.D. volgens de Commissie niet als « rechtstreeks slachtoffer » noch als « rechtstreekse getuige » van een opzettelijke gewelddaad, maar als « occasionele redder » kan worden beschouwd, waardoor haar verzoek om financiële hulp als laattijdig zou moeten worden afgewezen.

De Commissie vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepalingen discriminerend zijn in zoverre het aanvangspunt van de vervaltermijn waarin zij voorzien, verschilt naargelang het verzoek om financiële hulp wordt ingediend door een « rechtstreeks slachtoffer » van een opzettelijke gewelddaad (artikel 31bis, § 1, 4°, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten) of door een « occasionele redder » (artikel 31bis, § 2, 3°, van dezelfde wet).

B.4.4. Het antwoord op de prejudiciële vraag is dienstig voor de oplossing van het bodemgeschil.

B.5.1. De wetgever heeft de keuze van het aanvangspunt van de vervaltermijn voor de rechtstreekse slachtoffers als volgt verantwoord : « De commissie heeft de bevoegdheid noch de middelen om zelf een onderzoek te voeren naar de omstandigheden van de gewelddaad. Ze dient zich te richten naar wat de strafrechter heeft beslist. Een definitieve uitspraak over de strafvordering geldt trouwens erga omnes » (Parl. St., Kamer 2001-2002, DOC 50-0626/002, p. 10). « Het is inderdaad nodig dat een gerecht, een onderzoeksgerecht of een vonnisgerecht, vooraf een uitspraak heeft gedaan over de echtheid van de feiten die door de verzoeker worden aangeklaagd » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 873/2/1°, p. 10).

Bovendien heeft de wetgever het nodig geacht dat « het slachtoffer in elk geval blijk moet geven van een zekere belangstelling om de hulp te bekomen » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 873/2/1°, p. 17).

B.5.2. Het begrip « occasionele redders » is bij artikel 462 van de programmawet van 27 december 2004Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 27/12/2004 pub. 31/12/2004 numac 2004021170 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten ingevoegd in de wet van 1 augustus 1985. De mogelijke vergoeding van de schade voor de categorie van de « occasionele redders » is echter niet nieuw.Reeds bij de initiële wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten konden « moedige personen » zich wenden tot de Staat om een bijzondere vergoeding te bekomen (artikel 42, § 4, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten).

Sinds de voormelde wetswijziging van 2004 is het verzoek om financiële hulp dat de « occasionele redders » kunnen indienen, onder meer onderworpen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarde van indiening binnen een vervaltermijn van drie jaar, te rekenen vanaf een van de daden of de ontploffing bedoeld in artikel 31bis, § 2, 2°.

Aangaande het startpunt van die vervaltermijn wordt in de parlementaire voorbereiding geen verdere verduidelijking gegeven.

B.6. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.7.1. De Ministerraad meent dat de in de prejudiciële vraag beoogde categorieën van personen niet vergelijkbaar zouden zijn, aangezien rechtstreekse slachtoffers schade ondervinden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad, terwijl occasionele redders schade ondervinden als gevolg van hun eigen reddingsdaad.

B.7.2. De situatie van de occasionele redders en die van de rechtstreekse slachtoffers zijn voldoende vergelijkbaar wat betreft het aanvangspunt van de vervaltermijn die van toepassing is op het verzoek om financiële hulp dat zij bij de Commissie indienen, daar die categorieën van personen beiden schade kunnen oplopen uit dezelfde feiten of samenhang van feiten en zij in voorkomend geval dezelfde gerechtelijke procedure volgen om de vergoeding van hun schade te verkrijgen.

B.8.1. Aangaande de financiële tegemoetkoming van het Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders is tijdens de parlementaire voorbereiding opgemerkt : « De door dit ontwerp van wet ingevoerde schadeloosstelling gaat niet uit van een vermoeden van schuld dat op de Staat rust, omdat deze laatste het misdrijf niet heeft kunnen voorkomen maar wel van een principe van collectieve solidariteit tussen leden van een zelfde natie » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 873/1, p. 17). « Het ontwerp is dan ook in generlei een verzwakking van de aansprakelijkheid van de daders van het misdrijf en evenmin voert het een soort aansprakelijkheid van de Staat in » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 873/2/1°, p. 5).

De personen bedoeld in artikel 31 van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten kunnen bij de Commissie een financiële tegemoetkoming vragen die bedoeld is als een « subsidiaire solidariteitstussenkomst » (ibid., p. 19).

B.8.2. Het voormelde beginsel, dat wordt aangeduid als subsidiariteitsbeginsel, vindt zijn uitwerking in de artikelen 31bis, § 1, 5°, en artikel 31bis, § 2, 4°, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten.

Immers, de Commissie zal enkel dan tot een uitbetaling van de financiële hulp overgaan wanneer voor rechtstreekse slachtoffers de schade niet afdoende kan worden hersteld door de dader of de burgerlijk aansprakelijke partij, op grond van een stelsel van sociale zekerheid of een private verzekering, noch op enige andere manier en wanneer occasionele redders, geen effectief of voldoende schadeherstel kunnen verkrijgen door de burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, door een stelsel van sociale zekerheid, door een private verzekering of op elke andere wijze.

B.8.3. In de zaak voor de verwijzende rechter heeft de persoon, die als occasionele redder om een tegemoetkoming van de Commissie verzoekt, vrijwillig hulp geboden aan het slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad en heeft zij zich burgerlijke partij gesteld teneinde een vergoeding te verkrijgen van de schade die voortvloeit uit het misdrijf. Wegens de insolvabiliteit van de veroordeelde wordt haar de toegekende schadevergoeding evenwel ontzegd.

Het Hof beperkt zijn onderzoekt tot dat geval.

B.9. Het subsidiariteitsbeginsel is essentieel voor het door de wetgever ingevoerde systeem van financiële hulp door de Commissie (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 873/2/1°, p. 6). Dat beginsel heeft voor gevolg dat een tegemoetkoming vanwege de Commissie enkel dan toegelaten is wanneer er geen effectief en voldoende schadeherstel op een andere manier kan worden verkregen.

Opdat de schade ten gevolge van een misdrijf kan worden vergoed, dient een vordering te worden ingesteld voor de bevoegde rechter.

B.10.1. Het verschil in behandeling tussen de beide categorieën van verzoekers bij de Commissie steunt op een objectief criterium, zijnde de hoedanigheid van de verzoeker van de financiële hulp.

B.10.2. Wanneer een rechtstreeks slachtoffer schade ondervindt van een opzettelijke gewelddaad, loopt de termijn om een verzoek bij de Commissie in te dienen vanaf de dag van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing zoals bepaald in artikel 31bis, § 1, 4°, vierde lid, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten. Slechts op dat ogenblik staat de aanspraak van het slachtoffer ten aanzien van de pleger van het opzettelijk geweld vast.

B.10.3. Wanneer, zoals te dezen, de occasionele redder zich burgerlijke partij stelt om schadevergoeding te verkrijgen van de pleger van het opzettelijk geweld, zal zijn aanspraak op schadevergoeding eveneens slechts vaststaan nadat een rechterlijke beslissing daarover is gewezen, wat meerdere jaren kan duren.

B.10.4. In die omstandigheden is het niet redelijk verantwoord dat de termijn waarover hij beschikt om een verzoek tot hulp bij de Commissie in te dienen, wanneer blijkt dat hij geen afdoende schadeherstel kan verkrijgen van de burgerrechtelijk aansprakelijke persoon, loopt vanaf de dag van de gewelddaad en niet vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing over zijn burgerlijke vordering, zoals dat het geval is voor het rechtstreekse slachtoffer in de gevallen bedoeld in artikel 31bis, § 1, 4°, vierde lid, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten.

B.11. In die mate dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.

B.12. In afwachting van het optreden van de wetgever staat het aan de verwijzende rechter een einde te maken aan de door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid, aangezien die vaststelling wordt uitgedrukt in voldoende duidelijke en volledige bewoordingen om toe te laten dat de in het geding zijnde bepaling wordt toegepast met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 31bis, § 2, 3°, van de wet van 1 augustus 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/08/1985 pub. 15/11/2000 numac 2000000832 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende fiscale en andere bepalingen . - hoofdstuk III, afdeling II. - Duitse vertaling sluiten houdende fiscale en andere bepalingen schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre de occasionele redder die hulp heeft geboden aan een slachtoffer van een opzettelijke gewelddaad en die zich burgerlijke partij heeft gesteld teneinde een vergoeding te krijgen van de schade die voortvloeit uit het misdrijf, zijn verzoek tot hulp bij de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders moet indienen binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum van de opzettelijke gewelddaad en niet vanaf de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waarbij over zijn burgerlijke vordering uitspraak wordt gedaan.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 februari 2019.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^