Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 09 april 2019

Uittreksel uit arrest nr. 46/2019 van 14 maart 2019 Rolnummers 6880 en 6893 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 133 en 151 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalinge Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019201387
pub.
09/04/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 46/2019 van 14 maart 2019 Rolnummers 6880 en 6893 In zake : de beroepen tot vernietiging van de artikelen 133 en 151 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, ingesteld door de vzw « Aktiekomitee Red de Voorkempen » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke, P. Nihoul en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 23 maart 2018 en 3 april 2018 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 26 maart 2018 en 4 april 2018, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van de artikelen 133 en 151 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2017, tweede editie) door de vzw « Aktiekomitee Red de Voorkempen », H.B., A.D., D.M., J.C., A.M., J.S., G. V.L., D.B. en P.M., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Vande Casteele, advocaat bij de balie te Antwerpen.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6880 en 6893 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1.1. Het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 « houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving » (hierna : het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2017 pub. 20/12/2017 numac 2017040986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving sluiten) brengt een aantal wijzigingen aan in het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (hierna : het Omgevingsvergunningsdecreet), waarbij onder andere een beperking van de toegang tot het beroep tegen vergunningsbeslissingen tot personen die tijdens het openbaar onderzoek bezwaar hebben ingediend, wordt ingevoerd (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1149/1, pp. 3-4).

B.1.2. Krachtens artikel 53 van het Omgevingsvergunningsdecreet kunnen leden van het betrokken publiek een administratief beroep instellen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen over een vergunningsaanvraag, genomen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 2, eerste alinea, 1°, van het Omgevingsvergunningsdecreet definieert het betrokken publiek als volgt : « [Elke] natuurlijke persoon of rechtspersoon alsook elke vereniging, organisatie of groep met rechtspersoonlijkheid die gevolgen ondervindt of waarschijnlijk ondervindt van of belanghebbende is bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden waarbij niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten, geacht worden belanghebbende te zijn ».

B.1.3. Artikel 133, 2°, van het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2017 pub. 20/12/2017 numac 2017040986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving sluiten wijzigt artikel 53 van het Omgevingsvergunningsdecreet en voorziet in een nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarde voor het administratief beroep in het kader van de gewone vergunningsprocedure. Wanneer een aanvraag in eerste administratieve aanleg overeenkomstig de gewone vergunningsprocedure werd behandeld, kunnen leden van het betrokken publiek enkel een administratief beroep instellen wanneer zij tijdens het openbaar onderzoek een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar hebben ingediend, behoudens enkele uitzonderingen. Het aldus gewijzigde artikel 53 luidt : « Het beroep kan worden ingesteld door : 1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;2° het betrokken publiek;3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht; 5° ...; 6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat. Als de aanvraag in eerste administratieve aanleg overeenkomstig de gewone vergunningsprocedure behandeld is, kan het betrokken publiek alleen een beroep instellen als hij tijdens het openbaar onderzoek een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar heeft ingediend, tenzij aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het beroep is ingegeven door een wijziging aan de vergunningsaanvraag, aangebracht na het openbaar onderzoek;2° het beroep is ingegeven door : a) een bijzondere milieuvoorwaarde, opgelegd in de bestreden vergunning, wat betreft de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit;b) een andere voorwaarde, opgelegd in de bestreden vergunning, die geen betrekking heeft op de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit;3° het betrokken publiek toont aan dat hij door specifieke omstandigheden in de onmogelijkheid was om een standpunt, opmerking of bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek ». B.1.4. Krachtens artikel 105 van het Omgevingsvergunningsdecreet kunnen de leden van het betrokken publiek eveneens een uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing betreffende een omgevingsvergunning, genomen in laatste administratieve aanleg, aanvechten bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, tenzij hun kan worden verweten dat zij een voor hen nadelige vergunningsbeslissing niet hebben bestreden door middel van het daartoe openstaande georganiseerd administratief beroep bij de bevoegde overheid.

B.1.5. Artikel 151, 3°, van het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2017 pub. 20/12/2017 numac 2017040986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving sluiten wijzigt artikel 105 van het Omgevingsvergunningsdecreet en voorziet in dezelfde bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde als artikel 133, 2°, van het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2017 pub. 20/12/2017 numac 2017040986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving sluiten, maar dan voor het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

Het aldus gewijzigde artikel 105 bepaalt : « § 1. De uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing betreffende een omgevingsvergunning, genomen in laatste administratieve aanleg, of de aktename of de niet-aktename van een melding, vermeld in artikel 111, kan bestreden worden bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, vermeld in titel IV, hoofdstuk VIII, van de VCRO. § 2. Het beroep kan worden ingesteld door : 1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder, de exploitant of de persoon die de melding heeft verricht;2° het betrokken publiek;3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties, vermeld in artikel 24 of in artikel 42 of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als die instantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht; 5° ...; 6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat. De persoon aan wie kan worden verweten dat hij een voor hem nadelige vergunningsbeslissing niet heeft bestreden door middel van het daartoe openstaande georganiseerd administratief beroep bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, wordt geacht te hebben verzaakt aan zijn recht om zich tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen te wenden.

Als de aanvraag overeenkomstig de gewone vergunningsprocedure behandeld is, kan het betrokken publiek alleen een beroep instellen als hij tijdens het openbaar onderzoek een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar heeft ingediend, tenzij aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het beroep is ingegeven door een wijziging aan de vergunningsaanvraag, aangebracht na het openbaar onderzoek;2° het beroep is ingegeven door : a) een bijzondere milieuvoorwaarde, opgelegd in de bestreden vergunning, in het geval van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit;b) een voorwaarde, opgelegd in de bestreden vergunning, in het geval van een andere omgevingsvergunning, dan de vergunning vermeld in punt a);3° het betrokken publiek toont aan dat hij door specifieke omstandigheden in de onmogelijkheid was om een standpunt, opmerking of bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 15, die nagelaten heeft een uitdrukkelijke beslissing te nemen in eerste administratieve aanleg, wordt geacht te hebben verzaakt aan zijn recht om zich tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen te wenden, behoudens overmacht. § 3. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een vervaltermijn van vijfenveertig dagen die ingaat : 1° de dag na de datum van de betekening, voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;2° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de beslissing in de overige gevallen. § 4. Elk van de personen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, kan in de zaak tussenkomen ».

B.1.6. De bestreden bepalingen hebben tot gevolg dat de leden van het betrokken publiek in beginsel enkel toegang hebben tot het administratief beroep en het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, indien zij deelnamen aan het openbaar onderzoek, middels het indienen van een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar.

B.1.7. Uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepalingen blijkt dat de decreetgever meerdere doelstellingen nastreefde : « Met de voorwaarde dat een standpunt, opmerking of bezwaar moet zijn ingediend alvorens men administratief beroep kan aantekenen, worden volgende doelstellingen of principes nagestreefd : 1. een doelmatige besluitvorming : in dit kader is het van belang dat gegevens, argumenten en bewijs in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure naar voren worden gebracht;2. de beginselen van behoorlijk burgerschap : deze houden onder meer in dat wie nalaat zijn rechten (tijdig) te doen gelden, bezwaarlijk later met goed gevolg een schending van die rechten kan aanklagen;3. een snellere rechtszekerheid : het aantal administratieve beroepen - en bijgevolg ook het aantal beroepen voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen - zal dalen.De vergunninghouder bekomt bij gebrek aan bezwaren bijgevolg sneller rechtszekerheid. 4. een uniformisering met de procedurele trechter die is voorzien t.a.v. de procedure voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Immers, om een ontvankelijk beroep bij de RvVb in te stellen, is momenteel vereist dat de verzoeker het administratief beroep heeft uitgeput. Ook ten aanzien van de toegang tot de RvVb wordt dus voorzien in een procedurele trechter. Wie geen administratief beroep heeft ingesteld, kan geen beroep voor de RvVb inleiden. De vereiste dat bezwaar moet zijn ingediend om administratief beroep aan te tekenen, sluit hierbij aan, in een vroegere fase van de vergunningsprocedure » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1149/1, pp. 147-148).

B.1.8. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt eveneens dat de afdeling wetgeving van de Raad van State van oordeel was dat de bestreden bepalingen de inspraakmogelijkheid, geboden door de organisatie van een openbaar onderzoek, omvormen tot een inspraakplicht en zodoende de kern van het recht op toegang tot een rechter aantasten (ibid., p. 416).

Ten aanzien van de ontvankelijkheid Wat betreft de omvang van de beroepen B.2.1. Volgens de Vlaamse Regering moet de draagwijdte van de beroepen worden beperkt tot de artikelen 133, 2°, en 151, 3°, van het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2017 pub. 20/12/2017 numac 2017040986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving sluiten, omdat tegen de overige bestreden bepalingen geen duidelijke grieven worden aangevoerd.

B.2.2. Uit de formulering van de verzoekschriften blijkt dat de kritiek van de verzoekende partijen uitsluitend is gericht tegen de artikelen 133, 2°, en 151, 3°, van het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2017 pub. 20/12/2017 numac 2017040986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving sluiten, zodat het Hof zijn onderzoek daartoe beperkt.

B.3.1. De Vlaamse Regering betwist de ontvankelijkheid van het enige middel in beide zaken, in zoverre niet wordt uiteengezet waarom de bestreden bepalingen onbestaanbaar zijn met de artikelen 13, 159, 160 en 161 van de Grondwet.

B.3.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

B.3.3. Hoewel de uiteenzetting van het enige middel, dat identiek is in beide zaken, het niet mogelijk maakt om na te gaan in welk opzicht de artikelen 159, 160 en 161 van de Grondwet zouden zijn geschonden kan uit de verzoekschriften worden afgeleid dat de verzoekende partijen een schending van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet aanvoeren. De Vlaamse Regering heeft overigens in haar memorie en in haar memorie van wederantwoord op deze grief geantwoord en daardoor aangetoond dat zij de draagwijdte ervan heeft begrepen.

B.3.4. Het enige middel, in zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 159, 160 en 161 van de Grondwet, is niet ontvankelijk.

Ten gronde B.4.1. Het enige middel in beide zaken is afgeleid uit een schending, door de bestreden bepalingen, van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, doordat de toegang tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen, zonder redelijke verantwoording zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, door middel van de beperking van de toegang tot de administratieve beroepsprocedure, tot de leden van het betrokken publiek die tijdens het openbaar onderzoek een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar hebben ingediend, wordt beperkt.

B.4.2. Artikel 13 van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van de rechter die de wet hem toekent ».

B.4.3. Artikel 13 van de Grondwet houdt een recht in op toegang tot de bevoegde rechter. Dat recht zou inhoudsloos zijn indien niet voldaan is aan de vereisten van het eerlijk proces dat onder meer wordt gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.4.4. De toegang tot de rechter kan worden onderworpen aan ontvankelijkheidsvoorwaarden. Die voorwaarden mogen de toegang tot de rechter niet dermate beperken dat afbreuk wordt gedaan aan de essentie zelf ervan. Dat zou het geval zijn wanneer een beperking niet redelijk evenredig met het gewettigde doel zou zijn.

De verenigbaarheid van een dergelijke beperking met het recht op toegang tot de rechter hangt af van de bijzonderheden van de in het geding zijnde procedure en wordt beoordeeld in het licht van het proces in zijn geheel (EHRM, 24 februari 2009, L'Erablière t. België, § 36; 29 maart 2011, R.T.B.F. t. België, § 70; 18 oktober 2016, Miessen t. België, § 64; 17 juli 2018, Vermeulen t. België, § 58).

B.5.1. Zoals is vermeld in B.1.7 vergelijkt de decreetgever de bijkomende ontvankelijkheidsvereiste van de beroepen waarin de bestreden bepalingen voorzien met het bestaande vereiste van de uitputting van het voorafgaand administratief beroep voor het instellen van een jurisdictioneel beroep. Er zijn echter belangrijke verschillen tussen het openbaar onderzoek, enerzijds, en het administratief beroep, anderzijds.

B.5.2. Het openbaar onderzoek biedt aan het betrokken publiek een mogelijkheid tot inspraak, die een waarborg biedt voor de vrijwaring van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu en een goede ruimtelijke ordening (artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet).

In tegenstelling tot wat geldt in de fase van het administratief beroep tegen een beslissing genomen in eerste administratieve aanleg, alsook in tegenstelling tot het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen tegen een beslissing genomen in laatste administratieve aanleg, heeft het betrokken publiek, op het moment van het openbaar onderzoek, geen kennis van de beoordeling van de aanvraag door de vergunningverlenende overheid, noch van de inhoud van de eventueel vereiste adviezen, die tot doel hebben de vergunningverlenende overheid een stedenbouwkundige en milieutechnische onderbouwing te geven voor haar beslissingen met betrekking tot concrete vergunningsaanvragen. Het openbaar onderzoek heeft enkel betrekking op de vergunningsaanvraag, en, krachtens artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 27/11/2015 pub. 23/02/2016 numac 2016035143 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning sluiten tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning (B.S. 23 februari 2016), moeten de vereiste adviezen enkel ter inzage worden gelegd indien ze reeds beschikbaar zijn op de dag vóór de begindatum van het openbaar onderzoek.

B.5.3. Inzake omgevingsrecht is het doorgaans van essentieel belang, zowel voor de aanvrager van de omgevingsvergunning als voor het betrokken publiek, dat hun niet de dienst wordt ontzegd die een gespecialiseerde overheid kan bieden door hun situatie in concreto te beoordelen.

Zoals is opgemerkt in de parlementaire voorbereiding, draagt de actieve participatie van het betrokken publiek tijdens het openbaar onderzoek bij aan een doelmatige besluitvorming, doordat de betrokken overheid zo snel mogelijk op de hoogte wordt gebracht van eventuele bezwaren en relevante gegevens (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1149/1, p. 147). De doelstelling om de vergunningverlenende overheid zo snel mogelijk van alle informatie te voorzien, verantwoordt echter niet dat de leden van het betrokken publiek verplicht worden om reeds een gemotiveerd standpunt, opmerking of bezwaar in te dienen op het ogenblik dat zij nog niet over alle relevante informatie beschikken, teneinde hun toegang tot het administratief en jurisdictioneel beroep te vrijwaren.

B.5.4. De bestreden bepalingen voorzien weliswaar in uitzonderingen voor het geval dat het beroep is ingegeven door een wijziging aan de vergunningsaanvraag, aangebracht na het openbaar onderzoek, wegens een in de bestreden vergunning opgelegde bijzondere milieuvoorwaarde, in het geval van een omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, of wegens een in de bestreden vergunning opgelegde voorwaarde, in het geval van een andere omgevingsvergunning, of indien kan worden aangetoond dat het betrokken publiek wegens specifieke omstandigheden in de onmogelijkheid was om een standpunt, opmerking of bezwaar in te dienen tijdens het openbaar onderzoek.

B.5.5. Die uitzonderingen waarborgen echter niet dat de leden van het betrokken publiek, die pas in het kader van de bekendmaking van de uitdrukkelijk gemotiveerde beslissing genomen in eerste of laatste administratieve aanleg gewezen worden op elementen van de aanvraag die voor hen nadelige gevolgen kunnen hebben, voldoende toegang hebben tot respectievelijk de administratieve beroepsprocedure en het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen.

Bovendien waarborgen die uitzonderingen evenmin de toegang tot de Raad voor Vergunningsbetwistingen voor de leden van het betrokken publiek die pas in het kader van de bekendmaking van de vergunningsbeslissing kennis krijgen van de schending van rechtsregels of algemene rechtsbeginselen die voor hen nadelige gevolgen kan hebben, en die tot de vernietiging van de beslissing kan leiden.

B.5.6. Het recht op toegang tot de rechter is een grondrecht dat met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan eenieder moet worden gewaarborgd. De beperking, in beginsel, van dat recht, voor de leden van het betrokken publiek, tot diegenen die in het kader van het openbaar onderzoek een gemotiveerd bezwaar, standpunt of opmerking hebben ingediend, is niet evenredig met de door de decreetgever nagestreefde doelstelling die in essentie erin bestaat de bestuurlijke geschillenbeslechting te stroomlijnen en te versnellen.

B.5.7. Het enige middel, in zoverre het is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, is gegrond.

B.6. Daar de overige grieven niet tot een ruimere vernietiging kunnen leiden, dienen ze niet te worden onderzocht.

Ten aanzien van de handhaving van de gevolgen van de bestreden bepalingen B.7.1. De Vlaamse Regering vraagt in ondergeschikte orde dat in geval van een eventuele vernietiging, de gevolgen van de bestreden bepalingen worden gehandhaafd voor het verleden, teneinde de rechtszekerheid te waarborgen.

B.7.2. De onderhavige vernietiging heeft slechts tot gevolg dat, met terugwerkende kracht, voor een specifieke categorie van vergunningsbeslissingen, alsnog een administratief beroep of een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen mogelijk is op basis van de vastgestelde ongrondwettigheid. Krachtens artikel 232 van het decreet van 8 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/12/2017 pub. 20/12/2017 numac 2017040986 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving sluiten zijn de artikelen 133, 2°, en 151, 3°, van dat decreet van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning die worden ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 133, 2°, namelijk 30 december 2017. Enkel vergunningsbeslissingen genomen op basis van aanvragen ingediend vanaf 30 december 2017, waarvoor bovendien de beroepstermijn voor het beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, of in voorkomend geval de termijn van het administratief beroep, nog niet is verstreken, en beslissingen waarbij de bevoegde overheid het administratief beroep onontvankelijk verklaarde op basis van de eerste bestreden bepaling en waartegen de beroepstermijn nog niet is verstreken, komen alsnog in aanmerking voor een administratief of jurisdictioneel beroep. Aangezien het in al die gevallen gaat om beslissingen die nog niet definitief zijn, is de vernietiging van de bestreden bepalingen niet van dien aard dat zij de rechtszekerheid in het gedrang brengt.

B.7.3. Het verzoek om de gevolgen van de vernietigde bepalingen te handhaven, wordt verworpen.

Om die redenen, het Hof vernietigt de artikelen 133, 2°, en 151, 3°, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 maart 2019.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^