gepubliceerd op 21 januari 2019
Uittreksel uit arrest nr. 179/2018 van 6 december 2018 Rolnummer 6897 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 22/1 en 27 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, gesteld door de Strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen, k Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 179/2018 van 6 december 2018 Rolnummer 6897 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 22/1 en 27 van de
wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
05/05/2014
pub.
09/07/2014
numac
2014009316
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet betreffende de internering van personen
sluiten betreffende de internering, gesteld door de Strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen, kamer voor de bescherming van de maatschappij.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 30 maart 2018 in zake S.R., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 april 2018, heeft de Strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen, kamer voor de bescherming van de maatschappij, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 22/1 en 27 van de wet betreffende de internering van 5 mei 2014 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met de artikelen 22 en 191 van de Grondwet, door de geïnterneerden die niet zijn toegelaten of gemachtigd tot een verblijf op het grondgebied, op absolute wijze, a priori en zonder individueel onderzoek van hun concrete administratieve, familiale en sociale situatie en van de concrete wettelijke tegenindicaties, uit te sluiten van het voordeel van de meeste strafuitvoeringsmodaliteiten die de verblijfsgerechtigde geïnterneerden en alle veroordeelden onder een aantal voorwaarden kunnen genieten, en aldus een verschil in behandeling te bepalen louter op grond van het administratieve verblijfsstatuut van de niet verblijfsgerechtigde geïnterneerden en op grond van het bestaan van een schulduitsluitingsgrond op het ogenblik van de gepleegde feiten en derhalve zonder te onderzoeken of de niet toekenning van de modaliteiten redelijk evenredig is met het door de betreffende wetsartikelen nagestreefde doel, rekening houdend met de redenen waarom de betrokken uitvoeringsmodaliteiten zijn ingevoerd ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Op de datum van het vonnis waarbij de prejudiciële vraag is gesteld, was bij artikel 163 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten « houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie » in de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering een nieuw artikel 22/1 ingevoegd, dat bepaalde : « De uitgaansvergunning zoals bedoeld in artikel 20, § 2, 3°, en het verlof kunnen niet worden toegekend wanneer op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de geïnterneerde persoon niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk ».
Artikel 167 van de voormelde wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten had artikel 27 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten vervangen als volgt : « De beperkte detentie, het elektronisch toezicht en de invrijheidsstelling op proef kunnen niet worden toegekend wanneer op grond van een advies van de Dienst Vreemdelingenzaken blijkt dat de geïnterneerde persoon niet toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf in het Rijk ».
B.2. Het verwijzende rechtscollege stelt aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van de voormelde bepalingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 22 en 191 van de Grondwet, doordat de geïnterneerden die niet toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf op het grondgebied, worden uitgesloten van het voordeel van de meeste strafuitvoeringsmodaliteiten, en doordat aldus een verschil in behandeling in het leven wordt geroepen tussen geïnterneerden, op grond van hun administratieve verblijfsstatuut, en tussen geïnterneerden en gedetineerden, op grond van het al dan niet bestaan van een schulduitsluitingsgrond op het ogenblik van het plegen van de feiten.
B.3. Bij zijn arrest nr. 80/2018 van 28 juni 2018 heeft het Hof de in het geding zijnde bepalingen vernietigd.
De prejudiciële vraag is derhalve zonder voorwerp geworden.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag is zonder voorwerp.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 6 december 2018.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen