Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 18 december 2018

Uittreksel uit arrest nr. 98/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6620 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 119, § 2, 120 en 121 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door de Arbeidsr Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018205717
pub.
18/12/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 98/2018 van 19 juli 2018 Rolnummer 6620 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 119, § 2, 120 en 121 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door de Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Bergen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 13 februari 2017 in zake Alain Van Bruyssel tegen de Federale Pensioendienst, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 februari 2017, heeft de Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Bergen, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Schenden de artikelen 119, § 2, 120 en 121 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, alsook de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij de gehuwde maar feitelijk gescheiden alleenstaande begunstigde uitsluiten van de definitie van ' alleenstaande gepensioneerde ' en bijgevolg de toepassing van artikel 125, § 2, van de voormelde wet met zich meebrengen voor personen die geen gezin vormen ? - Schenden de artikelen 119, § 2, 120 en 121 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, alsook de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre zij de gehuwde en van tafel en bed gescheiden gepensioneerden en de gehuwde en feitelijk gescheiden gepensioneerden op verschillende wijze behandelen, waarbij de gehuwde en van tafel en bed gescheiden gepensioneerde tot de categorie van ' alleenstaande gepensioneerde ' behoort en de gehuwde en feitelijk gescheiden gepensioneerde tot de categorie van ' gehuwde gepensioneerde ' behoort ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van de artikelen 119, § 2, 120 en 121 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen (hierna : de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten).

Die artikelen bepalen : «

Art. 119.[...] § 2. Onder ' alleenstaande gepensioneerde ' moet worden verstaan de ongehuwde, de uit de echt gescheiden of de van tafel en bed gescheiden gepensioneerde van het mannelijk of vrouwelijk geslacht, evenals de gepensioneerde die weduwnaar of weduwe is. [...]

Art. 120.Voor de personen op rust gesteld wegens hun leeftijd of anciënniteit en die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt, wordt het gewaarborgd minimumbedrag vastgesteld op : - 9 601,00 EUR per jaar voor een alleenstaande gepensioneerde; - 12 001,00 EUR per jaar voor een gehuwde gepensioneerde.

Art. 121.§ 1. Voor de personen gepensioneerd wegens lichamelijke ongeschiktheid, of ambtshalve gepensioneerd overeenkomstig artikel 83 van voormelde wet van 5 augustus 1978, wordt het gewaarborgd minimumbedrag vastgesteld op : 1° 50 pct.van de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaar van de loopbaan met uitsluiting van de elementen van de bezoldiging die niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van het rustpensioen, voor een alleenstaande gepensioneerde; 2° 62,5 pct.van deze gemiddelde wedde voor een gehuwde gepensioneerde. § 2. De verhogingen van het oorspronkelijk nominale bedrag van het pensioen die toegekend worden met toepassing van artikel 12, § 9, van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector, brengen een proportionele verhoging met zich mee van de in § 1 bedoelde gemiddelde wedde. § 3. Indien de in § 1 bedoelde gemiddelde wedde lager is dan 19 202,00 EUR, wordt ze op dit bedrag gebracht.

Indien de in § 1 bedoelde gemiddelde wedde hoger is dan 19 202,00 EUR en de totale duur van de voor de berekening van het pensioen in aanmerking komende diensten, afgezien van de bonificaties wegens genoten onderwijs of andere perioden die als diensten worden meegerekend voor de vaststelling van de wedde, maar vermeerderd met de periode begrepen tussen de ingangsdatum van het pensioen en de eerste dag van de maand die volgt op de 65ste verjaardag, minder bedraagt dan 20 jaar, wordt voormelde wedde beperkt tot dat bedrag.

Voor de toepassing van het tweede lid wordt de duur van de in aanmerking komende diensten vastgesteld zonder rekening te houden met de tijdsinkorting bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 206 van 29 augustus 1983 tot regeling van de berekening van het pensioen van de openbare sector voor diensten met onvolledige opdracht. § 4. Het gewaarborgde minimumbedrag wegens lichamelijke ongeschiktheid mag noch 75 pct. overschrijden van de maximumwedde van de weddeschaal verbonden aan de laatste graad waarvan de betrokkene titularis was voor zijn opruststelling, noch 100 pct. van de gewaarborgde bezoldiging wanneer het gaat om een alleenstaande gepensioneerde of 125 pct. van deze bezoldiging wanneer het gaat om een gehuwde gepensioneerde ».

B.2.1. In een eerste prejudiciële vraag vraagt de verwijzende rechter het Hof of die bepalingen geen discriminerend verschil in behandeling creëren in zoverre zij de gehuwde maar feitelijk gescheiden alleenstaande gerechtigde uitsluiten van de definitie van « alleenstaande gepensioneerde » en bijgevolg de toepassing van artikel 125, § 2, van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten met zich meebrengen voor personen die geen gezin vormen.

B.2.2. In een tweede prejudiciële vraag ondervraagt de verwijzende rechter het Hof over het verschil in behandeling tussen de gehuwde en van tafel en bed gescheiden gepensioneerden en de gehuwde en feitelijk gescheiden gepensioneerden, waarbij de eerstgenoemden tot de categorie van « alleenstaande gepensioneerde » behoren terwijl de laatstgenoemden tot de categorie van « gehuwde gepensioneerde » behoren.

B.3. Artikel 125, § 2, van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten bepaalt : « Wanneer het gaat om een gehuwde gepensioneerde, worden eveneens van het supplement afgetrokken : 1° de aan zijn echtgenoot door de uitoefening van een beroepsactiviteit toekomende inkomsten;2° de hierna opgesomde voordelen die zijn echtgenoot geniet : a) rustpensioenen of ouderdomsrenten, respectievelijk overlevingspensioenen of -renten, of als zodanig geldende voordelen ten laste van een pensioenregeling vastgesteld krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving;b) primaire ongeschiktheidsuitkeringen, invaliditeitsuitkeringen of werkloosheidsvergoedingen toegekend krachtens de Belgische wetgeving of voordelen van dezelfde aard toegekend krachtens een buitenlandse wetgeving;c) renten, vergoedingen of toelagen toegekend krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving tot herstel van de schade voortvloeiend uit een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar of van het werk of een beroepsziekte;d) vergoedingspensioenen van vredestijd ». B.4. Titel V van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten voorziet in maatregelen betreffende de pensioenen in de overheidssector. Artikel 120 van de genoemde wet stelt het gewaarborgde minimumpensioenbedrag vast voor de personen die op rust zijn gesteld wegens hun leeftijd of anciënniteit en die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt, terwijl artikel 121 dat bedrag vaststelt voor de personen die op rust zijn gesteld wegens hun lichamelijke ongeschiktheid of die ambtshalve op rust zijn gesteld. De bedragen verschillen naargelang de gepensioneerde alleenstaand is of gehuwd.

Zoals blijkt uit artikel 119, § 2, van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten, is een alleenstaande gepensioneerde de ongehuwde, de uit de echt gescheiden of de van tafel en bed gescheiden gepensioneerde, alsook de gepensioneerde die weduwnaar of weduwe is. Dezelfde bepaling definieert, in paragraaf 3 ervan, het pensioensupplement als het bedrag dat bij het nominale pensioenbedrag wordt gevoegd om het gewaarborgde minimumbedrag, zijnde het minimumpensioenbedrag waarop iemand aanspraak kan maken, te bereiken.

B.5. In de prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de omstandigheid dat de feitelijk gescheiden persoon niet is opgenomen in de definitie van de alleenstaande gepensioneerde, zoals dat het geval is voor de van tafel en bed gescheiden echtgenoot, zodat hij niet het gewaarborgde minimumpensioensupplement tegen het tarief voor alleenstaanden kan genieten wegens zijn gelijkstelling met een gehuwde.

B.6.1. Volgens de memorie van toelichting bij het voorontwerp van wet dat de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten is geworden, « [wordt] in het voorgestelde stelsel [...] geen onderscheid meer gemaakt naargelang de gepensioneerde al dan niet erkend werd als zijnde aangetast door een blijvende globale invaliditeit van ten minste 66 pct. Bijgevolg wordt het bedrag van het gewaarborgd minimum niet meer beïnvloed door de invaliditeitsgraad. Bovendien is het niet meer nodig een onderscheid te maken tussen de tijdelijk toegekende pensioenen en diegene die definitief werden verleend.

Anderzijds wordt voor de vaststelling van het gewaarborgd minimumbedrag verder rekening gehouden met de gezinstoestand van de gepensioneerde. Aangezien de last van het supplement dat aan het nominale pensioenbedrag toegevoegd wordt om het gewaarborgd minimumbedrag te bereiken, inderdaad door de gemeenschap gedragen wordt zonder enige tegenprestatie vanwege de begunstigde van het minimum, is het aangewezen op de een of de andere manier rekening te houden met de inkomsten van de echtgenoot.

Voortaan zullen er nog slechts twee categorieën van begunstigden van de gewaarborgde minimumbedragen bestaan : de alleenstaande gepensioneerde en de gehuwde gepensioneerde. Het aan een alleenstaande gepensioneerde toegekende minimum is gelijk aan 80 pct. van dat van een gehuwde gepensioneerde. Verder werd ervoor gezorgd dat een zeker parallellisme behouden werd tussen de minimumbedragen van de rustpensioenen wegens leeftijd of anciënniteit en die wegens lichamelijke ongeschiktheid. [...] De inkomsten van de echtgenoot worden afgetrokken van het supplement mits inachtneming van de vrijstelling van een bepaalde schijf van die inkomsten en zonder dat deze aftrek tot gevolg mag hebben dat het gewaarborgd minimumbedrag onder een bepaald forfaitair bedrag zou gebracht worden » (Parl. St., Senaat, B.Z., 1991-1992, nr. 315/1, pp. 42-43).

Artikel 121 van het voorontwerp van wet, dat artikel 125 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten is geworden, werd als volgt toegelicht : « Aangezien de verschillende door dit hoofdstuk voorziene minima tot doel hebben aan een gepensioneerde of aan zijn gezin een minimuminkomen te verzekeren, is het dan ook aangewezen rekening te houden met de andere beroepsinkomsten van de gepensioneerde of van zijn echtgenoot. Bijgevolg worden van dit supplement de verschillende pensioenen of renten afgetrokken waarop de gepensioneerde of zijn echtgenoot in om het even welk pensioenstelsel aanspraak kan maken » (ibid., p. 46).

B.6.2. In antwoord op een parlementaire vraag over het bestaan van een mogelijke discriminatie tussen een feitelijk gescheiden gepensioneerde en een van tafel en bed gescheiden gepensioneerde in zoverre de inkomsten van de echtgenoot enkel in het eerste geval in aanmerking zullen worden genomen, antwoordde de bevoegde minister dat « in het pensioenstelsel van de ambtenaren er niet enkel betreffende rechthebbenden op een gewaarborgd minimum wegens lichamelijke ongeschiktheid een onderscheid gemaakt wordt tussen een alleenstaande gepensioneerde en een gehuwde, maar dat ditzelfde onderscheid ook gemaakt wordt betreffende rechthebbenden op een gewaarborgd minimum wegens leeftijd of anciënniteit.

Wat het eerste door het geachte lid aangehaalde punt betreft, meen ik dat de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten wat het gewaarborgd minimum wegens lichamelijke ongeschiktheid betreft, geen discriminatie creëert tussen enerzijds de toestand van iemand die van tafel en bed gescheiden is en anderzijds de toestand van iemand die feitelijk gescheiden is. Volgens een vaste, door het Arbitragehof erkende jurisprudentie betekent de grondwettelijke bepaling dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet immers dat al wie zich in eenzelfde situatie bevindt op dezelfde manier moet worden behandeld, maar sluit die bepaling niet uit dat er een onderscheid wordt gemaakt voor bepaalde categorieën personen op voorwaarde dat dat onderscheid niet arbitrair is, maar verantwoord kan worden.

Iemand die feitelijk gescheiden is, heeft een ander domicilie dan zijn echtgenoot, ofwel in het kader van een feitelijke toestand, ofwel na machtiging van de vrederechter of de rechter in kortgeding in het kader van dringende en voorlopige maatregelen. Iemand kan echter enkel gescheiden zijn van tafel en bed door een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg. Het gaat derhalve om twee duidelijk verschillende situaties.

Overigens zijn ook in andere materies de juridische gevolgen van de feitelijke scheiding en de scheiding van tafel en bed volledig verschillend. Dat is met name het geval wat de successierechten betreft.

Ook dient tenslotte opgemerkt dat de feitelijk gescheiden echtgenoot van wie de echtgenoot inkomsten heeft die van het supplement gewaarborgd minimum worden afgetrokken, een hoger supplement gewaarborgd minimum geniet omdat hij nog steeds als gehuwd wordt beschouwd. Bovendien kan hij van categorie veranderen als hij een vonnis van scheiding van tafel en bed of een vonnis van echtscheiding verkrijgt.

Wat het tweede door het geachte lid aangehaalde punt betreft, betreffende de verschillende juridische gevolgen die in het pensioenstelsel van de openbare sector verbonden zijn aan samenwonen dan wel aan getrouwd zijn, kan men er niet omheen dat in het kader van het gewaarborgd minimum samenwonenden eventueel in een gunstiger toestand verkeren, aangezien de inkomsten van de samenwonende partner niet worden afgetrokken van het supplement gewaarborgd minimum.

Daarentegen is het bedrag van het gewaarborgd minimum wegens lichamelijke ongeschiktheid voor iemand die samenwoont vastgesteld op 50 % van de gemiddelde wedde in plaats van op 62,5 %, wat nadelig is als de partner geen inkomsten heeft.

De uiteenlopende behandeling die in de twee aangehaalde punten naar voren komt, vloeit voort uit het feit dat de feitelijke scheiding en het ongehuwd samenwonen begrippen zijn die geen juridische weerslag hebben in de wetgeving van de overheidspensioenen. Binnen het kader van de huidige wetgeving moeten de mensen zelf beslissen, naar gelang van de voor- en nadelen die ze er globaal kunnen uithalen, of ze de voorkeur geven aan een feitelijke toestand boven een rechtstoestand of omgekeerd. Hoe dan ook heeft geen enkele rechts- of feitelijke toestand alleen voordelen. Zo zal bijvoorbeeld de langstlevende echtgenoot van een ambtenaar aanspraak kunnen maken op een overlevingspensioen, terwijl de samenwonende partner van een ambtenaar geen recht heeft op dergelijk voordeel » (Vr. en Antw., Kamer, 1998-1999, nr. 151, 16 november 1998, pp. 20575-20576).

B.6.3. In zijn jaarverslag van 2001 heeft de ombudsdienst voor pensioenen vijf algemene aanbevelingen gedaan aan de wetgevende en de uitvoerende macht. De tweede aanbeveling betrof het gewaarborgde minimumbedrag in de overheidssector en suggereerde dat de wetgeving zou worden genuanceerd zodat in het geval van feitelijke scheiding zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de werkelijke gezinssituatie van de gepensioneerde. In antwoord op een parlementaire vraag antwoordde de bevoegde minister het volgende : « De wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, die de reglementering bevat betreffende de gewaarborgde minimum-pensioenbedragen in de openbare sector, kent slechts twee categorieën van gepensioneerden : de gehuwde gepensioneerde en de alleenstaande gepensioneerde.

Artikel 119, § 2, van deze wet definieert de ' alleenstaande gepensioneerde ' als een mannelijke of vrouwelijke gepensioneerde die ongehuwd is, weduwnaar is, gescheiden is of van tafel en bed gescheiden is. Aangezien de feitelijk gescheiden echtgenoot nog steeds gehuwd is, moet hij ten aanzien van deze wetgeving behandeld worden als een ' gehuwde gepensioneerde '.

Aangezien het supplement gewaarborgd minimum gratis toegekend wordt ten laste van de gemeenschap, was de wetgever van oordeel dat het noodzakelijk was om rekening te houden met de andere inkomsten van de titularis van het gewaarborgd minimum en, in zekere mate, met de inkomsten van de echtgenoot.

Het probleem van de feitelijk gescheidenen is geen nieuw probleem en vloeit hoofdzakelijk voort uit de moeilijkheid om de inkomsten van de echtgenoot te kennen in een dergelijke situatie.

Bij gebrek aan inlichtingen over de inkomsten van de echtgenoot, veronderstelde de administratie tot op heden dat de omvang van deze inkomsten de schorsing van het gewaarborgd minimum tot gevolg kon hebben.

Dit probleem zal weldra gedeeltelijk geregeld worden door het wetsontwerp houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector.

Wanneer de twee echtgenoten recht hebben op het gewaarborgd minimumpensioenbedrag, wordt dit voordeel, tot op heden, slechts toegekend aan diegene van de twee echtgenoten die aanspraak kan maken op het hoogste gewaarborgd minimumbedrag.

Voormeld wetsontwerp voorziet erin om in de toekomst het ' bestaansminimum ' (40 % van de gewaarborgde bezoldiging) toe te kennen aan elk van de twee echtgenoten. Dit zal toelaten om het pensioen van de feitelijk gescheiden echtgenoot, voor wie de inkomsten van de echtgenoot niet gekend zijn, tot het basisminimum op te trekken » (Vr. en Antw., Senaat, 2001-2002, 2 juli 2002, nr. 2-56, p. 3070).

B.7. Volgens de Ministerraad vermocht de wetgever, rekening houdend met het feit dat het « gewaarborgde minimumsupplement » kosteloos wordt toegekend ten laste van de gemeenschap, rekening te houden met een vereiste van veiligheid bij de toekenning van de overheidspensioenen en met de moeilijkheid om feitelijke situaties aan te tonen. Een gelijkstelling van feitelijk gescheiden echtgenoten met alleenstaande gepensioneerden zou eveneens een risico van heimelijke verstandhouding tussen de echtgenoten kunnen inhouden dat een situatie die zij op kunstmatige wijze zouden hebben gecreëerd, op de gemeenschap zou laten doorwegen.

B.8.1. Uit B.6.1 tot B.6.3 blijkt dat het doel van de wetgever erin bestond rekening te houden met het feit dat het gewaarborgde minimumsupplement wordt toegekend ten laste van de gemeenschap. De maatregel die erin bestaat het gewaarborgde minimumsupplement te verminderen en zelfs in te trekken en aldus de last die op de gemeenschap weegt te verlichten wanneer blijkt dat de inkomsten van het gezin dat wordt gevormd door een gepensioneerde en diens echtgenoot een voldoende hoog pensioenniveau bereiken, is pertinent ten opzicht van het nagestreefde doel.

De wetgever vermocht in dat verband rechtmatig ervan uit te gaan dat de gehuwde maar feitelijk gescheiden gepensioneerden moesten worden behandeld zoals gehuwde gepensioneerden vermits een feitelijke scheiding louter een feitelijke situatie is die niet geïnstitutionaliseerd is en die in de praktijk moeilijk aantoonbaar kan zijn. De wetgever vermocht bovendien ervan uit te gaan dat, aangezien die feitelijke situatie niet juridisch is vastgesteld, het risico van heimelijke verstandhouding tussen de echtgenoten in een dergelijke situatie groter kon zijn.

B.8.2. De rechten van de betrokken gepensioneerden worden niet op onevenredige wijze aangetast aangezien, zoals blijkt uit de artikelen 120 en 121 van de in het geding zijnde wet, gehuwde gepensioneerden een hoger gewaarborgd minimumbedrag ontvangen dan alleenstaande gepensioneerden. Gehuwde maar feitelijk gescheiden gepensioneerden beschikken eveneens over de mogelijkheid om hun scheiding te laten acteren bij een vonnis tot scheiding van tafel en bed of bij een echtscheidingsvonnis zodat zij worden erkend als alleenstaande gepensioneerden en, in voorkomend geval, een gewaarborgd minimumsupplement genieten wanneer het gewaarborgde minimumpensioenbedrag niet wordt bereikt.

B.9. In zoverre zij de gehuwde maar feitelijk gescheiden alleenstaande gerechtigde uitsluiten van de definitie van « alleenstaande gepensioneerde », zijn de artikelen 119, 120 en 121 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten niet onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.10. Het Hof wordt eveneens verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de in B.1 vermelde bepalingen met artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».

B.11. Het recht op de eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven, zoals het door het voormelde artikel 22 wordt gewaarborgd, beoogt in wezen de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privéleven en hun gezinsleven.

B.12.1. Zoals de Ministerraad onderstreept, beperken de in het geding zijnde bepalingen zich ertoe een onderscheid te maken tussen alleenstaande gepensioneerden en gehuwde gepensioneerden zonder dat zij louter feitelijke situaties omvatten. Zij impliceren bijgevolg geen enkele overheidsinmenging in het privéleven van de betrokken gepensioneerden.

B.12.2. De in het geding zijnde bepalingen zijn derhalve niet onbestaanbaar met artikel 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 119, § 2, 120 en 121 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen schenden niet de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 juli 2018.

De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux J. Spreutels

^