Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 26 oktober 2018

Uittreksel uit arrest nr. 136/2018 van 11 oktober 2018 Rolnummer 6752 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 9 april 2017 tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018205355
pub.
26/10/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 136/2018 van 11 oktober 2018 Rolnummer 6752 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten tot wijziging van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst, ingesteld door de Orde van Vlaamse balies en de « Ordre des barreaux francophones et germanophone ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 19 oktober 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 23 oktober 2017, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten tot wijziging van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 april 2017) door de Orde van Vlaamse balies en de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. F. Judo en Mr. D. Lindemans, advocaten bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de situering ervan B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten « tot wijziging van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst », die bepaalt : «

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 156 van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten betreffende de verzekeringen wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : ' 1° wanneer moet worden overgegaan tot een gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedure, de verzekerde vrij een advocaat of iedere andere persoon kan kiezen die, krachtens de op de procedure toepasselijke wet, de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, en dat, in het geval van arbitrage, bemiddeling of een andere erkende buitengerechtelijke vorm van geschillenbeslechting, de verzekerde vrij een persoon kan kiezen die de vereiste kwalificaties heeft en die daartoe is aangewezen; ' ».

B.1.2. Vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de bestreden wet, bepaalde artikel 156, 1°, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten betreffende de verzekeringen (hierna : wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten) : « In elke verzekeringsovereenkomst inzake rechtsbijstand moet uitdrukkelijk ten minste worden bepaald dat : 1° wanneer moet worden overgegaan tot een gerechtelijke of administratieve procedure, de verzekerde vrij is in de keuze van een advocaat of van iedere andere persoon die de vereiste kwalificaties heeft krachtens de op de procedure toepasselijke wet om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen ». B.2. De bij de wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten doorgevoerde wijziging van artikel 156, 1°, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten vertoont twee aspecten : - de in het kader van de rechtsbijstandverzekering voor de verzekerde gewaarborgde vrije keuze van een raadsman - een advocaat of een persoon die de vereiste kwalificaties heeft om de belangen van een rechtzoekende te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen (hierna : gekwalificeerde persoon) - geldt niet alleen wanneer moet worden overgegaan tot een gerechtelijke of een administratieve procedure, maar ook wanneer moet worden overgegaan tot een arbitrageprocedure; en - in het geval van arbitrage, bemiddeling of een andere erkende buitengerechtelijke vorm van geschillenbeslechting, wordt, in het kader van de voormelde verzekering, de vrije keuze van de « persoon [...] die de vereiste kwalificaties heeft en die daartoe is aangewezen » gewaarborgd voor de verzekerde. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de « persoon [...] die de vereiste kwalificaties heeft en die daartoe is aangewezen », bedoeld in artikel 156, 1°, laatste zinsdeel, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten, betrekking heeft op de persoon die de desbetreffende procedure leidt, zoals de bemiddelaar en de scheidsrechter, en aldus niet op de raadsman van een rechtzoekende in zulk een procedure (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-0192/005, p. 2).

Ten aanzien van de omvang van het beroep B.3.1. Het Hof kan slechts uitdrukkelijk bestreden wetskrachtige bepalingen vernietigen waartegen middelen worden aangevoerd en, in voorkomend geval, bepalingen die niet worden bestreden maar die onlosmakelijk zijn verbonden met de bepalingen die moeten worden vernietigd.

B.3.2. Hoewel de verzoekende partijen met hun beroep de vernietiging vorderen van de volledige wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten, voeren zij uitsluitend middelen aan tegen artikel 156, 1°, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten, in zoverre de in dat artikel gewaarborgde vrijheid op het vlak van de keuze van een raadsman wordt uitgebreid tot de arbitrageprocedure, maar niet tot de bemiddelingsprocedure. Bijgevolg is het beroep tot vernietiging slechts in die mate ontvankelijk.

Ten aanzien van de memories van tussenkomst B.4.1. Artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof bepaalt : « Wanneer het Grondwettelijk Hof uitspraak doet op beroepen tot vernietiging als bedoeld in artikel 1, kan ieder die van een belang doet blijken, zijn opmerkingen in een memorie aan het Hof richten binnen dertig dagen na de bekendmaking voorgeschreven in artikel 74.

Hij wordt daardoor geacht partij in het geding te zijn ».

Van een belang in de zin van die bepaling doet blijken de persoon die aantoont dat zijn situatie rechtstreeks kan worden geraakt door het arrest dat het Hof in verband met het beroep tot vernietiging dient te wijzen.

B.4.2. De tussenkomende partijen beroepen zich op hun hoedanigheid van verzekerden en van personen die beschikken over de vereiste kwalificaties om de belangen van een rechtzoekende te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen in bepaalde procedures. Het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, eveneens tussenkomende partij, beroept zich op zijn hoedanigheid van rechtspersoon die, onder meer, als opdracht heeft erop toe te zien dat de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van zijn leden worden beschermd.

De voormelde partijen komen tussen ter verdediging van de bestreden wet en zijn van oordeel dat de verzoekende partijen met hun beroep een monopolie voor de advocaten nastreven, door middel van een vernietiging van de in artikel 156, 1°, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten vermelde woorden « iedere andere persoon [...] die, krachtens de op de procedure toepasselijke wet, de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen » en « een persoon [...] die de vereiste kwalificaties heeft ».

B.4.3. Zoals is vermeld in B.3.2, blijkt uit de uiteenzetting van het beroep tot vernietiging dat het Hof wordt gevraagd uitspraak te doen over de grondwettigheid van artikel 156, 1°, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten, in zoverre de vrije keuze van een raadsman wordt uitgebreid tot de arbitrageprocedure, maar niet tot de bemiddelingsprocedure. Het beroep beoogt aldus niet de vernietiging van de in dat artikel vervatte woorden « iedere andere persoon [...] die, krachtens de op de procedure toepasselijke wet, de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen » en « een persoon [...] die de vereiste kwalificaties heeft ».

B.4.4. Daaruit volgt dat de tussenkomende partijen niet doen blijken van het belang dat is vereist bij artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten.

B.5. De memories van tussenkomst zijn niet ontvankelijk.

Ten gronde B.6. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de bestreden bepaling een verschil in behandeling in het leven roept tussen, enerzijds, de rechtzoekende die voor de beslechting van een geschil gebruik maakt van een arbitrageprocedure en hierbij in het kader van de rechtsbijstandverzekering vrij een raadsman kan kiezen en, anderzijds, de rechtzoekende die in dat kader gebruik maakt van een bemiddelingsprocedure en daarbij niet over die keuzevrijheid beschikt.

Het tweede middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 201 van de richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf, doordat de bestreden bepaling in het kader van de rechtsbijstandverzekering de vrije keuze van een raadsman niet waarborgt in een bemiddelingsprocedure.

B.7.1. Krachtens artikel 154, eerste lid, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten zijn de artikelen 155 tot 157 (de artikelen betreffende de rechtsbijstandverzekering) toepasselijk op de verzekeringsovereenkomsten waarbij de verzekeraar zich verbindt diensten te verrichten en kosten op zich te nemen, teneinde de verzekerde in staat te stellen zijn rechten te doen gelden, als eiser of als verweerder, hetzij in een gerechtelijke, administratieve of andere procedure, hetzij los van enige procedure.

Uit die bepaling volgt dat de rechtsbijstandverzekering een overeenkomst is waarbij de verzekeraar zich ertoe verbindt, enerzijds, diensten te verrichten en, anderzijds, kosten op zich te nemen, en dit met het oog op het waarborgen van de rechten van de verzekerde, al dan niet in het kader van een procedure.

B.7.2. Het verlenen van diensten heeft onder meer betrekking op het bieden van juridische bijstand aan de verzekerde, door de verzekeraar zelf of door een door hem aangewezen persoon, met het oog op het komen tot een minnelijke oplossing van het geschil, los van enige procedure.

B.7.3. Wanneer een minnelijke oplossing niet kan worden bereikt, kan, afhankelijk van de aard van het geschil, een gerechtelijke, een administratieve, een arbitrale of een bemiddelingsprocedure worden opgestart.

B.8.1. Vóór de vervanging van artikel 156, 1°, van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten, bij artikel 2 van de wet van 9 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/04/2017 pub. 25/04/2017 numac 2017011748 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en ertoe strekkende de vrije keuze van een advocaat of iedere andere persoon die krachtens de op de procedure toepasselijke wet de vereiste kwalificaties heeft om zijn belangen te verdedigen in elke fase van de rechtspleging te waarborgen in het kader van een rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst sluiten, diende in elke verzekeringsovereenkomst inzake rechtsbijstand uitdrukkelijk te worden bepaald dat de verzekerde vrij een advocaat of een gekwalificeerde persoon kan kiezen « wanneer moet worden overgegaan tot een gerechtelijke of administratieve procedure ». De vrije keuze van een raadsman, van wie de kosten, overeenkomstig de bepalingen van de verzekeringsovereenkomst, door de rechtsbijstandverzekeraar worden gedragen, was aldus gewaarborgd in het geval waarin diende te worden overgegaan tot een gerechtelijke of een administratieve procedure.

Bij de bestreden wet wordt die vrije keuze van een raadsman uitgebreid tot de arbitrageprocedure, maar niet tot de bemiddelingsprocedure, en wordt eveneens een vrije keuze gewaarborgd op het vlak van de persoon die een arbitrage, bemiddeling of een andere erkende buitengerechtelijke vorm van geschillenbeslechting leidt.

B.8.2. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat het oorspronkelijke wetsvoorstel dat heeft geleid tot de bestreden wet beoogde de vrije keuze van een raadsman eveneens uit te breiden tot de bemiddelingsprocedure (Parl. St., Kamer, 2014, DOC 54-0192/001). Dat wetsvoorstel werd later evenwel geamendeerd in die zin dat de uitbreiding tot de bemiddelingsprocedure werd geschrapt (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-0192/005). De parlementaire voorbereiding vermeldt ter zake : « De heer [...] benadrukt het belang van het wetsvoorstel, waarvoor de actoren in het veld gewonnen zijn. [...] Het vraagstuk inzake de vrijheid om bij bemiddeling een advocaat te kiezen, lokt debat uit.

Zelf is de spreker daar geen voorstander van, want de aanwezigheid van een advocaat is niet bevorderlijk voor de bemiddeling » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-0192/006, p. 4). « De minister volgt de argumentering van de heer [...]. Wat bemiddeling en andere vormen van geschillenbeslechting onderscheidt van de gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedure, is dat bij bemiddeling en andere vormen van geschillenbeslechting het recht niet het belangrijkste is : de verkregen overeenkomst vloeit niet noodzakelijkerwijze uit een juridische redenering voort. Men hoeft dus niet op dezelfde wijze in rechte te worden bijgestaan als bij de gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedure. Bovendien gaan veel bemiddelingsprocedures aan de gerechtelijke fase vooraf.

Bij bemiddeling nß de gerechtelijke fase is het logisch dat de advocaat zijn cliënt blijft verdedigen. Bij pre-gerechtelijke bemiddeling is het meer bepaald voor de verzekeraars nochtans belangrijk te preciseren dat geen beroep moet worden gedaan op een advocaat. Momenteel zou het dus een vergissing zijn in het raam van de bemiddeling de vrije keuze en dus de bijstand door een advocaat te verplichten » (ibid., pp. 5-6).

B.8.3. Daaruit blijkt dat de wetgever ervoor heeft geopteerd de in het kader van een rechtsbijstandverzekering gewaarborgde vrije keuze van een raadsman niet uit te breiden tot de bemiddelingsprocedure, omdat, enerzijds, de aanwezigheid van een raadsman niet bevorderlijk zou zijn voor de bemiddeling en, anderzijds, de bemiddeling niet noodzakelijk zou steunen op een juridische redenering.

B.9.1. De bemiddeling wordt geregeld in de artikelen 1723/1 tot 1737 van het Gerechtelijk Wetboek en vormt een alternatieve wijze om conflicten tussen twee of meer personen op te lossen, die steunt op de instemming van de partijen om het tussen hen bestaande geschil te beëindigen door middel van een bemiddelingsakkoord, door hen opgesteld onder begeleiding van een bemiddelaar. Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de bemiddeling, zonder dat dit tot haar nadeel kan strekken (artikel 1729 van het Gerechtelijk Wetboek).

B.9.2. Het Gerechtelijk Wetboek voorziet in twee vormen van bemiddeling, namelijk de buitengerechtelijke bemiddeling (artikelen 1730 tot 1733) en de gerechtelijke bemiddeling (artikelen 1734 tot 1737).

B.9.3. De buitengerechtelijke bemiddeling houdt in dat elke partij vóór, tijdens of na een rechtspleging aan de andere partijen mag voorstellen een beroep te doen op de bemiddelingsprocedure (artikel 1730 van het Gerechtelijk Wetboek). De partijen bepalen onderling, in samenspraak met de bemiddelaar die door de partijen in onderlinge overeenstemming dan wel door een derde die zij daarmee belasten, wordt aangewezen, de nadere regels van het verloop van de bemiddeling, alsmede de duur ervan, in een bemiddelingsprotocol (artikel 1731, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek). Wanneer de partijen tot een bemiddelingsakkoord komen, wordt dat in een gedateerd en door hen en de bemiddelaar ondertekend geschrift vastgelegd (artikel 1732 van het Gerechtelijk Wetboek). Indien de bemiddelaar die de bemiddeling leidde erkend is door de federale bemiddelingscommissie bedoeld in artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen de partijen of één van hen het bemiddelingsakkoord ter homologatie voorleggen aan de bevoegde rechter (artikel 1733, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek). De rechter kan de homologatie van het akkoord alleen weigeren indien het strijdig is met de openbare orde of indien het akkoord dat werd bereikt na een bemiddeling in familiezaken strijdig is met de belangen van de minderjarige kinderen (artikel 1733, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek). Krachtens artikel 1733, laatste lid, van het Gerechtelijk Wetboek heeft de homologatiebeschikking de gevolgen van een vonnis, in de zin van artikel 1043 van datzelfde Wetboek, waardoor het akkoord uitvoerbare kracht verkrijgt. Indien de bemiddelaar die de bemiddeling leidde niet erkend is door de federale bemiddelingscommissie, kan het bemiddelingsakkoord niet worden gehomologeerd en dient de uitvoerbare kracht ervan op een andere wijze te worden vastgesteld (bijvoorbeeld bij een notariële akte).

B.9.4. De gerechtelijke bemiddeling houdt in dat de rechter bij wie een zaak aanhangig is gemaakt, op gezamenlijk verzoek van de partijen, of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling kan bevelen zolang de zaak niet in beraad is genomen (artikel 1734, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek). De beslissing die een bemiddeling beveelt, vermeldt de naam en de hoedanigheid van de erkende bemiddelaar of erkende bemiddelaars, legt de duur vast van hun opdracht, zonder dat die zes maanden kan overschrijden, en stelt de zaak vast op de eerste nuttige datum na het verstrijken van die termijn (artikel 1734, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek). Gedurende de bemiddeling blijft de zaak bij de rechter aanhangig, kan hij op elk ogenblik elke door hem noodzakelijk geachte maatregel nemen, en kan hij op verzoek van de bemiddelaar of van één van de partijen, ook vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn, een einde maken aan de bemiddeling (artikel 1735, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek). Bij afloop van zijn opdracht meldt de bemiddelaar de rechter schriftelijk of de partijen al dan niet tot een akkoord zijn gekomen (artikel 1736, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek). Wanneer de bemiddeling tot een - zelfs gedeeltelijk - bemiddelingsakkoord leidt, kunnen de partijen of één van hen overeenkomstig artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek de rechter verzoeken dat akkoord te homologeren, waarbij de homologatie alleen kan worden geweigerd indien het akkoord strijdig is met de openbare orde of indien het akkoord dat bereikt werd na een bemiddeling in familiezaken strijdig is met het belang van de minderjarige kinderen (artikel 1736, derde en vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek). Wanneer de bemiddeling niet tot een volledig bemiddelingsakkoord heeft geleid, wordt de gerechtelijke procedure op de vastgestelde dag voortgezet, maar behoudt de rechter de mogelijkheid om, zo hij dat opportuun acht en alle partijen ermee instemmen, de opdracht van de bemiddelaar voor een door hem bepaalde termijn te verlengen (artikel 1736, laatste lid, van het Gerechtelijk Wetboek).

B.10.1. Arbitrage is een manier van geschillenbeslechting die steunt op de autonome beslissing van de partijen om de bevoegdheid om recht te spreken toe te vertrouwen aan één of meer scheidsrechters teneinde definitief een einde te maken aan een geschil tussen hen. Arbitrage leidt tot een arbitrale uitspraak, genomen door het scheidsgerecht (artikel 1713 van het Gerechtelijk Wetboek). Krachtens artikel 1710, §§ 1 en 2, van het Gerechtelijk Wetboek beslist het scheidsgerecht over het geschil volgens de rechtsregels die de partijen op de grond van het geschil van toepassing maken of, wanneer zij een dergelijke keuze niet maken, volgens de rechtsregels die het het meest geschikt vindt. Krachtens artikel 1710, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek beslist het scheidsgerecht enkel « als goede personen » indien de partijen het daartoe uitdrukkelijk machtiging hebben gegeven.

B.10.2. In tegenstelling tot de bemiddelingsprocedure, waarmee wordt beoogd te komen tot een akkoord tussen de partijen, leidt de arbitrageprocedure, net zoals een gerechtelijke en een administratieve procedure, tot een beslissing van een derde instantie. Terwijl het Gerechtelijk Wetboek, wat de arbitrageprocedure betreft, erin voorziet dat het scheidsgerecht in beginsel dient te beslissen volgens de rechtsregels die de partijen op het geschil van toepassing maken, bevat het, wat de bemiddeling betreft, geen verwijzing naar rechtsregels die dienen te worden toegepast. Een bemiddelingsakkoord kan evenwel door de bevoegde rechter worden gehomologeerd, waarbij de homologatiebeschikking de gevolgen heeft van een vonnis, in de zin van artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek.

B.11. Artikel 10 van de Grondwet bepaalt : « Er is in de Staat geen onderscheid van standen.

De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld.

De gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd ».

Artikel 11 van de Grondwet bepaalt : « Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder discriminatie verzekerd worden. Te dien einde waarborgen de wet en het decreet inzonderheid de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden ».

B.12. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, zijn de personen die partij zijn in een bemiddelingsprocedure, in het licht van de vrije keuze van een raadsman, voldoende vergelijkbaar met de personen die partij zijn in een arbitrageprocedure. Beide procedures beogen immers een einde te maken aan een geschil dat bestaat tussen twee of meer partijen. De omstandigheid dat er wezenlijke verschillen bestaan tussen de arbitrageprocedure en de bemiddelingsprocedure volstaat aldus niet om te besluiten tot de niet-vergelijkbaarheid van de voormelde categorieën van personen.

B.13. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong ervan : het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is toepasselijk ten aanzien van alle rechten en alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit internationale verdragen die België binden.

B.14.1. Te dezen dient in het bijzonder rekening te worden gehouden met artikel 201, lid 1, van de richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf, dat bepaalt : « 1. In elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering wordt uitdrukkelijk bepaald dat : a) indien een advocaat of andere persoon die volgens het nationaal recht gekwalificeerd is, wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze advocaat of andere persoon te kiezen;b) de verzekerden vrij zijn om een advocaat of, indien zij daar de voorkeur aan geven en voor zover het nationale recht zulks toestaat, een andere gekwalificeerde persoon te kiezen om hun belangen te behartigen wanneer zich een belangenconflict voordoet ». B.14.2. Het voormelde artikel 201, lid 1, van de richtlijn 2009/138/EG gaat terug op het gelijkluidende artikel 4, lid 1, van de richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering.

B.15.1. Bij zijn arrest van 10 september 2009 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie over de voormelde richtlijn 87/344/EEG geoordeeld : « 38. Om te beginnen zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof voor de uitlegging van een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet enkel rekening moet worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie arresten van 17 november 1983, Merck, 292/82, Jurispr. blz. 3781, punt 12; 21 februari 1984, St. Nikolaus Brennerei und Likörfabrik, 337/82, Jurispr. blz. 1051, punt 10; 14 oktober 1999, Adidas, C-223/98, Jurispr. blz. I-7081, punt 23; 14 juni 2001, Kvaerner, C-191/99, Jurispr. blz. I-4447, punt 30, en 7 juni 2005, VEMW e.a., C-17/03, Jurispr. blz. I-4983, punt 41). 39. Richtlijn 87/344 beoogt blijkens de considerans ervan enerzijds de vrije vestiging van verzekeringsmaatschappijen te vergemakkelijken door het opheffen van de barrières die voortvloeien uit de nationale regelingen die verbieden om de rechtsbijstandverzekering met andere verzekeringsbranches te cumuleren, en anderzijds de belangen van de verzekeringsnemers te beschermen door met name eventuele belangenconflicten zoveel mogelijk te voorkomen en de oplossing van geschillen tussen verzekeraars en verzekerden mogelijk te maken.40. Daartoe voorziet de richtlijn in een aantal organisatorische en contractuele maatregelen en in een aantal specifieke garanties voor de verzekerden.41. Wat de organisatorische en contractuele maatregelen betreft, biedt artikel 3, lid 2, van richtlijn 87/344 de verzekeraars de mogelijkheid om schadegevallen te laten regelen door afzonderlijk personeel binnen dezelfde onderneming of de regeling van de schadegevallen uit te besteden aan een juridisch onderscheiden onderneming.Voorts biedt artikel 3, lid 2, sub c, van de richtlijn de mogelijkheid om belangenconflicten te voorkomen door de verzekerde het recht te verlenen zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen zodra een gedekt schadegeval wordt aangegeven. 42. Volgens artikel 3, lid 3, van richtlijn 87/344 wordt elk van deze oplossingen geacht de rechtsbijstandverzekerden gelijkwaardige dekking te bieden.Elke lidstaat moet ervoor zorgen dat de op zijn grondgebied gevestigde verzekeringsmaatschappijen ten minste een van deze alternatieve oplossingen toepassen. De lidstaat kan evenwel een van deze oplossingen opleggen of de ondernemingen de vrije keuze laten tussen verschillende alternatieve oplossingen. 43. Voorts moet volgens artikel 3, lid 1, van richtlijn 87/344 voor de rechtsbijstandverzekering een afzonderlijke overeenkomst worden opgemaakt die los staat van overeenkomsten die andere branches betreffen, of moet in de polis een afzonderlijk hoofdstuk worden opgenomen waarin de inhoud van de verzekering wordt vermeld.De lidstaten kunnen de verzekeraars verplichten om eveneens de met de rechtsbijstandverzekering overeenkomende premie te vermelden. 44. Wat de specifieke garanties betreft, verleent de richtlijn de verzekerden het recht om vrij een rechtshulpverlener te kiezen in de in artikel 4, sub a, bedoelde procedures of, krachtens artikel 4, sub b, wanneer zich een belangenconflict voordoet.45. Zoals blijkt uit de artikelen 4, 6 en 7 van richtlijn 87/344, in hun geheel beschouwd, strekken de bij deze artikelen aan de verzekerden verleende rechten ertoe de belangen van de verzekerde ruim te beschermen, zonder dat zij zich beperken tot situaties waarin zich een belangenconflict voordoet.46. Voorts blijkt uit de formulering van de artikelen 3 tot en met 5 van richtlijn 87/344 en de context van deze richtlijn dat aan iedere verzekeringnemer een algemeen en autonoom recht is verleend om, binnen de door elk van deze artikelen vastgestelde grenzen, zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen.47. Zo verleent in de eerste plaats artikel 4, lid 1, van richtlijn 87/344 aan de verzekerde het recht om zijn rechtshulpverlener te kiezen, maar beperkt het dit recht tot gerechtelijke of administratieve procedures, behoudens in gevallen waarin zich een belangenconflict voordoet.Het gebruik van het adjectief ' elke ' in combinatie met de tijd van het werkwoord ' bepalen ' wijzen op de algemene strekking en het bindende karakter van deze regel. 48. In de tweede plaats stelt deze bepaling de minimale vrijheid vast die aan de verzekerde dient te worden verleend, ongeacht voor welke optie van artikel 3, lid 2, van de richtlijn de verzekeringsmaatschappij kiest.49. Dienaangaande moet worden vastgesteld dat de werkingssfeer van de in artikel 3, lid 2, sub a en b, van richtlijn 87/344 bedoelde maatregelen ongewijzigd blijft, zelfs indien uit artikel 4, lid 1, sub a, van deze richtlijn een autonoom recht van de rechtsbijstandverzekerde op vrije keuze van zijn rechtshulpverlener wordt afgeleid.50. De oplossing van artikel 3, lid 2, sub c, van richtlijn 87/344 verleent de verzekerden immers ruimere rechten dan artikel 4, lid 1, sub a, van deze richtlijn.Zo voorziet deze laatste bepaling slechts in een recht om vrij zijn rechtshulpverlener te kiezen voor het geval dat een gerechtelijke of administratieve procedure wordt ingesteld.

Volgens de oplossing van artikel 3, lid 2, sub c, van de richtlijn daarentegen mag de verzekerde de behartiging van zijn belangen toevertrouwen aan een rechtshulpverlener zodra hij uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst het recht heeft het optreden van de verzekeraar te eisen, dus ook voordat er sprake is van enige gerechtelijke of administratieve procedure. 51. Voorts heeft de door UNIQA en de Commissie voorgestelde uitlegging tot gevolg dat de werkingssfeer van artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 tot nul wordt herleid.Indien voor de in artikel 3, lid 2, sub c, van de richtlijn bedoelde optie zou worden gekozen, zou het recht om zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen immers zelfs vóór elke administratieve of gerechtelijke procedure bestaan. Indien artikel 4, lid 1, sub a, van de richtlijn slechts van toepassing was in het geval dat daadwerkelijk werd gekozen voor deze oplossing, zou artikel 4, lid 1, sub a, van richtlijn 87/344 volkomen worden uitgehold. 52. Voorts bevestigt de elfde overweging van de considerans van richtlijn 87/344 dat het recht op vrije keuze van de rechtshulpverlener in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure niet afhangt van het bestaan van een belangenconflict. [...] 58. Uit de ontstaansgeschiedenis van de richtlijn kan integendeel worden afgeleid dat het oorspronkelijke doel om in alle rechtsbijstandpolissen de vrije keuze van de rechtshulpverlener te garanderen, die niet afhangt van het bestaan van een belangenconflict, is gehandhaafd, zij het beperkt tot gerechtelijke of administratieve procedures » (HvJ, 10 september 2009, C-199/08, Eschig, punten 38 tot 58). B.15.2. Daaruit blijkt, onder meer, dat artikel 201, lid 1, a), van de richtlijn 2009/138/EG ertoe strekt de belangen van de verzekerde ruim te beschermen, door hem een algemeen en autonoom recht te verlenen om, binnen de in dat artikel vastgestelde grenzen, zijn rechtshulpverlener vrij te kiezen.

Dat recht is evenwel beperkt tot « administratieve en gerechtelijke procedures » en heeft daardoor op dat punt niet dezelfde draagwijdte als het in artikel 201, lid 2, b), (voorheen : artikel 4, lid 1, b), van de richtlijn 87/344/EEG) omschreven recht. Artikel 201, lid 1, a), van de richtlijn 2009/138/EG verschilt op dat punt eveneens van de « organisatorische maatregel », vervat in artikel 200, lid 4, van de richtlijn 2009/138/EG (voorheen : artikel 3, lid 2, c), van de richtlijn 87/344/EEG).

B.16.1. Bij een arrest van 7 april 2016 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie de draagwijdte van het begrip « administratieve procedure », vervat in artikel 201, lid 1, a), van de richtlijn 2009/138/EG (voorheen : artikel 4, lid 1, a), van de richtlijn 87/344/EEG) verduidelijkt als volgt : « 16. Dienaangaande moet in de eerste plaats in herinnering worden gebracht dat volgens artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 87/344 in elke overeenkomst inzake rechtsbijstandverzekering uitdrukkelijk moet worden bepaald dat indien een vertegenwoordiger wordt gevraagd de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen, de verzekerde vrij is om deze vertegenwoordiger te kiezen. 17. Daarmee volgt reeds uit de bewoordingen van voormelde bepaling dat het begrip ' administratieve procedure ' moet worden gelezen in tegenstelling met het begrip ' gerechtelijke procedure '.18. Een uitlegging van het begrip ' administratieve procedure ' in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van richtlijn 87/344 zoals verweersters in het hoofdgeding die bepleiten, waarbij dat begrip enkel gerechtelijke procedures in bestuursaangelegenheden zou omvatten, dat wil zeggen procedures voor een gerecht in eigenlijke zin, die ertoe strekken de rechtmatigheid van het bestreden besluit te doen toetsen en die de rechtspositie van de belanghebbende definitief bepalen, zou dus de door de wetgever van de Europese Unie met zoveel woorden gebruikte uitdrukking ' administratieve procedure ' haar betekenis ontnemen.19. Voor het overige moet worden geconstateerd dat hoewel de differentiatie tussen de voorbereidende fase en de besluitfase van een gerechtelijke of administratieve procedure wellicht voorwerp van discussie is geweest bij de totstandkoming van richtlijn 87/344, de bewoordingen van artikel 4, lid 1, van deze laatste in dat opzicht geen onderscheid maken, zodat de uitlegging van het begrip ' administratieve procedure ' niet in die zin kan worden beperkt.20. In de tweede plaats moet volgens vaste rechtspraak voor de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet enkel rekening worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met de context en de doelstellingen die de regeling waarvan zij deel uitmaakt, nastreeft (zie in die zin arresten St.Nikolaus Brennerei und Likörfabrik, 337/82, EU: C: 1984: 69, punt 10; VEMW e.a., C-17/03, EU: C: 2005: 362, punt 41, en Eschig, C-199/08, EU: C: 2009: 538, punt 38). 21. In dit verband zij in herinnering gebracht dat richtlijn 87/344, in het bijzonder artikel 4 van deze laatste, betreffende de vrije keuze van de advocaat of de vertegenwoordiger, tot doel heeft de belangen van de verzekerde ruime bescherming te bieden.De algemene strekking en de verbindendheid van het recht om zijn advocaat of vertegenwoordiger te kiezen, staan in de weg aan een restrictieve uitlegging van artikel 4, lid 1, onder a), van die richtlijn (zie in die zin arresten Eschig, C-199/08, EU: C: 2009: 538, punten 45 en 47, en Sneller, C-442/12, EU: C: 2013: 717, punt 24). 22. In het onderhavige geval volgt uit de gegevens in het dossier dat aan het Hof is overgelegd dat de rechten van de verzekerde zowel worden geraakt door het oorspronkelijke besluit van het CIZ als door het besluit op bezwaar, daar het feitenonderzoek plaatsvindt in die administratieve procedure en dit de grondslag vormt voor de besluitvorming in het kader van de eropvolgende administratieve gerechtelijke procedure.23. In die omstandigheden kan niet worden betwist dat de verzekerde behoefte heeft aan rechtsbescherming in een procedure die onmisbaar is om beroep te kunnen instellen bij de bestuursrechter » (HvJ, 7 april 2016, C-5/15, Büyüktipi, punten 16 tot 23;in vergelijkbare zin : HvJ, 7 april 2016, C-460/14, Massar, punten 18 tot 25).

B.16.2. Daaruit blijkt dat de algemene strekking en de verbindendheid van het recht om zijn raadsman te kiezen, zoals bedoeld in artikel 201, lid 1, a), van de richtlijn 2009/138/EG, in de weg staan aan een restrictieve uitlegging van dat artikel (zie ook HvJ, 7 november 2013, C-442/12, Sneller, punten 24-25). Hoewel het aangehaalde arrest van 7 april 2016 betrekking heeft op het begrip « administratieve procedure », zou uit de in punt 19 vervatte overweging kunnen worden afgeleid dat artikel 201, lid 1, a), van de richtlijn 2009/138/EG, ook wat het erin vervatte begrip « gerechtelijke procedure » betreft, geen onderscheid maakt tussen de voorbereidende fase en de besluitfase van zulk een procedure.

B.17. Hoewel ervan kan worden uitgegaan dat artikel 201, lid 1, a), van de richtlijn 2009/138/EG, door het erin gewaarborgde recht te beperken tot administratieve en gerechtelijke procedures, dat recht niet verleent aan de verzekerde in de fase van het overleg met het oog op het komen tot een minnelijke regeling van het geschil tussen de partijen, zoals bedoeld in B.7.2, kan op basis van de voormelde rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie niet met zekerheid worden vastgesteld of het erin bedoelde recht eveneens dient te gelden in een bemiddelingsprocedure, zoals geregeld in de artikelen 1723/1 tot 1737 van het Gerechtelijk Wetboek.

Een bemiddelingsprocedure vertoont immers kenmerken die aanleunen zowel bij een minnelijke regeling van het geschil, als bij een gerechtelijke procedure. Doordat de bemiddelingsprocedure beoogt te komen tot een bemiddelingsakkoord tussen de partijen, verschilt die procedure van de gerechtelijke procedure en leunt zij aan bij de minnelijke regeling van het geschil. De bemiddelingsprocedure verschilt evenwel van de minnelijke regeling van het geschil doordat zij doorgaans volgt op het minnelijke overleg, doordat zij wordt geregeld in het Gerechtelijk Wetboek en doordat een bemiddelingsakkoord dat tot stand is gekomen onder leiding van een erkende bemiddelaar, kan worden gehomologeerd door de bevoegde rechter, waarbij de homologatiebeschikking de gevolgen verkrijgt van een vonnis in de zin van artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek.

B.18. Artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verleent het Hof van Justitie de bevoegdheid om bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over zowel de uitlegging van de verdragen en van de handelingen van de instellingen van de Europese Unie als de geldigheid van die handelingen. Volgens de derde alinea ervan is een nationale rechterlijke instantie gehouden zich tot het Hof van Justitie te wenden, indien haar beslissingen - zoals die van het Grondwettelijk Hof - volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep. Wanneer er twijfel is over de interpretatie of de geldigheid van een bepaling van het recht van de Europese Unie die van belang is voor de oplossing van een voor een dergelijk nationaal rechtscollege hangend geschil, dient dat rechtscollege, zelfs ambtshalve, het Hof van Justitie prejudicieel te ondervragen.

Alvorens ten gronde uitspraak te doen, dient bijgevolg de in het dictum vermelde prejudiciële vraag te worden gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Om die redenen, het Hof alvorens uitspraak te doen ten gronde, stelt aan het Hof van Justitie van de Europese Unie de volgende prejudiciële vraag : Dient het begrip « gerechtelijke procedure » in artikel 201, lid 1, a), van de richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf zo te worden uitgelegd dat daaronder de buitengerechtelijke en de gerechtelijke bemiddelingsprocedures, zoals geregeld in de artikelen 1723/1 tot 1737 van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, zijn begrepen ? Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 11 oktober 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^