gepubliceerd op 01 augustus 2018
Uittreksel uit arrest nr. 91/2018 van 5 juli 2018 Rolnummer 6667 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 7, 4° en 5°, van de wet van 21 november 2016 betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord, ingesteld door de « Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 91/2018 van 5 juli 2018 Rolnummer 6667 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 7, 4° en 5°, van de
wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
21/11/2016
pub.
24/11/2016
numac
2016009565
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord
type
wet
prom.
21/11/2016
pub.
25/11/2016
numac
2016003396
bron
federale overheidsdienst financien
Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies
sluiten betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord, ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone ».
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 22 mei 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 24 mei 2017, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. V. Letellier, advocaat bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 7, 4° en 5°, van de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2016 pub. 24/11/2016 numac 2016009565 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord type wet prom. 21/11/2016 pub. 25/11/2016 numac 2016003396 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies sluiten betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 november 2016, tweede editie). (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partij vordert de vernietiging van artikel 7, 4° en 5°, van de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2016 pub. 24/11/2016 numac 2016009565 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord type wet prom. 21/11/2016 pub. 25/11/2016 numac 2016003396 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies sluiten betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord.
Zij voert aan dat die bepaling artikel 12 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, schendt.
B.2.1. Artikel 7, 4° en 5°, van de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2016 pub. 24/11/2016 numac 2016009565 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord type wet prom. 21/11/2016 pub. 25/11/2016 numac 2016003396 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies sluiten betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord, bepaalt : « In artikel 16 van [de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis], laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 augustus 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : [...] 4° in paragraaf 5, tweede lid, wordt de zin ' Bij ontstentenis van deze mededelingen, wordt de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld. ' opgeheven; 5° in paragraaf 6, eerste lid, wordt de zin ' Bij ontstentenis van de handtekening van de rechter, wordt de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld.' opgeheven ».
B.2.2. Bij het voormelde artikel 7, 4° en 5°, is de zin geschrapt die is vervat in artikel 16 van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de voorlopige hechtenis en luidens welke de persoon wiens vrijheid is benomen in vrijheid moet worden gesteld indien blijkt dat het bevel tot aanhouding niet is gemotiveerd (artikel 16, § 5, tweede lid) of door de onderzoeksrechter niet is ondertekend (artikel 16, § 6, eerste lid).
Vóór de wijziging aangebracht bij artikel 7, 4° en 5°, van de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2016 pub. 24/11/2016 numac 2016009565 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord type wet prom. 21/11/2016 pub. 25/11/2016 numac 2016003396 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies sluiten bepaalde artikel 16 van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten : « [...] § 5. Het bevel tot aanhouding bevat de opgave van het feit waarvoor het wordt verleend, vermeldt de wetsbepaling die bepaalt dat het feit een misdaad of een wanbedrijf is en stelt het bestaan vast van ernstige aanwijzingen van schuld.
De rechter vermeldt daarin de feitelijke omstandigheden van de zaak en die welke eigen zijn aan de persoonlijkheid van de verdachte, die de voorlopige hechtenis wettigen gezien de criteria bepaald in § 1. Bij ontstentenis van deze mededelingen, wordt de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld.
Indien de onderzoeksrechter beslist dat het bevel tot aanhouding moet worden uitgevoerd door een hechtenis onder elektronisch toezicht, vermeldt hij eveneens het adres van uitvoering van de hechtenis onder elektronisch toezicht.
Het bevel tot aanhouding vermeldt eveneens dat de verdachte vooraf is gehoord. § 6. Het bevel wordt ondertekend door de rechter die het heeft verleend, en wordt met zijn zegel bekleed. Bij ontstentenis van de handtekening van de rechter, wordt de inverdenkinggestelde in vrijheid gesteld.
De verdachte wordt erin met name genoemd of zo duidelijk mogelijk aangewezen. [...] ».
B.2.3. Artikel 16, § 1, van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/07/1990 pub. 02/12/2010 numac 2010000669 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de voorlopige hechtenis Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, waarnaar paragraaf 5 van hetzelfde artikel verwijst, bepaalt : « Slechts in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid en indien het feit voor de verdachte een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben, kan de onderzoeksrechter een bevel tot aanhouding verlenen.
De onderzoeksrechter beslist eveneens of dit bevel tot aanhouding moet worden uitgevoerd ofwel in een gevangenis, ofwel door een hechtenis onder elektronisch toezicht. De uitvoering van de hechtenis onder elektronisch toezicht, die inhoudt dat de betrokkene, met uitzondering van toegestane verplaatsingen, voortdurend op een bepaald adres moet verblijven, vindt plaats overeenkomstig de door de Koning bepaalde nadere regels.
Deze maatregel mag niet worden getroffen met het oog op onmiddellijke bestraffing, noch met het oog op de uitoefening van enige andere vorm van dwang.
Indien het maximum van de van toepassing zijnde straf vijftien jaar opsluiting niet te boven gaat, mag het bevel slechts worden verleend als er ernstige redenen bestaan om te vrezen dat de in vrijheid gelaten verdachte nieuwe misdaden of wanbedrijven zou plegen, zich aan het optreden van het gerecht zou onttrekken, bewijzen zou pogen te laten verdwijnen of zich zou verstaan met derden.
Bij misdrijven bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek waarop het maximum van de van toepassing zijnde straf vijf jaar gevangenisstraf te boven gaat, moeten deze redenen niet vervuld zijn ».
B.3.1. Sinds de herziening van 24 oktober 2017 bepaalt artikel 12 van de Grondwet : « De vrijheid van de persoon is gewaarborgd.
Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.
Behalve bij ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter dat uiterlijk binnen achtenveertig uren te rekenen van de vrijheidsberoving moet worden betekend en enkel tot voorlopige inhechtenisneming kan strekken ».
Artikel 5 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid.
Niemand mag van zijn vrijheid worden beroofd, behalve in de navolgende gevallen en langs wettelijke weg : [...] c) indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gevangen gehouden ten einde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer redelijke termen aanwezig zijn om te vermoeden, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan; [...] 3. Eenieder die gearresteerd is of gevangen wordt gehouden, overeenkomstig lid 1 c) van dit artikel moet onmiddellijk voor een rechter worden geleid of voor een andere autoriteit die door de wet bevoegd verklaard is om rechterlijke macht uit te oefenen en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld.De invrijheidstelling kan afhankelijk worden gesteld van een waarborg voor de verschijning van de betrokkene in rechte. 4. Eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid is beroofd heeft het recht voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de wettigheid van zijn gevangenhouding en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de gevangenhouding onrechtmatig is. [...] ».
B.3.2. Wanneer een verdragsbepaling die België bindt, een draagwijdte heeft die analoog is aan die van een van de grondwetsbepalingen waarvan de toetsing tot de bevoegdheid van het Hof behoort en waarvan de schending wordt aangevoerd, vormen de waarborgen vervat in die verdragsbepaling een onlosmakelijk geheel met de waarborgen die in de betrokken grondwetsbepalingen zijn opgenomen.
B.3.3. Aangezien zowel artikel 12 van de Grondwet als artikel 5 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens het recht op individuele vrijheid waarborgen, dient het Hof, bij de toetsing aan die grondwetsbepaling, rekening te houden met de voormelde verdragsbepaling.
B.3.4. Gelet op het fundamentele belang van de habeas corpus dienen alle beperkingen op de individuele vrijheid restrictief te worden geïnterpreteerd en dient hun grondwettigheid met de grootste omzichtigheid te worden onderzocht.
B.4. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde dat niet elke fout in een bevel tot aanhouding de hechtenis zelf onrechtmatig maakt. Een periode van hechtenis is in principe rechtmatig wanneer ze gebaseerd is op een rechterlijk bevel en op zich niet willekeurig is; enkel in geval van ernstige en duidelijke onregelmatigheden zal het bevel noodzakelijkerwijze in strijd zijn met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (zie bijvoorbeeld : EHRM, 10 juni 1996, Benham t. Verenigd Koninkrijk, §§ 42-47; 4 augustus 1999, Douiyeb t. Nederland, §§ 44-55; 28 oktober 2003, Minjat t.
Zwitserland, §§ 38-49; 8 november 2005, Khudoyorov t. Rusland, §§ 127-133; 4 maart 2008, Marturana t. Italië, §§ 78-82; 9 juli 2009, Mooren t. Duitsland, §§ 82-89; 12 februari 2013, Yefimenko t. Rusland, §§ 101-111).
B.5. De ondertekening van het bevel tot aanhouding door de rechter die het verleent, is een substantiële vormvereiste. De afschaffing, bij artikel 7, 5°, van de bestreden wet, van de sanctie van de invrijheidstelling van de gedetineerde wegens het ontbreken van de handtekening van de onderzoeksrechter heeft tot gevolg dat de niet-naleving van die vormvereiste niet langer wordt gesanctioneerd.
Alleen de handtekening van de onderzoeksrechter waarborgt dat het bevel tot aanhouding wel degelijk van die magistraat uitgaat. Gelet op het essentiële karakter van het recht op persoonlijke vrijheid, vormt de niet-nakoming van een dergelijke formaliteit, zelfs in geval van overmacht, een ernstige en bijgevolg onherstelbare onregelmatigheid.
Het bestreden artikel 7, 5°, schendt de in het middel beoogde bepalingen.
Het eerste onderdeel van het middel is gegrond. Artikel 7, 5°, van de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2016 pub. 24/11/2016 numac 2016009565 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord type wet prom. 21/11/2016 pub. 25/11/2016 numac 2016003396 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies sluiten dient derhalve te worden vernietigd.
B.6. Artikel 12, derde lid, van de Grondwet maakt het slechts mogelijk afbreuk te doen aan het bij het eerste lid ervan gewaarborgde recht op de vrijheid van de persoon voor zover de persoon het voorwerp uitmaakt van een aanhouding bij een met redenen omkleed bevel van een rechter dat binnen achtenveertig uren te rekenen van de vrijheidsberoving moet worden betekend.
Het kan worden aanvaard dat, volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie, « de onderzoeksgerechten die de wettigheid van het bevel tot aanhouding moeten onderzoeken, [bevoegd zijn] om de redenen ervan te verbeteren door ofwel een foutieve reden door een juiste reden te vervangen, dan wel de eventuele vergissingen te verbeteren waardoor het bevel is aangetast, voor zover die [...] geen onherstelbaar gebrek opleveren » (Cass., 27 mei 2015, Arr. Cass., 2015, nr. 348). Door toe te laten dat het bevel tot aanhouding geen motivering bevat, schendt de bestreden bepaling echter artikel 12 van de Grondwet.
Het tweede onderdeel van het middel is gegrond. Artikel 7, 4°, van de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2016 pub. 24/11/2016 numac 2016009565 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord type wet prom. 21/11/2016 pub. 25/11/2016 numac 2016003396 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies sluiten dient derhalve te worden vernietigd.
B.7. Teneinde te vermijden dat alle aanhoudingsbevelen die reeds op grond van de vernietigde bepalingen zijn genomen, als gevolg van het onderhavige arrest opnieuw in vraag zouden worden gesteld, dienen, met toepassing van artikel 8, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de gevolgen van de vernietigde bepalingen te worden gehandhaafd zoals aangegeven in het dictum.
Om die redenen, het Hof - vernietigt artikel 7, 4° en 5°, van de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/11/2016 pub. 24/11/2016 numac 2016009565 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord type wet prom. 21/11/2016 pub. 25/11/2016 numac 2016003396 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 122 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten teneinde het beroep te regelen dat kan worden ingesteld tegen bepaalde beslissingen van de FSMA, genomen krachtens de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies sluiten betreffende bepaalde rechten van personen die worden verhoord; - handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepalingen ten aanzien van alle op grond van die bepalingen vóór 1 september 2018 verleende bevelen tot aanhouding.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 5 juli 2018.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels