Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 09 juli 2018

Uittreksel uit arrest nr. 81/2018 van 28 juni 2018 Rolnummer 6698 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 81 van de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangeni Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018203499
pub.
09/07/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 81/2018 van 28 juni 2018 Rolnummer 6698 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 81 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie, ingesteld door de Orde van Vlaamse balies en Dominique Matthys.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen en J. Moerman, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 juni 2017 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 juni 2017, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 81 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2016) door de Orde van Vlaamse balies en Dominique Matthys, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. E. Maes, advocaat bij de balie te Brussel, en Mr. M. Denef, advocaat bij de balie te Leuven. (...) II. In rechte (...) B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 81 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie (hierna : de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten).

B.1.2. Vóór de wijziging ervan bij artikel 81 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten, bepaalde artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek : « Tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel bekrachtigt ».

B.1.3. Artikel 81 van de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten vult artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan als volgt : « Niettemin worden nutteloze kosten, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022, zelfs ambtshalve ten laste gelegd van de partij die ze foutief heeft veroorzaakt ».

B.2. Het eerste middel is afgeleid uit een schending door de bestreden bepaling van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Ten eerste zou de bestreden bepaling in het algemeen het recht op toegang tot de rechter van de in het gelijk gestelde partij op een niet-verantwoorde wijze beperken.

Ten tweede zou ze, specifiek wat de invordering van geldschulden betreft, een niet-verantwoord verschil in behandeling instellen tussen, enerzijds, schuldeisers van een betwiste geldschuld en, anderzijds, schuldeisers van een klaarblijkelijk onbetwiste geldschuld of van een geldschuld waarvan niet geweten is of die zal worden betwist, aangezien de laatstgenoemden het financiële risico voor de kosten van het geding zouden moeten dragen en aldus zouden beschikken over een beperkter recht op toegang tot de rechter.

Het tweede middel is afgeleid uit een schending door de bestreden bepaling van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene beginselen van de rechtsstaat en van het evenwicht der machten, met het beschikkingsbeginsel, met de rechten van verdediging, met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, doordat aan de rechter de bevoegdheid wordt toegekend om ambtshalve de nutteloze kosten ten laste van de in het gelijk gestelde partij te leggen wanneer ze die foutief heeft veroorzaakt.

B.3.1. Uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie volgt dat hoewel, in de regel, de partij die in het ongelijk is gesteld in de kosten moet worden verwezen, die kosten ten laste kunnen worden gelegd van de andere partij als zij ze door haar fout heeft veroorzaakt (Cass., 24 april 1978, Arr. Cass., 1978, p. 965; Cass., 14 mei 2001, Arr. Cass., 2001, nr. 280; Cass., 7 oktober 2013, Arr. Cass., 2013, nr. 501).

Opdat er sprake kan zijn van een fout, is vereist dat een normaal voorzichtige persoon, in dezelfde omstandigheden geplaatst, redelijkerwijze anders zou hebben gehandeld (Cass., 7 oktober 2013, voormeld).

Aldus wordt toepassing gemaakt van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek, die bijzondere wettelijke bepalingen zijn in de zin van artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek (Cass., 24 april 1978, Arr. Cass., 1978, p. 965; Cass., 12 oktober 2017, C.17.0120.N).

B.3.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling blijkt dat beoogd wordt die rechtspraak te bevestigen door artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan te vullen met een bepaling waarin wordt gesteld dat nutteloze kosten ten laste worden gelegd van de in het gelijk gestelde partij die ze foutief heeft veroorzaakt (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1986/001, pp. 5 en 53-54; Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1986/005, pp. 7 en 20-21).

B.3.3. Met betrekking tot de bestreden bepaling verklaarde de minister van Justitie : « De bedoeling was de rechtspraak van het Hof van Cassatie (arrest van 7 oktober 2013) over te nemen, die stelt dat de eiser tot betaling van de kosten kan worden veroordeeld indien hij die kosten op foutieve wijze heeft veroorzaakt. Er is dus een fout nodig » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1986/005, p. 20).

Hij verklaarde ook dat « de wet erop gericht is komaf te maken met de bij de hoven en rechtbanken heersende verwarring omtrent die rechtspraak van het Hof van Cassatie » (ibid., p. 21).

B.3.4. Voorts preciseert de parlementaire voorbereiding met betrekking tot de vereiste dat de kosten foutief moeten zijn veroorzaakt : « Het ligt voor de hand, zoals wordt uiteengezet in de memorie van toelichting, dat een winnende partij slechts in de kosten wordt verwezen indien zij die heeft veroorzaakt op foutieve wijze, met andere woorden indien zij een onrechtmatige daad begaat, net zoals is vereist voor schadevergoeding wegens een ' tergende of roekeloze ' proceshandeling. Zoals het Hof van Cassatie heeft gezegd in een arrest van 7 oktober 2013 is dan ook, voor het ten laste leggen van de kosten, ' vereist dat een normaal voorzichtige persoon, in dezelfde omstandigheden geplaatst, redelijkerwijze anders zou hebben gehandeld ' » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-1986/003, p. 68).

B.4.1. Het recht op toegang tot de rechter, dat een onderdeel is van het recht op een eerlijk proces en dat met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aan eenieder moet worden gewaarborgd, kan het voorwerp uitmaken van beperkingen, ook van financiële aard. Die beperkingen mogen echter geen afbreuk doen aan de essentie zelf van het recht op toegang tot een rechter. Voorts zijn beperkingen niet verenigbaar met het recht op toegang tot de rechter als zij geen wettig doel nastreven en als er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel (EHRM, 28 mei 1985, Ashingdane t. Verenigd Koninkrijk, § 57; 21 september 1994, Fayed t. Verenigd Koninkrijk, § 65; grote kamer, 14 december 2006, Markovic e.a. t. Italië, § 99).

B.4.2. Op zich doet een regeling die de kosten ten laste van een van de partijen legt geen afbreuk aan dat recht.

Hoewel de kosten in de regel ten laste worden gelegd van de in het ongelijk gestelde partij, staat het recht op toegang tot de rechter evenmin in de weg aan een regeling die de rechter in bijzondere omstandigheden toestaat de kosten geheel of ten dele ten laste te leggen van de partij die in het gelijk wordt gesteld.

Het recht op toegang tot de rechter dient evenwel op een niet-discriminerende wijze te worden gewaarborgd.

B.5.1. De regeling om nutteloze kosten ten laste te leggen van de partij die ze foutief heeft veroorzaakt, vloeit voort uit de verplichting tot loyauteit tussen procespartijen. De wetgever beoogt aldus de proceseconomie en de procesloyauteit te bevorderen en ook rechtsonzekerheid te vermijden, door de hierboven vermelde rechtspraak van het Hof van Cassatie te bevestigen. De bestreden bepaling streeft aldus wettige doelstellingen na en is pertinent ten aanzien van die doelstellingen.

B.5.2. Een dergelijke regeling vormt geen onevenredige beperking van het recht op toegang tot de rechter van de in het gelijkgestelde partij, aangezien haar enkel de nutteloze gerechtskosten die ze foutief heeft veroorzaakt, ten laste wordt gelegd. De wetgever vermocht redelijkerwijze te oordelen dat dergelijke kosten een loyale procesvoering te buiten gaan en niet ten laste dienen te worden gelegd van de in het ongelijk gestelde partij.

B.5.3. Het komt aan de rechter toe om na te gaan of er bij een procespartij sprake is van een fout die in causaal verband staat met nutteloos geachte proceskosten en om de bestreden bepaling toe te passen met eerbiediging van het recht op toegang tot de rechter en van het recht van verdediging. De beslissing die hierover wordt genomen, moet worden gemotiveerd.

Uit de bewoording van de bestreden bepaling vloeit voort dat de rechter de beslissing om foutief gemaakte kosten ten laste te leggen van de partij die ze heeft veroorzaakt ambtshalve kan nemen en dus zonder dat dit door de partijen is gevorderd.

Die bevoegdheid stelt hem evenwel niet vrij van de verplichting om de partijen in de gelegenheid te stellen zich over het al dan niet foutief karakter van de nutteloze kosten uit te spreken. Vooraleer de rechter ambtshalve de in het gelijk gestelde partij kosten ten laste kan leggen krachtens artikel 1017, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, dient hij de partijen dan ook eerst te horen over deze kwestie. Er anders over oordelen, zou niet verenigbaar zijn met het recht van verdediging (zie in dezelfde zin : Cass., 29 april 2013, Arr. Cass., 2013, nr. 265).

B.6.1. De kritiek van de verzoekende partijen heeft ook betrekking op de specifieke gevolgen die de bestreden bepaling zou hebben voor de procedure voor de invordering van onbetwiste geldschulden, zoals geregeld bij de artikelen 1394/20 tot 1394/27 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de artikelen 32 tot 40 van de wet van 19 oktober 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/10/2015 pub. 22/10/2015 numac 2015009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie.

B.6.2. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever heeft geoordeeld dat de invoering van de procedure voor de invordering van onbetwiste geldschulden bij de voormelde wet van 19 oktober 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/10/2015 pub. 22/10/2015 numac 2015009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten, de bestreden bepaling aan belang doet winnen (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1986/001, pp. 54-56).

Tegelijk werd echter ook benadrukt « dat het niet de bedoeling is schuldeisers van onbetwiste geldschulden te verplichten een procedure van invordering van onbetwiste geldschulden in te stellen vooraleer zij zich tot de rechter mogen wenden » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1986/001, p. 55).

B.6.3. Het loutere feit dat een onbetwiste geldschuld ressorteert onder het toepassingsgebied van de procedure bedoeld in artikel 1394/20 van het Gerechtelijk Wetboek sluit bijgevolg niet uit dat zij langs gerechtelijke weg kan worden ingevorderd nu dat artikel enkel bepaalt dat een dergelijke schuld namens en voor rekening van de schuldeiser op verzoek van diens advocaat door een gerechtsdeurwaarder kan worden ingevorderd. Die wijze van invordering is derhalve niet verplicht.

B.6.4. Bij zijn arrest van 12 oktober 2017Relevante gevonden documenten type arrest prom. 12/10/2017 pub. 01/12/2017 numac 2017206166 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Besluit van de Regering tot wijziging van het besluit van de Regering van 17 december 2009 tot vastlegging van de persoonlijke participatie in de inrichtingen en diensten van de Duitstalige Gemeenschap voor gehandicapten sluiten (C.17.0120.N) heeft het Hof van Cassatie geoordeeld : « 3. Artikel 1017, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, in zijn versie voor de wijziging door de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/12/2016 pub. 30/12/2016 numac 2016009669 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 25/12/2016 pub. 29/12/2016 numac 2016003483 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2017 sluiten, bepaalt dat, tenzij bijzondere wetten anders bepalen, ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij verwijst in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen die het eventueel bekrachtigt.

De artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek zijn bijzondere wettelijke bepalingen in de zin van artikel 1017, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek. Krachtens deze bepalingen kunnen de kosten ten laste van de niet in het ongelijk gestelde partij worden gelegd indien deze door haar fout zijn veroorzaakt. [...] 4. Uit de parlementaire voorbereiding en uit de tekst van artikel 1394/20 Gerechtelijk Wetboek blijkt dat de procedure van invordering van onbetwiste geldschulden facultatief is en dat een schuldeiser de mogelijkheid behoudt om de geldschulden in te vorderen via een gewone gerechtelijke procedure. Bovendien kunnen interesten en schadebedingen via deze procedure maximaal ten belope van 10 pct. van de hoofdsom worden ingevorderd en verloopt minstens een maand en acht dagen vooraleer een uitvoerbaar verklaard proces-verbaal van niet-betwisting kan worden afgeleverd.

Uit het vorenstaande volgt dat de keuze voor een gewone gerechtelijke procedure in plaats van voor de procedure van invordering van onbetwiste geldschulden, op zich geen fout uitmaakt, noch blijk geeft van procesmisbruik ».

B.6.5. Aldus is het Hof van Cassatie van oordeel dat het loutere feit dat een schuldeiser van een onbetwiste geldschuld ervoor kiest om geen gebruik te maken van de administratieve procedure tot het invorderen van de schuld, op zich geen fout uitmaakt en dus niet volstaat opdat de kosten van de gerechtelijke procedure te zijnen laste zullen worden gelegd. Teneinde de bestreden bepaling in een dergelijk geval te kunnen toepassen, dient vast te staan dat een normaal voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden anders zou hebben gehandeld, wat door de rechter geval per geval moet worden onderzocht en gemotiveerd.

B.6.6. De verzoekende partijen verwijzen ten slotte naar de toepassing van de bestreden bepaling in de specifieke situatie waarin de schuldeiser van een geldschuld opteert voor de invordering ervan via de gemeenrechtelijke procedure en niet via de administratieve procedure vervat in de artikelen 1394/20 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, en waarbij de schuldenaar verstek laat gaan.

Ook in een dergelijk geval kan de schuldeiser die in het gelijk wordt gesteld op grond van de bestreden bepaling slechts worden veroordeeld tot de betaling van nutteloos veroorzaakte proceskosten indien hij foutief heeft gehandeld, wat steeds door de rechter in het concrete geval moet worden onderzocht en gemotiveerd, onder de controle van het Hof van Cassatie.

B.7. Rekening houdend met hetgeen is vermeld in B.6.4 en B.6.5 en onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in B.5.3, schendt de bestreden bepaling de in B.2 vermelde grondwets- en verdragsbepalingen niet.

B.8. Bijgevolg zijn de middelen niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep, rekening houdend met hetgeen is vermeld in B.6.4 en B.6.5 en onder voorbehoud van de interpretatie vermeld in B.5.3.

Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 28 juni 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^