gepubliceerd op 03 juli 2017
Uittreksel uit arrest nr. 59/2017 van 18 mei 2017 Rolnummer 6343 In zake : het beroep tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 « tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijzigi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
Uittreksel uit arrest nr. 59/2017 van 18 mei 2017 Rolnummer 6343 In zake : het beroep tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 « tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds », ingesteld door de vzw « Association de Promotion des Droits humains et des Minorités » en Charles Danis.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 25 januari 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 26 januari 2016, is beroep tot vernietiging ingesteld van het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 « tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 juli 2015) door de vzw « Association de Promotion des Droits humains et des Minorités » en Charles Danis, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Sohier, advocaat bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het bestreden decreet B.1. Het beroep tot vernietiging is gericht tegen het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 « tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds » (hierna : het Vlaamse decreet van 3 juli 2015), dat bepaalt : « HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK 2. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen betreffende diverse decreten die uitvoering geven aan het decreet van 15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd
Art. 2.In afdeling 2 van hoofdstuk VI van het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid, vervangen bij het decreet van 30 april 2009 en gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2012, wordt een artikel 28/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : '
Art. 28/1.De bepalingen van deze afdeling zijn alleen van toepassing op de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 '.
Art. 3.In artikel 29 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, worden de woorden ' steden en ' opgeheven.
Art. 4.In artikel 30 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, worden de woorden ' steden en ' telkens opgeheven.
Art. 5.In artikel 31 van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 30 april 2009, worden de woorden ' stad of ' opgeheven.
Art. 6.In artikel 2 van het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding, gewijzigd bij de decreten van 18 juli 2008 en 20 december 2013, wordt punt 11° vervangen door wat volgt : ' 11° lokale besturen : de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, tenzij anders is bepaald '.
Art. 7.In titel VII van het decreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2012, wordt een artikel 15/1 ingevoegd dat luidt als volgt : '
Art. 15/1.Artikel 16/1 en 16/2 van deze titel zijn alleen van toepassing op de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 '.
Art. 8.Artikel 17 van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2012, wordt vervangen door wat volgt : '
Art. 17.Dit hoofdstuk is alleen van toepassing op de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 '.
Art. 9.In paragraaf 1 van artikel 4 van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ' gemeenten uit het Nederlandse taalgebied ' vervangen door de woorden ' de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 ';2° in het laatste lid wordt het woord ' gemeenten ' telkens vervangen door het woord ' randgemeenten '.
Art. 10.Artikel 4, § 4, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art. 11.In artikel 5, § 1, van hetzelfde decreet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : ' Om het overleg en de inspraak bij de voorbereiding en de uitvoering van het jeugdbeleid te organiseren, inzonderheid in het kader van het meerjarenplan, en wat de randgemeenten betreft om voor subsidiëring in aanmerking te komen, richt de gemeenteraad een jeugdraad op of erkent de gemeenteraad een al bestaande jeugdraad '.
Art. 12.In artikel 3 van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : ' De bepalingen van titel 2 en titel 3, hoofdstuk 1 tot en met 3, zijn alleen van toepassing op de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 '.
Art. 13.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ' de gemeenten in het Nederlandse taalgebied ' vervangen door de woorden ' de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 ';2° punt 3° van het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid worden de woorden ' en het cultuurcentrum ' opgeheven.
Art. 14.In titel 3, hoofdstuk 1, van hetzelfde decreet wordt het opschrift vervangen door wat volgt : ' Het cultuurbeleid van de randgemeenten '.
Art. 15.In titel 3 van hetzelfde decreet wordt het hoofdstuk 3 dat bestaat uit de artikelen 10 en 11, opgeheven.
Art. 16.In artikel 38, tweede lid, 1°, van hetzelfde decreet worden de woorden ' vermeld in artikel 10 ' vervangen door ' toegevoegd als bijlage bij dit decreet '.
Art. 17.In titel 3, hoofdstuk 6, van hetzelfde decreet wordt afdeling 2, die bestaat uit artikel 49, opgeheven.
Art. 18.In artikel 2 van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid, wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt : ' 15° randgemeenten : de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 '.
Art. 19.In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt het woord ' gemeenten ' vervangen door het woord ' randgemeenten '.
Art. 20.In hetzelfde decreet worden in het opschrift van hoofdstuk 2 het woord ' gemeenten ' vervangen door het woord ' randgemeenten '.
Art. 21.In hoofdstuk 2 van hetzelfde decreet wordt in het opschrift van afdeling 1 het woord ' gemeenten ' vervangen door het woord ' randgemeenten '.
Art. 22.In hoofdstuk 2, afdeling 1, van hetzelfde decreet wordt in het opschrift van onderafdeling 1 het woord ' gemeenten ' vervangen door het woord ' randgemeenten '.
Art. 23.In artikel 5 van hetzelfde decreet wordt het woord ' gemeenten ' vervangen door het woord ' randgemeenten '.
Art. 24.In artikel 9 van hetzelfde decreet wordt het woord ' gemeente ' telkens vervangen door het woord ' randgemeente '.
Art. 25.In artikel 10 van hetzelfde decreet wordt het woord ' gemeente ' vervangen door het woord ' randgemeente '.
Art. 26.In hoofdstuk 2 van hetzelfde decreet wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen door wat volgt : ' Hoofdstuk 2/1. - De gemeentelijke sportraad en de sportraad voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie '.
Art. 27.In hetzelfde decreet worden in het opschrift van hoofdstuk 4 de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid '.
Art. 28.In hoofdstuk 4 van hetzelfde decreet worden in het opschrift van afdeling 1 de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid '.
Art. 29.In artikel 22 van hetzelfde decreet worden de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid '.
In hetzelfde artikel 22, § 1, 4°, worden de woorden ' opgenomen in dit decreet ' opgeheven.
Art. 30.In artikel 23 van hetzelfde decreet worden de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid '.
Art. 31.In artikel 24 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid ';2° in punt 1° worden de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid ';3° in punt 2° worden de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid '.
Art. 32.In artikel 25 tot en met 27 van hetzelfde decreet worden de woorden ' de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen ' telkens vervangen door de woorden ' het lokaal Sport voor Allen-beleid '.
Art. 33.In artikel 2, eerste lid, van het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid wordt een punt 31° toegevoegd, dat luidt als volgt : ' 31° randgemeenten : de randgemeenten, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 '.
Art. 34.In artikel 13 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 tot en met 3 worden de woorden ' steden en gemeenten ' telkens vervangen door het woord ' randgemeenten ';2° in paragraaf 5 worden de woorden ' stad of gemeente ' vervangen door het woord ' randgemeente ';3° in paragraaf 6 worden de woorden ' steden en gemeenten ' vervangen door het woord ' randgemeenten '. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds
Art. 35.In het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, het laatst gewijzigd bij het decreet van 5 juli 2013, wordt een hoofdstuk IIIquater ingevoegd, dat luidt als volgt : ' Hoofdstuk IIIquater. - Bijzondere bepalingen inzake de vaststelling van de aanvullende dotatie '.
Art. 36.In hetzelfde decreet wordt in hoofdstuk IIIquater, ingevoegd bij artikel 35, een artikel 19novies ingevoegd, dat luidt als volgt : '
Art. 19novies.Vanaf het begrotingsjaar 2016 wordt op de begroting van het Vlaamse Gewest een aanvullende dotatie met betrekking tot het Vlaams Gemeentefonds ingeschreven. De aanvullende dotatie bedraagt 130.390.328,71 euro voor het begrotingsjaar 2016 en wordt niet geïndexeerd '.
Art. 37.In hetzelfde decreet wordt in hetzelfde hoofdstuk IIIquater een artikel 19decies ingevoegd, dat luidt als volgt : '
Art. 19decies.De lijst met gemeenten en hun aandelen in de aanvullende dotatie, vermeld in artikel 19novies, waarop ze vanaf het begrotingsjaar 2016 recht hebben, worden bepaald in bijlage 1 die bij dit decreet is gevoegd '.
Art. 38.In hetzelfde decreet wordt in hetzelfde hoofdstuk IIIquater een artikel 19undecies ingevoegd, dat luidt als volgt : '
Art. 19undecies.De gemeentelijke aandelen in de aanvullende dotatie, vermeld in artikel 19decies, worden aan de gemeenten uitbetaald voor 50 % op het einde van april van het begrotingsjaar, voor 25 % op het einde van oktober van het begrotingsjaar en voor 25 % op het einde van januari van het volgende begrotingsjaar '.
Art. 39.In hetzelfde decreet wordt in hetzelfde hoofdstuk IIIquater een artikel 19duodecies ingevoegd, dat luidt als volgt : '
Art. 19duodecies.De bepalingen, vermeld in artikel 6 tot en met 15, zijn niet van toepassing op de aanvullende dotatie, vermeld in artikel 19novies '.
Art. 40.Aan hetzelfde decreet wordt een bijlage 1 toegevoegd, die bij dit decreet is gevoegd. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 41.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2016, met dien verstande dat de subsidies die toegekend werden in het werkjaar 2015, verantwoord moeten worden volgens de bepalingen die van kracht waren vóór de inwerkingtreding van dit decreet ». « Bijlage bij het decreet van 3 juli 2015 tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds
GEMEENTE
Totaal
%
AALST
2.057.780,34
1,5698 %
AALTER
318.796,75
0,2432 %
AARSCHOT
655.847,64
0,5003 %
AARTSELAAR
258.149,03
0,1969 %
AFFLIGEM
199.766,54
0,1524 %
ALKEN
198.240,31
0,1512 %
ALVERINGEM
107.251,64
0,0818 %
ANTWERPEN
11.751.089,72
8,9643 %
ANZEGEM
248.850,77
0,1898 %
ARDOOIE
122.684,89
0,0936 %
ARENDONK
225.542,66
0,1721 %
AS
123.156,89
0,0940 %
ASSE
814.611,16
0,6214 %
ASSENEDE
212.323,91
0,1620 %
AVELGEM
153.218,90
0,1169 %
BAARLE-HERTOG
152.137,40
0,1161 %
BALEN
351.320,49
0,2680 %
BEERNEM
244.881,45
0,1868 %
BEERSE
289.254,20
0,2207 %
BEERSEL
607.609,90
0,4635 %
BEGIJNENDIJK
93.330,51
0,0712 %
BEKKEVOORT
79.006,96
0,0603 %
BERINGEN
992.112,81
0,7568 %
BERLAAR
115.876,77
0,0884 %
BERLARE
240.954,76
0,1838 %
BERTEM
96.422,48
0,0736 %
BEVER
4.947,11
0,0038 %
BEVEREN
893.880,58
0,6819 %
BIERBEEK
309.168,53
0,2358 %
BILZEN
640.514,71
0,4886 %
BLANKENBERGE
488.238,04
0,3725 %
BOCHOLT
215.222,34
0,1642 %
BOECHOUT
218.009,78
0,1663 %
BONHEIDEN
266.704,82
0,2035 %
BOOM
626.237,73
0,4777 %
BOORTMEERBEEK
177.593,29
0,1355 %
BORGLOON
240.362,23
0,1834 %
BORNEM
641.997,88
0,4897 %
BORSBEEK
236.868,29
0,1807 %
BOUTERSEM
120.754,01
0,0921 %
BRAKEL
149.891,59
0,1143 %
BRASSCHAAT
748.570,77
0,5710 %
BRECHT
380.855,30
0,2905 %
BREDENE
271.868,08
0,2074 %
BREE
355.148,93
0,2709 %
BRUGGE
2.614.389,16
1,9944 %
BUGGENHOUT
219.035,63
0,1671 %
DAMME
178.466,18
0,1361 %
DE HAAN
219.004,85
0,1671 %
DE PANNE
217.494,41
0,1659 %
DE PINTE
195.835,52
0,1494 %
DEERLIJK
185.021,37
0,1411 %
DEINZE
557.916,77
0,4256 %
DENDERLEEUW
393.605,81
0,3003 %
DENDERMONDE
773.883,42
0,5904 %
DENTERGEM
89.646,93
0,0684 %
DESSEL
128.528,47
0,0980 %
DESTELBERGEN
283.115,20
0,2160 %
DIEPENBEEK
267.150,79
0,2038 %
DIEST
670.445,23
0,5114 %
DIKSMUIDE
389.036,19
0,2968 %
DILBEEK
1.197.631,10
0,9136 %
DILSEN-STOKKEM
463.117,40
0,3533 %
DUFFEL
289.708,64
0,2210 %
EDEGEM
407.395,54
0,3108 %
EEKLO
592.924,13
0,4523 %
ERPE-MERE
203.785,99
0,1555 %
ESSEN
311.035,75
0,2373 %
EVERGEM
618.799,03
0,4721 %
GALMAARDEN
129.526,16
0,0988 %
GAVERE
199.538,48
0,1522 %
GEEL
982.045,52
0,7492 %
GEETBETS
77.948,22
0,0595 %
GENK
2.198.359,29
1,6770 %
GENT
5.687.578,08
4,3388 %
GERAARDSBERGEN
740.530,64
0,5649 %
GINGELOM
88.061,38
0,0672 %
GISTEL
192.943,95
0,1472 %
GLABBEEK
143.503,83
0,1095 %
GOOIK
132.891,29
0,1014 %
GRIMBERGEN
1.099.121,34
0,8385 %
GROBBENDONK
181.822,49
0,1387 %
HAACHT
217.659,36
0,1660 %
HAALTERT
256.953,01
0,1960 %
HALEN
129.282,77
0,0986 %
HAM
228.309,90
0,1742 %
HAMME
357.168,32
0,2725 %
HAMONT-ACHEL
219.065,42
0,1671 %
HARELBEKE
483.157,88
0,3686 %
HASSELT
2.210.368,27
1,6862 %
HECHTEL-EKSEL
199.898,10
0,1525 %
HEERS
141.581,38
0,1080 %
HEIST-OP-DEN-BERG
818.177,10
0,6241 %
HEMIKSEM
192.379,34
0,1468 %
HERENT
363.154,30
0,2770 %
HERENTALS
736.458,17
0,5618 %
HERENTHOUT
125.521,10
0,0958 %
HERK-DE-STAD
222.722,19
0,1699 %
HERNE
81.824,36
0,0624 %
HERSELT
218.721,79
0,1669 %
HERSTAPPE
0,00
0,0000 %
HERZELE
271.002,34
0,2067 %
HEUSDEN-ZOLDER
996.395,87
0,7601 %
HEUVELLAND
121.725,35
0,0929 %
HOEGAARDEN
116.188,73
0,0886 %
HOEILAART
208.114,98
0,1588 %
HOESELT
170.009,47
0,1297 %
HOLSBEEK
137.486,27
0,1049 %
HOOGLEDE
192.157,33
0,1466 %
HOOGSTRATEN
334.202,13
0,2549 %
HOREBEKE
3.675,06
0,0028 %
HOUTHALEN-HELCHTEREN
826.248,30
0,6303 %
HOUTHULST
168.362,75
0,1284 %
HOVE
147.390,78
0,1124 %
HULDENBERG
132.233,16
0,1009 %
HULSHOUT
159.125,47
0,1214 %
ICHTEGEM
227.150,88
0,1733 %
IEPER
824.673,22
0,6291 %
INGELMUNSTER
178.683,67
0,1363 %
IZEGEM
515.432,00
0,3932 %
JABBEKE
214.786,06
0,1638 %
KALMTHOUT
272.979,47
0,2082 %
KAMPENHOUT
187.180,79
0,1428 %
KAPELLEN
431.008,29
0,3288 %
KAPELLE-OP-DEN-BOS
134.328,89
0,1025 %
KAPRIJKE
80.130,16
0,0611 %
KASTERLEE
265.958,70
0,2029 %
KEERBERGEN
202.288,01
0,1543 %
KINROOI
196.696,08
0,1500 %
KLUISBERGEN
114.418,66
0,0873 %
KNESSELARE
123.284,24
0,0940 %
KNOKKE-HEIST
661.699,53
0,5048 %
KOEKELARE
88.359,40
0,0674 %
KOKSIJDE
458.631,02
0,3499 %
KONTICH
297.437,54
0,2269 %
KORTEMARK
204.675,25
0,1561 %
KORTENAKEN
125.195,27
0,0955 %
KORTENBERG
291.707,31
0,2225 %
KORTESSEM
124.176,58
0,0947 %
KORTRIJK
2.223.064,63
1,6959 %
KRUIBEKE
241.281,96
0,1841 %
KRUISHOUTEM
123.692,85
0,0944 %
KUURNE
228.669,63
0,1744 %
LAAKDAL
245.659,88
0,1874 %
LAARNE
222.969,09
0,1701 %
LANAKEN
361.463,70
0,2757 %
LANDEN
309.008,03
0,2357 %
LANGEMARK-POELKAPELLE
124.495,23
0,0950 %
LEBBEKE
266.063,22
0,2030 %
LEDE
260.491,95
0,1987 %
LEDEGEM
131.395,94
0,1002 %
LENDELEDE
109.323,37
0,0834 %
LENNIK
131.512,40
0,1003 %
LEOPOLDSBURG
513.989,49
0,3921 %
LEUVEN
2.331.722,77
1,7788 %
LICHTERVELDE
124.084,90
0,0947 %
LIEDEKERKE
331.426,14
0,2528 %
LIER
929.413,20
0,7090 %
LIERDE
114.193,89
0,0871 %
LILLE
174.280,60
0,1330 %
LINT
182.549,84
0,1393 %
LINTER
66.662,54
0,0509 %
LOCHRISTI
306.704,72
0,2340 %
LOKEREN
986.373,46
0,7525 %
LOMMEL
741.409,57
0,5656 %
LONDERZEEL
267.625,20
0,2042 %
LO-RENINGE
14.406,56
0,0110 %
LOVENDEGEM
138.203,59
0,1054 %
LUBBEEK
214.282,51
0,1635 %
LUMMEN
219.432,51
0,1674 %
MAARKEDAL
113.581,78
0,0866 %
MAASEIK
530.007,80
0,4043 %
MAASMECHELEN
1.053.409,46
0,8036 %
MACHELEN
419.587,62
0,3201 %
MALDEGEM
361.630,90
0,2759 %
MALLE
268.754,65
0,2050 %
MECHELEN
2.322.477,30
1,7717 %
MEERHOUT
145.639,96
0,1111 %
MEEUWEN-GRUITRODE
220.148,09
0,1679 %
MEISE
281.826,92
0,2150 %
MELLE
182.360,01
0,1391 %
MENEN
927.696,69
0,7077 %
MERCHTEM
194.943,42
0,1487 %
MERELBEKE
388.453,77
0,2963 %
MERKSPLAS
127.307,66
0,0971 %
MESEN
110.661,78
0,0844 %
MEULEBEKE
183.237,14
0,1398 %
MIDDELKERKE
341.679,87
0,2607 %
MOERBEKE
79.664,40
0,0608 %
MOL
938.637,28
0,7160 %
MOORSLEDE
180.893,72
0,1380 %
MORTSEL
575.138,45
0,4387 %
NAZARETH
214.147,67
0,1634 %
NEERPELT
292.240,31
0,2229 %
NEVELE
200.383,12
0,1529 %
NIEL
136.818,76
0,1044 %
NIEUWERKERKEN
60.243,45
0,0460 %
NIEUWPOORT
225.852,77
0,1723 %
NIJLEN
308.000,36
0,2350 %
N1NOVE
801.496,60
0,6114 %
OLEN
205.620,41
0,1569 %
OOSTENDE
1.844.455,70
1,4070 %
OOSTERZELE
178.326,82
0,1360 %
OOSTKAMP
374.223,21
0,2855 %
OOSTROZEBEKE
121.179,95
0,0924 %
OPGLABBEEK
185.971,27
0,1419 %
OPWIJK
234.460,16
0,1789 %
OUDENAARDE
413.093,15
0,3151 %
OUDENBURG
92.064,41
0,0702 %
OUD-HEVERLEE
198.691,34
0,1516 %
OUD-TURNHOUT
217.541,01
0,1660 %
OVERIJSE
561.565,83
0,4284 %
OVERPELT
358.248,98
0,2733 %
PEER
270.256,11
0,2062 %
PEPINGEN
108.169,89
0,0825 %
PITTEM
82.820,52
0,0632 %
POPERINGE
313.263,81
0,2390 %
PUTTE
258.987,89
0,1976 %
PUURS
309.293,86
0,2359 %
RANST
269.626,08
0,2057 %
RAVELS
236.596,65
0,1805 %
RETIE
179.829,08
0,1372 %
RIEMST
171.410,97
0,1308 %
RIJKEVORSEL
187.345,84
0,1429 %
ROESELARE
1.980.822,17
1,5111 %
RONSE
776.123,96
0,5921 %
ROOSDAAL
189.818,51
0,1448 %
ROTSELAAR
243.706,95
0,1859 %
RUISELEDE
53.854,08
0,0411 %
RUMST
226.578,49
0,1728 %
SCHELLE
137.353,75
0,1048 %
SCHERPENHEUVEL-ZICHEM
322.061,23
0,2457 %
SCHILDE
291.079,39
0,2221 %
SCHOTEN
628.732,52
0,4796 %
SINT-AMANDS
123.159,22
0,0940 %
SINT-GILLIS-WAAS
274.977,45
0,2098 %
SINT-KATELIJNE-WAVER
341.240,11
0,2603 %
SINT-LAUREINS
114.754,60
0,0875 %
SINT-LIEVENS-HOUTEM
162.441,72
0,1239 %
SINT-MARTENS-LATEM
123.748,14
0,0944 %
SINT-NIKLAAS
2.115.258,52
1,6136 %
SINT-PIETERS-LEEUW
626.608,28
0,4780 %
SINT-TRUIDEN
1.059.243,49
0,8080 %
SPIERE-HELKIJN
38.241,10
0,0292 %
STABROEK
263.722,98
0,2012 %
STADEN
183.324,58
0,1398 %
STEENOKKERZEEL
194.184,92
0,1481 %
STEKENE
257.737,00
0,1966 %
TEMSE
720.426,49
0,5496 %
TERNAT
433.982,68
0,3311 %
TERVUREN
382.494,03
0,2918 %
TESSENDERLO
385.777,26
0,2943 %
TIELT
533.467,11
0,4070 %
TIELT-WINGE
194.156,69
0,1481 %
TIENEN
802.983,51
0,6126 %
TONGEREN
718.543,41
0,5481 %
TORHOUT
410.220,51
0,3129 %
TREMELO
153.711,14
0,1173 %
TURNHOUT
1.543.621,89
1,1776 %
VEURNE
224.058,72
0,1709 %
VILVOORDE
1.049.281,89
0,8004 %
VLETEREN
46.036,26
0,0351 %
VOEREN
61.646,68
0,0470 %
VORSELAAR
148.245,83
0,1131 %
VOSSELAAR
176.841,09
0,1349 %
WAARSCHOOT
130.989,64
0,0999 %
WAASMUNSTER
218.328,11
0,1666 %
WACHTEBEKE
118.238,23
0,0902 %
WAREGEM
876.378,62
0,6685 %
WELLEN
83.664,43
0,0638 %
WERVIK
328.846,08
0,2509 %
WESTERLO
396.326,83
0,3023 %
WETTEREN
619.810,76
0,4728 %
WEVELGEM
629.203,26
0,4800 %
WICHELEN
184.262,13
0,1406 %
WIELSBEKE
130.506,18
0,0996 %
WIJNEGEM
141.355,39
0,1078 %
WILLEBROEK
552.746,01
0,4217 %
WINGENE
229.315,30
0,1749 %
WOMMELGEM
132.064,37
0,1007 %
WORTEGEM-PETEGEM
80.614,02
0,0615 %
WUUSTWEZEL
284.339,11
0,2169 %
ZANDHOVEN
197.881,36
0,1510 %
ZAVENTEM
646.866,66
0,4935 %
ZEDELGEM
315.864,76
0,2410 %
ZELE
408.104,48
0,3113 %
ZELZATE
247.946,04
0,1891 %
ZEMST
409.077,38
0,3121 %
ZINGEM
119.293,47
0,0910 %
ZOERSEL
349.896,85
0,2669 %
ZOMERGEM
131.902,55
0,1006 %
ZONHOVEN
309.350,63
0,2360 %
ZONNEBEKE
199.268,22
0,1520 %
ZOTTEGEM
381.928,89
0,2914 %
ZOUTLEEUW
127.389,49
0,0972 %
ZUIENKERKE
5.014,44
0,0038 %
ZULTE
231.455,78
0,1766 %
ZUTENDAAL
127.551,74
0,0973 %
ZWALM
122.822,19
0,0937 %
ZWEVEGEM
378.987,29
0,2891 %
ZWIJNDRECHT
345.107,02
0,2633 %
TOTAL
130.390.328,71
100 %
».
B.2.1. Het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 omvat in essentie twee - elkaar aanvullende - onderwerpen, respectievelijk geregeld in hoofdstuk 2, enerzijds, en in hoofdstuk 3 en de bijlage bij het bestreden decreet, anderzijds.
B.2.2. In de eerste plaats worden de bepalingen van acht Vlaamse decreten, waarbij de subsidiëring van het lokaal beleid in verschillende domeinen wordt georganiseerd, bij hoofdstuk 2 van het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 gewijzigd of opgeheven : - in het decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid : een nieuw artikel 28/1 wordt ingevoegd en de artikelen 29 tot 31 worden gewijzigd (artikelen 2 tot 5); - in het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding : artikel 2, 11°, wordt vervangen (artikel 6); - in het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking : een nieuw artikel 15/1 wordt ingevoegd (artikel 7); - in het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau : artikel 17 wordt vervangen (artikel 8); - in het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid : artikel 4, § 1, wordt gewijzigd, artikel 4, § 4, wordt opgeheven en artikel 5, § 1, wordt vervangen (artikelen 9 tot 11); - in het decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid : een tweede lid wordt ingevoegd in artikel 3, artikel 5 wordt gewijzigd, het opschrift van titel 3, hoofdstuk 1, wordt gewijzigd, titel 3, hoofdstuk 3, en titel 3, hoofdstuk 6, afdeling 2, worden opgeheven, en artikel 38, tweede lid, 1°, wordt gewijzigd (artikelen 12 tot 17); - in het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid : een 15° wordt ingevoegd in artikel 2, de artikelen 4, 5, 9 en 10, 22 tot 27, alsook het opschrift van hoofdstuk 2, het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 2 en het opschrift van onderafdeling 1 van afdeling 1 van hoofdstuk 2, het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk 2 en het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 4 worden gewijzigd (artikelen 18 tot 32) en - in het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid : een 31° wordt ingevoegd in artikel 2 en artikel 13 wordt gewijzigd (artikelen 33 en 34).
Die acht decreten organiseren verschillende subsidiëringswijzen voor het uitvoerend beleid op lokaal vlak in de domeinen jeugd, sport, cultuur, onderwijs, integratie, strijd tegen kinderarmoede en ontwikkelingssamenwerking.
Het toepassingsgebied van de aldus gewijzigde decreetsbepalingen is, voor wat de gemeenten van het Nederlandse taalgebied betreft, voortaan beperkt tot de zes randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken (hierna : de randgemeenten).
B.2.3. In de tweede plaats wijzigt hoofdstuk 3 van het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds, door vanaf het begrotingsjaar 2016 op de begroting van het Vlaamse Gewest een aanvullende dotatie met betrekking tot het Vlaams Gemeentefonds in te schrijven, waarvan het bedrag 130 390 328,71 euro bedraagt en die niet wordt geïndexeerd (artikel 36).
De lijst met de Vlaamse gemeenten en hun aandeel in die aanvullende dotatie wordt bepaald in bijlage 1 bij het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 (artikel 37), die eveneens wordt toegevoegd aan het voormelde decreet van 5 juli 2002 (artikel 40). Het aandeel in die aanvullende dotatie wordt aan de gemeenten gespreid uitbetaald, namelijk eind april, eind oktober en eind januari van het volgende begrotingsjaar (artikel 38). De bedragen van dat aandeel, opgenomen in de bijlage bij het Vlaamse decreet van 3 juli 2015, variëren van 0 tot verscheidene miljoenen euro.
De randgemeenten zijn niet vermeld in de bijlage bij het Vlaamse decreet van 3 juli 2015.
B.2.4. Het bestreden decreet treedt in werking op 1 januari 2016, waarbij de subsidies die toegekend werden in het werkjaar 2015, verantwoord moeten worden volgens de bepalingen die van kracht waren vóór de inwerkingtreding van het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 (artikel 41).
B.3.1. Het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 vervangt aldus een systeem van voorwaardelijke toekenning van verschillende sectorale subsidies aan de lokale besturen, georganiseerd door de acht decreten opgesomd in B.2.2, door een - in de bijlage bij het decreet bepaald - vast aandeel in een algemene aanvullende dotatie van het Vlaams Gemeentefonds.
De niet-geïndexeerde, aanvullende dotatie van 130 390 328,71 euro van het Vlaams Gemeentefonds wordt verdeeld onder de 302 gemeenten van het Nederlandse taalgebied opgesomd in de bijlage bij het bestreden decreet, die een forfaitair percentage van die aanvullende dotatie genieten, dat berekend is rekening houdend met alle subsidies die in 2014 door de Vlaamse gemeenten werden ontvangen op basis van de vroegere subsidieregeling.
Alleen de randgemeenten blijven onderworpen aan de vroegere subsidiëringsregeling voor lokaal beleid.
B.3.2. In de parlementaire voorbereiding wordt uiteengezet dat het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 in het verlengde ligt van het Vlaamse decreet van 15 juli 2011 « houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd » (hierna : het Vlaamse decreet van 15 juli 2011), dat ertoe strekt « zeer diverse en gedetailleerde sectorale plan-, rapporterings- en subsidieregelingen te stroomlijnen en de bureaucratische last die hiermee gepaard ging substantieel te verminderen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 357/1, p. 3). De doelstelling bestaat erin een evenwicht te vinden tussen, enerzijds, de formulering, door de Vlaamse overheid, van Vlaamse beleidsprioriteiten in bepaalde sectoren en, anderzijds, meer bewegingsvrijheid voor de lokale besturen (ibid.).
Ook wordt uitgelegd dat het bestreden decreet uitvoering geeft aan het Regeerakkoord van de Vlaamse Regering 2014-2019, waarin wordt gepreciseerd : « We integreren volgende sectorale subsidies aan lokale besturen in het Gemeentefonds : lokaal cultuurbeleid, lokaal jeugdbeleid, lokaal sportbeleid, flankerend onderwijsbeleid, bestrijding kinderarmoede, gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, integratiesubsidies. De verdeling van het totale bedrag dat hierdoor wordt toegevoegd aan het Gemeentefonds, zal gebeuren overeenkomstig het aandeel dat de gemeenten in 2014 krijgen uit al deze subsidieregelingen samen. De groeivoet van het Gemeentefonds is niet van toepassing op dit bedrag.
Voor de gemeenten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en voor de faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand blijft de huidige regeling van kracht » (ibid., pp. 3-4).
B.3.3. In de memorie van toelichting bij het bestreden decreet wordt de aparte regeling voor de randgemeenten als volgt verantwoord : « Deze aparte regeling is te verantwoorden gelet op het bijzonder statuut van deze gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 en gelet op de coördinatie met vzw De Rand, die in bepaalde randgemeenten al een beleid uitvoert, onder andere met betrekking tot het jeugd-, sport-, en cultuurbeleid. Aangezien in bepaalde randgemeenten de subsidies via vzw De Rand dus specifiek naar initiatieven gaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen in het kader van het sportbeleid, is het aangewezen om ook de subsidies die rechtstreeks aan bepaalde randgemeenten (namelijk degenen die ingetekend hebben op bepaalde Vlaamse beleidsprioriteiten) worden toegekend, te laten kaderen binnen dezelfde doelstellingen en dus niet op te nemen in de algemene financiering. De betrokken gemeenten behouden de nodige vrijheid om binnen deze Vlaamse beleidsprioriteiten een eigen beleid te ontwikkelen » (ibid., p. 4; zie ook p. 7).
B.3.4. Bij het onderzoeken van het verschil in behandeling tussen de randgemeenten en de andere gemeenten van het Nederlandse taalgebied in het licht van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt : « 4. Het ontwerp bevat een aantal verschillen in behandeling tussen, enerzijds, de randgemeenten, die niet in aanmerking komen voor de aanvullende dotatie en, anderzijds, de overige gemeenten in het Nederlandse taalgebied, die wel in aanmerking komen voor die dotatie.
Het ontwerp leidt ook tot een verschil in behandeling tussen de gemeenten in het Nederlandse taalgebied die in aanmerking komen voor die aanvullende dotatie, in zoverre het aandeel van elke gemeente wordt bepaald aan de hand van het aandeel in de sectorale subsidies dat elk van hen in 2014 ontving. Hierbij moeten de volgende opmerkingen worden gemaakt.
Wat de verschillen in behandeling tussen de randgemeenten en de overige gemeenten in het Nederlandse taalgebied betreft 5.1. Het ontwerp heeft tot gevolg dat er een dubbel verschil in behandeling wordt ingevoerd tussen de randgemeenten en de overige gemeenten gelegen in het Nederlandse taalgebied. Enerzijds worden er in de voormelde sectoren specifieke verplichtingen opgelegd aan of subsidies voor specifieke opdrachten ter beschikking gesteld van de randgemeenten, terwijl die verplichtingen en subsidies niet gelden ten aanzien van de overige gemeenten van het Nederlandse taalgebied.
Anderzijds komen de randgemeenten niet in aanmerking voor de aanvullende dotatie om een algemeen beleid in het kader van de lokale autonomie te voeren, terwijl de overige gemeenten van het Nederlandse taalgebied wel in aanmerking komen voor de aanvullende dotatie, ook al ontvangen ze - door het gehanteerde verdelingscriterium - niet allen een aandeel ervan. Zodoende beschikken de randgemeenten over minder middelen voor de door hen gekozen aangelegenheden van gemeentelijk belang. 5.2. Luidens artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 worden ' [o]nverminderd de bepalingen vermeld in artikel 7, § 1, eerste en derde lid, en de artikelen 279 en 280 van de nieuwe gemeentewet, [...] de samenstelling, organisatie, bevoegdheid, werking, aanstelling of verkiezing van de organen van en het administratief toezicht op de gemeenten die gelegen zijn op het grondgebied van eenzelfde gewest door dit gewest op identieke wijze geregeld '.
In arrest nr. 35/2003 van 25 maart 2003 heeft het Grondwettelijk Hof omtrent deze bijzondere wetsbepaling het volgende geoordeeld : ' B.14.4. Doordat de bijzondere wetgever bepaalt dat de door hem opgesomde aangelegenheden door het gewest " op identieke wijze " moeten worden geregeld, heeft hij willen vermijden dat de gewestbevoegdheid inzake ondergeschikte besturen zou worden aangewend om aan bepaalde gemeenten zonder verantwoording minder bevoegdheden of minder autonomie toe te kennen dan aan de andere gemeenten. Het is de gewesten niet verboden om rekening te houden met objectieve verschillen die een verschillende behandeling verantwoorden. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt immers dat een gewestelijke bepaling kan voorschrijven dat een gemeente of een groep van gemeenten in vergelijking met de andere gemeenten van het gewest over minder bevoegdheden of over een minder ruime autonomie zal beschikken, wanneer het onderscheid noodzakelijk is (Parl. St., Senaat, 2000-2001, nr. 2-709/1, pp. 20-21, en nr. 2-709/7, p. 12; Parl. St., Kamer, 2000-2001, nr. 1280/003, pp. 10-11).
B.14.5. De bestreden bepaling staat derhalve niet eraan in de weg dat categorieën van gemeenten die zich ten aanzien van een bepaalde maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op verschillende wijze worden behandeld, noch dat diezelfde gemeenten, wanneer zij zonder redelijke verantwoording gelijk worden behandeld, zich op de artikelen 10 en 11 van de Grondwet beroepen '.
Aldus voegt artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 niets toe aan de klassieke betekenis van het gelijkheidsbeginsel, dat immers een verschil in behandeling toelaat wanneer hiervoor een redelijke verantwoording bestaat. 5.3. In de memorie van toelichting bij het ontwerp worden de in randnummer 5.1 vermelde verschillen in behandeling als volgt verantwoord : ' Deze aparte regeling is te verantwoorden gelet op het bijzonder statuut van deze gemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 en gelet op de coördinatie met VZW De Rand, die in bepaalde randgemeenten al een beleid uitvoert onder andere met betrekking tot het jeugd-, sport-, en cultuurbeleid. Aangezien in bepaalde randgemeenten de subsidies via vzw De Rand dus specifiek naar initiatieven gaan bijvoorbeeld m.b.t. de doelstellingen in het kader van het sportbeleid, is het aangewezen om ook de subsidies die rechtstreeks aan bepaalde randgemeenten (nl. degenen die ingetekend hebben op bepaalde Vlaamse beleidsprioriteiten) worden toegekend, te laten kaderen binnen dezelfde doelstellingen en dus niet op te nemen in de algemene financiering. De betrokken gemeenten behouden de nodige vrijheid om binnen deze Vlaamse beleidsprioriteiten een eigen beleid te ontwikkelen '.
In antwoord op de kritiek van sommige adviesraden wordt hier nog het volgende aan toegevoegd : ' Wat betreft de faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand moet blijvend worden gewezen op het bijzonder statuut van deze gemeenten en op de coördinatie met de werking van vzw De Rand die specifiek naar deze gemeenten en naar deze sectoren toe, reeds initiatieven subsidieert. Het is derhalve aangewezen om de subsidies die rechtstreeks aan bepaalde randgemeenten worden toegekend, te laten kaderen binnen dezelfde doelstelling en dus niet op te nemen in de algemene financiering '. 5.4. De verantwoording van noodzaak tot coördinatie met de subsidiëring door de vzw De Rand lijkt op te gaan voor die sectoren waarvoor die instelling effectief subsidies verleent, wat volgens de memorie van toelichting het geval lijkt te zijn met betrekking tot het jeugd-, sport-, en cultuurbeleid. Hoe het ' bijzonder statuut ' van de randgemeenten wat betreft de andere sectoren een verschil in behandeling kan verantwoorden, wordt evenwel niet in de memorie van toelichting geëxpliciteerd, wat nochtans noodzakelijk is om de bestaanbaarheid van dit verschil in behandeling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te verantwoorden.
Hieromtrent om nadere uitleg gevraagd, verklaarde de gemachtigde : ' Er wordt voor geopteerd om de subsidies aan de faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand in het kader van de gemeenschapsbevoegdheden op eenzelfde wijze te behandelen, zodat ze in hun strategische meerjarenplanningen een coherent en transversaal beleid kunnen voeren m.b.t. deze bevoegdheden. Door de koppeling van deelrapportagecodes wordt het zowel voor de gemeente als de toezichthoudende overheid duidelijk in welke mate er een transversaal beleid gevoerd wordt en welke financiering de gemeente hieraan koppelt '.
De doelstelling om de sectorale subsidies aan de randgemeenten in alle in het ontwerp bedoelde sectoren op eenzelfde wijze te behandelen, lijkt de onder 5.1 vermelde verschillen in behandeling voor de sectoren waarvoor de noodzaak tot coördinatie met de subsidiëring door de vzw De Rand niet geldt, redelijk te kunnen verantwoorden. Het verdient aanbeveling de voormelde toelichting in de memorie van toelichting op te nemen. 5.5. Evenwel dient te worden opgemerkt dat de sectorale subsidies aan de gemeenten in de sectoren integratie en inburgering, armoedebestrijding, ontwikkelingssamenwerking, flankerend onderwijsbeleid, lokaal jeugdbeleid, lokaal cultuurbeleid en lokaal sportbeleid worden toegekend binnen de beschikbare begrotingskredieten. De in randnummer 5.1 vermelde verschillen in behandeling zouden onevenredige gevolgen hebben indien er niet in begrotingskredieten zou worden voorzien voor de sectorale subsidieregelingen die blijven gelden voor de randgemeenten, terwijl de overige gemeenten van het Nederlandse taalgebied van de aanvullende dotatie zouden genieten waarin de bepalingen van hoofdstuk 3 van het ontwerp voorzien » (ibid., pp. 99-101).
Ten aanzien van het belang om in rechte op te treden B.4. De eerste verzoekende partij is een vzw waarvan het maatschappelijk doel erin bestaat de mensenrechten en de rechten van de minderheden zoals zij zijn verankerd in de Grondwet en in diverse internationaalrechtelijke instrumenten te bevorderen en, in voorkomend geval, in rechte op te treden om een aantasting van die rechten aan te klagen; zij verantwoordt haar belang om de vernietiging van het bestreden decreet te vorderen door het feit dat dat decreet, naar haar mening, discriminaties op grond van de taal bevat.
De tweede verzoekende partij is een particulier die haar woonplaats heeft in de gemeente Kraainem; zij is van mening dat zij doet blijken van een persoonlijk en rechtstreeks belang om de vernietiging te vorderen, aangezien haar gemeente in de toekomst niet langer dezelfde subsidies zal kunnen genieten als de andere gemeenten van het Vlaamse Gewest, hetgeen op termijn haar culturele rechten zou kunnen verminderen.
B.5. De Vlaamse Regering werpt de onontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan belang op, omdat zij van mening is dat de verzoekende partijen geen enkel individueel en rechtstreeks belang erbij hebben de vernietiging te vorderen. Het bestreden decreet zou immers geen enkele discriminatie op grond van de taal bevatten en een inwoner van een randgemeente doet niet blijken van een belang om het financieringssysteem van zijn gemeente aan te vechten, aangezien hij daardoor slechts op indirecte of hypothetische wijze zou kunnen worden geraakt.
B.6.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.
B.6.2. Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk die niet haar persoonlijk belang aanvoert, voor het Hof optreedt, is vereist dat haar maatschappelijk doel van bijzondere aard is en, derhalve, onderscheiden van het algemeen belang; dat zij een collectief belang verdedigt; dat haar maatschappelijk doel door de bestreden norm kan worden geraakt; dat ten slotte niet blijkt dat dit maatschappelijk doel niet of niet meer werkelijk wordt nagestreefd.
B.6.3. Bij het bestreden decreet vervangt het Vlaamse Gewest het systeem van voorwaardelijke subsidiëring van de gemeenten in verschillende domeinen door een forfaitaire en automatische tegemoetkoming van het Vlaams Gemeentefonds voor alle Vlaamse gemeenten, met uitzondering van de zes randgemeenten, die onderworpen blijven aan de vroegere regeling van sectorale subsidiëring.
Zonder dat de omschrijving van het maatschappelijk doel van de eerste verzoekende partij letterlijk moet worden genomen als een middel dat zij aanwendt om gelijk welke norm aan te vechten onder het voorwendsel dat elke norm een weerslag heeft op iemands rechten, kan ervan worden uitgegaan dat het zich onderscheidt van het algemeen belang.
Volgens de eerste verzoekende partij zou het bestreden decreet afbreuk doen aan haar maatschappelijk doel, in zoverre het Vlaamse Gewest aldus een discriminatie op grond van een taalcriterium zou hebben ingesteld en in zoverre dat decreet de rechtssituatie van de randgemeenten en van de inwoners van die gemeenten, die bijzondere waarborgen genieten, zou kunnen raken.
Aldus beperkt, hangt het onderzoek van dat belang samen met de draagwijdte die aan het bestreden decreet moet worden gegeven.
Bijgevolg valt het onderzoek van de ontvankelijkheid, wat de eerste verzoekende partij betreft, samen met het onderzoek van de grond van de zaak.
B.6.4. De tweede verzoekende partij voert ter staving van haar belang geen aantasting aan van de specifieke waarborgen die zij als inwoner van een randgemeente geniet, maar alleen een aantasting van haar culturele rechten, die haar gemeente op termijn zou kunnen verminderen bij ontstentenis van subsidiëring in het culturele domein in de ruime zin.
De tweede verzoekende partij kan niet rechtstreeks en ongunstig worden geraakt door een decreet dat de financiering van de Vlaamse gemeenten regelt. Al zou een dergelijk decreet dat de omvang bepaalt van de financiële middelen van de gemeenten weliswaar indirect een weerslag kunnen hebben op de situatie van de inwoners van die gemeenten, dan neemt zulks toch niet weg dat het de randgemeenten zelf zijn die te dezen door dat decreet rechtstreeks kunnen worden geraakt. Het zich beroepen op de gevolgen van het decreet, volstaat niet om aan te tonen dat de tweede verzoekende partij rechtstreeks in haar individuele situatie zou kunnen worden geraakt. Voor het overige dient te worden vastgesteld dat het bestreden decreet de regeling wijzigt voor de subsidiëring van de gemeenten in domeinen die het culturele domein alleen overstijgen.
De tweede verzoekende partij doet dus niet blijken van het vereiste belang, zodat het beroep tot vernietiging in die mate onontvankelijk is.
Ten gronde B.7. De verzoekende partij is van mening dat de bestreden bepalingen een dubbel verschil in behandeling tussen de randgemeenten en de andere gemeenten van het Nederlandse taalgebied inhouden, enerzijds, in zoverre de zes randgemeenten onderworpen blijven aan bepaalde specifieke en administratieve verplichtingen om sectorale subsidies te kunnen genieten, en, anderzijds, in zoverre die gemeenten worden uitgesloten van de aanvullende dotatie die ertoe strekt de inwerkingstelling van de lokale autonomie, in het bijzonder in culturele aangelegenheden, te verzekeren.
Volgens de verzoekende partij zou dat dubbele verschil in behandeling een schending inhouden van : - artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (eerste middel); - artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (tweede middel) en - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het evenredigheidsbeginsel (derde middel).
Ten aanzien van het eerste middel B.8.1. Artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij artikel 8 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen, bepaalt : « Onverminderd de bepalingen vermeld in artikel 7, § 1, eerste en derde lid, en de artikelen 279 en 280 van de nieuwe gemeentewet, worden de samenstelling, organisatie, bevoegdheid, werking, aanstelling of verkiezing van de organen van en het administratief toezicht op de gemeenten die gelegen zijn op het grondgebied van eenzelfde gewest door dit gewest op identieke wijze geregeld ».
B.8.2. Krachtens artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 zijn de gewesten ertoe gehouden, onverminderd de uitdrukkelijk vermelde bepalingen, « de samenstelling, organisatie, bevoegdheid, werking, aanstelling of verkiezing van de organen van en het administratief toezicht op de gemeenten die gelegen zijn op het grondgebied van eenzelfde gewest », op identieke wijze te regelen.
Die bepaling strekte ertoe te voorzien in een wetgevend kader voor de uitoefening, door de gewesten, « van hun nieuwverworven bevoegdheden met betrekking tot de samenstelling, organisatie, bevoegdheid, werking, aanstelling of verkiezing van hun organen of het toezicht » (Parl. St., Senaat, 2000-2001, nr. 2-709/1, p. 20; zie ook ibid., p. 12), na de regionalisering van de organieke wetgeving met betrekking tot de gemeenten en de provincies, bij artikel 4 van de voormelde bijzondere wet van 13 juli 2001.
Artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreft echter slechts de in die bepaling opgesomde bevoegdheden, zonder alle bevoegdheden van de gewesten ten aanzien van de ondergeschikte besturen te beogen, waaronder de bevoegdheden - toegewezen vóór de bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 doorgevoerde uitbreiding van de gewestbevoegdheden ten aanzien van de ondergeschikte besturen - met betrekking tot de algemene financiering van de gemeenten (artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 9°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980) of met betrekking tot de financiering van de opdrachten uit te voeren door de gemeenten in de tot de bevoegdheid van de gewesten behorende aangelegenheden, behalve wanneer de opdrachten betrekking hebben op een aangelegenheid waarvoor de federale overheid of de gemeenschappen bevoegd zijn (artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 10°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980).
B.8.3. Zoals in B.2 en B.3 is vermeld, wijzigt het bestreden decreet regels in verband met de subsidiëring van sectorale opdrachten van de gemeenten in de domeinen jeugd, sport, cultuur, onderwijs, integratie, strijd tegen kinderarmoede en ontwikkelingssamenwerking, enerzijds, en stelt het een algemene financiering van de gemeenten in via een onder de bevoegdheid van het Vlaams Gemeentefonds vallende aanvullende dotatie, anderzijds.
Voor alle andere gemeenten van het Nederlandse taalgebied dan de randgemeenten worden de sectorale subsidies die onder de voormelde domeinen vallen, vervangen door een algemeen aandeel in die aanvullende dotatie, die valt onder de gewestbevoegdheid inzake de algemene financiering van de gemeenten, opgevat als een financiering toegekend aan de gemeenten « volgens criteria die niet rechtstreeks gebonden zijn aan een specifieke taak of opdracht » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 516/1, p. 18).
B.8.4. Wat betreft de twee, elkaar aanvullende, onderdelen die betrekking hebben op hetzij de sectorale, hetzij de algemene financiering van de gemeenten, valt het bestreden decreet niet onder het toepassingsgebied van artikel 7bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.
B.8.5. Het eerste middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel B.9.1. Artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij artikel 9 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 en gewijzigd bij artikel 2 van de bijzondere wet van 19 juli 2012, bepaalt : « De decreten, reglementen en administratieve handelingen van de gemeenschappen en de gewesten en de handelingen, reglementen en verordeningen van de plaatselijke besturen mogen geen afbreuk doen aan de op 14 oktober 2012 bestaande waarborgen die de Franstaligen genieten in de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en de Nederlandstaligen, respectievelijk Franstaligen en Duitstaligen genieten in de gemeenten genoemd in artikel 8 van diezelfde wetten ».
B.9.2. In de parlementaire voorbereiding van die bepaling wordt aangegeven dat ermee « wordt beoogd aan de rand- en faciliteitengemeenten te garanderen dat de thans bestaande garanties ook na de regionalisering van de organieke gemeentewet en gemeentekieswet onverkort zullen worden gehandhaafd » (Parl. St., Senaat, 2000-2001, nr. 2-709/1, p. 21), en dat de wetgever, met het begrip « garanties », « het geheel [beoogde] van de thans geldende bepalingen die een specifieke regeling voor de in de tekst vermelde particulieren instellen, en in het algemeen alle bepalingen die particulieren, en voornamelijk de mandatarissen in de gemeenten bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de gecoördineerde wetten, beschermen » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1280/003, p. 10; zie ook Parl. St., Senaat, 2000-2001, nr. 2-709/7, pp. 11-12).
B.9.3. Hoewel artikel 2 van de bijzondere wet van 19 juli 2012 « houdende wijziging van artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van artikel 5bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen » artikel 16bis heeft gewijzigd, door een « bijwerking » tot 14 oktober 2012 uit te voeren van de « standstill »-clausule vervat in die bepaling (Parl. St., Senaat, 2011-2012, nr. 5-1566/1, p. 1, en nr. 5-1563/4, p. 10), en uitdrukkelijk heeft gepreciseerd dat die « standstill »-clausule van toepassing is op de gemeenschappen en de lokale besturen (Parl. St., Senaat, 2011-2012, nr. 5-1566/1, p. 3 en nr. 5-1563/4, pp. 11 en 39), heeft het evenwel niet de begunstigden van de « bestaande waarborgen » gewijzigd die, sinds de aanneming van artikel 16bis, worden opgevat als de particulieren in de gemeenten beoogd in de artikelen 7 en 8 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
B.9.4. Zoals in B.2 en B.3 is vermeld, wijzigt het bestreden decreet regels in verband met de subsidiëring van sectorale opdrachten van de gemeenten in de domeinen jeugd, sport, cultuur, onderwijs, integratie, strijd tegen kinderarmoede en ontwikkelingssamenwerking, enerzijds, en stelt het een algemene financiering van de gemeenten in via een onder de bevoegdheid van het Vlaams Gemeentefonds vallende aanvullende dotatie, anderzijds.
Met betrekking tot het onderwerp ervan, dat ofwel de sectorale, ofwel de algemene financiering van de gemeenten betreft, kan het bestreden decreet geen afbreuk doen aan de waarborgen die de Franstaligen in de randgemeenten genieten krachtens artikel 16bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 en kan het decreet die bepaling niet schenden.
B.9.5. Het tweede middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het derde middel B.10.1. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.10.2. Daarenboven is het evenredigheidsbeginsel inherent aan de uitoefening van elke bevoegdheid.
B.11.1. Zoals in B.2 en B.3 is vermeld, wijzigt het bestreden decreet regels in verband met de subsidiëring van sectorale opdrachten van de gemeenten in de domeinen jeugd, sport, cultuur, onderwijs, integratie, strijd tegen kinderarmoede en ontwikkelingssamenwerking, enerzijds, en stelt het een algemene financiering van de gemeenten in via een onder de bevoegdheid van het Vlaams Gemeentefonds vallende aanvullende dotatie, anderzijds.
De mogelijkheden tot sectorale subsidiëring van de gemeenten, die zijn georganiseerd in de acht decreten die worden gewijzigd bij het decreet van 3 juli 2015, betreffen voortaan, voor wat de gemeenten van het Nederlandse taalgebied betreft, slechts de randgemeenten (hoofdstuk 2), terwijl die randgemeenten worden uitgesloten van de aanvullende dotatie van het Vlaams Gemeentefonds (hoofdstuk 3 en bijlage).
Het bestreden decreet stelt derhalve, wat de financiering van de gemeenten betreft, een dubbel verschil in behandeling in tussen de randgemeenten en alle andere gemeenten van het Nederlandse taalgebied.
B.11.2. Het Hof dient te onderzoeken of dat dubbele verschil in behandeling bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, inzonderheid voor wat de gevolgen van het bestreden decreet betreft voor de randgemeenten, in zoverre zij aan de vroegere subsidiëringsregeling onderworpen blijven en van de aanvullende dotatie worden uitgesloten.
B.12.1. Zoals zij zijn gewijzigd bij het bestreden decreet, zijn de verschillende in B.2.2 opgesomde decreetsbepalingen, voor wat de gemeenten van het Nederlandse taalgebied betreft, enkel nog van toepassing op de randgemeenten.
B.12.2. Overeenkomstig de artikelen 28 en 28/1 van het Vlaamse decreet van 28 april 1998 betreffende het Vlaamse integratiebeleid hebben de randgemeenten « de regierol » over het integratiebeleid op hun grondgebied door voor de uitwerking, sturing, afstemming en uitvoering van het inclusieve integratiebeleid te zorgen. Overeenkomstig de artikelen 29 tot 31 van hetzelfde decreet, kan de Vlaamse Regering, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, aan die gemeenten een integratiesubsidie toekennen op basis van de strategische meerjarenplanning van de gemeenten, waarbij de gemeenten die voor die subsidie in aanmerking komen in beginsel de gemeenten zijn die in het verleden reeds een dergelijke subsidie hebben genoten - waarvan de lijst is opgesteld bij het ministerieel besluit van 4 november 2013 -, onder voorbehoud van de procedure vastgelegd in het ministerieel besluit van 20 februari 2014, dat een andere gemeente de mogelijkheid biedt om, binnen de grenzen van de beschikbare extra budgettaire middelen, tijdens de beleidscyclus 2014-2019 de toekenning van die subsidie aan te vragen.
Krachtens artikel 32 van hetzelfde decreet zijn de bepalingen van het Planlastendecreet - dat wil zeggen het Vlaamse decreet van 15 juli 2011 - van toepassing op het lokale integratiebeleid.
B.12.3. Overeenkomstig artikel 18/1 van het Vlaamse decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding kan de Vlaamse Regering, binnen de perken van de begrotingskredieten, aan de lokale besturen - de randgemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, overeenkomstig artikel 2, 11°, van hetzelfde decreet - een subsidie toekennen met het oog op de bestrijding van kinderarmoede.
De subsidiëring van de randgemeenten is onderworpen aan het Vlaamse decreet van 15 juli 2011 en om voor die subsidiëring in aanmerking te komen, moeten de randgemeenten een kinderarmoedebestrijdingsbeleid voeren dat is opgenomen in de strategische meerjarenplanning van de lokale besturen.
De Vlaamse Regering legt de modaliteiten van en de voorwaarden voor de toekenning van die subsidies vast, waarbij de lijst van de in aanmerking komende gemeenten en van de bedragen van die subsidies is vastgesteld bij het ministerieel besluit van 7 februari 2014.
B.12.4. Overeenkomstig artikel 15/1 van het Vlaamse kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking zijn de artikelen 16/1 en 16/2 van hetzelfde decreet alleen van toepassing op de randgemeenten. Die artikelen bepalen dat de Vlaamse Regering de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking ondersteunt, inzonderheid via het impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, met name door middel van cofinanciering door de lokale overheid.
De artikelen 3 tot 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2012 bepalen de toekenningsmodaliteiten en de hoogte van de subsidie in het kader van het impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, binnen de perken van de daarvoor bestemde begrotingskredieten.
B.12.5. Overeenkomstig artikel 17 van het Vlaamse decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau is hoofdstuk IV, met als opschrift « Subsidies ter stimulering van het flankerend onderwijsbeleid », alleen van toepassing op de randgemeenten. De artikelen 18 en volgende van hetzelfde decreet bepalen dat, binnen de beschikbare begrotingskredieten, in subsidies wordt voorzien voor projecten in de gemeenten die het Vlaamse onderwijsbeleid versterken. Om voor de subsidies, vermeld in artikel 18, in aanmerking te komen, moeten de gemeenten een neutraal school- en netoverschrijdend flankerend onderwijsbeleid voeren dat is opgenomen in de strategische meerjarenplanning van de gemeente, en de actieplannen die de gemeente in samenwerking met lokale actoren opzet om vorm te geven aan het flankerend onderwijsbeleid, gedeeltelijk mee financieel ondersteunen.
Krachtens het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 « betreffende de bepaling van de beleidsprioriteiten en de regeling van de procedure voor de toekenning van subsidies in het kader van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau », zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013, worden de lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten in het kader van het lokale flankerend onderwijsbeleid en de subsidieaanvraag met betrekking tot het lokale flankerend onderwijsbeleid beoordeeld door een commissie, die een rangschikking van de gemeenten opmaakt met het oog op de verdeling van de subsidies (artikelen 2/1 tot 7). Die Commissie kan ook de uitvoering van de lokale invulling van de beleidsprioriteiten en de aanwending van de subsidies ter plaatse bekijken (artikel 8).
B.12.6. Krachtens artikel 4, § 1, van het Vlaamse decreet van 6 juli 2012 « houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid » verleent de Vlaamse Regering, onder de voorwaarden vermeld in dat decreet, aan de randgemeenten subsidies voor de ondersteuning van het jeugdwerk, met het oog op de uitvoering van de Vlaamse beleidsprioriteiten inzake het jeugdbeleid en het jeugdwerk die zijn bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012.
Overeenkomstig artikel 4, § 3, van hetzelfde decreet kunnen de subsidies die de gemeentebesturen ontvangen, uitsluitend aangewend worden voor de ondersteuning van jeugdwerkinitiatieven die hun zetel hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; die jeugdwerkinitiatieven moeten het Nederlands gebruiken bij hun werking.
Krachtens artikel 3 van het voormelde decreet van 6 juli 2012 is het Vlaamse decreet van 15 juli 2011 van toepassing op de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid, overeenkomstig artikel 4, § 1.
Artikel 5, § 1, van hetzelfde decreet bepaalt dat om het overleg en de inspraak bij de voorbereiding en de uitvoering van het jeugdbeleid te organiseren, en wat de randgemeenten betreft, om voor subsidiëring in aanmerking te komen, de gemeenteraad een jeugdraad opricht of de gemeenteraad een al bestaande jeugdraad erkent.
De artikelen 2 tot 3/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 leggen de voorwaarden vast voor de toekenning van subsidies aan de gemeenten, met name de inachtneming van de rapporteringsverplichtingen waarin is voorzien bij artikel 10 van het Vlaamse decreet van 15 juli 2011.
B.12.7. Krachtens artikel 3, tweede lid, van het Vlaamse decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid zijn de bepalingen van titel 2 en titel 3, hoofdstuk 1 tot en met 3, van hetzelfde decreet alleen van toepassing op de randgemeenten. Krachtens artikel 5 ervan heeft het voormelde decreet van 6 juli 2012 tot doel het lokaal cultuurbeleid van de randgemeenten, uitgewerkt in een strategische meerjarenplanning, te ondersteunen. Krachtens de artikelen 6 tot 9 van hetzelfde decreet worden, volgens de door de Vlaamse Regering vastgelegde voorwaarden en modaliteiten voor de verdeling, subsidies toegekend voor de ondersteuning van het lokale cultuurbeleid, op basis van de Vlaamse beleidsprioriteiten inzake een kwalitatief en duurzaam lokaal cultuurbeleid of inzake een laagdrempelige openbare bibliotheek, aangepast aan de hedendaagse behoeften, die, met name, minstens 75 pct. van haar budget aan Nederlandstalige publicaties moet besteden. Overeenkomstig artikel 4 worden de subsidies berekend op basis van de bevolkingscijfers.
Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2012 « ter uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid », gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juli 2012, bepaalt dat de aanvragen voor subsidies onderworpen zijn aan het Vlaamse decreet van 15 juli 2011. De artikelen 4 en 8 van hetzelfde besluit organiseren een systeem waarbij de subsidie wordt toegekend ofwel op basis van de subsidie tijdens het werkjaar 2013 indien de gemeente reeds is gesubsidieerd, ofwel op basis van een forfaitaire enveloppe naar gelang van het bevolkingscijfer van de gemeente. Overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015 worden de subsidies geïndexeerd op grond van de afgevlakte gezondheidsindex.
B.12.8. Het Vlaamse decreet van 6 juli 2012 « houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid » organiseert de subsidiëring van de randgemeenten voor het voeren van een Sport voor Allen-beleid. Die subsidiëring, met een bedrag van 2,4 euro per jaar per inwoner als voldaan is aan de voorwaarden vermeld in dat decreet en aan de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering, moet, binnen de perken van de begroting, de uitvoering beogen van de Vlaamse beleidsprioriteiten opgesomd in artikel 5 van hetzelfde decreet (artikel 8). Die subsidies worden door de randgemeente met minstens 30 pct. vermeerderd (artikel 9). Een organisatie kan worden erkend en gesubsidieerd voor de begeleiding van de gemeenten in het kader van het lokaal Sport voor Allen-beleid (artikelen 22 en volgende).
De artikelen 4 en volgende en 23 en volgende van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012 « betreffende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid » bepalen, respectievelijk, de subsidiëringsvoorwaarden voor de Vlaamse beleidsprioriteiten Sport voor Allen voor de gemeenten, en voor een erkende organisatie voor de begeleiding van de gemeenten.
B.12.9. Artikel 13 van het Vlaamse decreet van 7 juni 2013 « betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid » bepaalt dat de Vlaamse Regering, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, aan de randgemeenten een integratiesubsidie kan toekennen met het oog op de realisatie van de doelstellingen van het integratiebeleid, vermeld in artikel 4 van hetzelfde decreet. Bij de aanvang van de meerjarenplanning 2014-2019 komen alleen randgemeenten die in het verleden al een subsidie voor een integratiedienst of voor het opstarten van een integratiedienst hebben ontvangen, voor een integratiesubsidie in aanmerking; de overige randgemeenten kunnen alleen voor subsidiëring in aanmerking komen voor zover er voldoende extra middelen op de begroting beschikbaar zijn.
Die bepaling is echter nog niet in werking.
B.12.10. Uit het voorgaande volgt dat de randgemeenten door hoofdstuk 2 van het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 onderworpen blijven aan verschillende regelingen inzake sectorale subsidiëring, geïndexeerd op grond van de afgevlakte gezondheidsindex, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2015.
De toekenning van die sectorale subsidies is niet alleen afhankelijk gemaakt van de inachtneming van de Vlaamse beleidsprioriteiten en van de rapporteringsverplichtingen waarin is voorzien bij het Vlaamse decreet van 15 juli 2011, maar hangt, in voorkomend geval, ook af van een vroegere subsidiëring, en van de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten.
B.13.1. Zoals is vermeld in B.2, beoogt het bestreden decreet de sectorale subsidies aan de lokale besturen inzake cultuur, jeugdbeleid, sportbeleid, flankerend onderwijsbeleid, armoedebestrijding, ontwikkelingssamenwerking en integratie- en inburgeringsbeleid te vervangen door een vast aandeel in een aanvullende dotatie van het Vlaams Gemeentefonds. Aldus beoogt de decreetgever de beleidsvrijheid van de lokale besturen bij de aanwending van die overheidsmiddelen te verruimen. Voor de zes randgemeenten blijven evenwel in de voormelde aangelegenheden de subsidieregelingen van kracht.
B.13.2. In de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet wordt de verschillende behandeling van de randgemeenten als volgt verantwoord : « Deze aparte regeling is te verantwoorden gelet op het bijzonder statuut van deze gemeenten, bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 en gelet op de coördinatie met VZW De Rand, die in bepaalde randgemeenten al een beleid uitvoert, onder andere met betrekking tot het jeugd-, sport-, en cultuurbeleid. Aangezien in bepaalde randgemeenten de subsidies via vzw De Rand dus specifiek naar initiatieven gaan bijvoorbeeld m.b.t. de doelstellingen in het kader van het sportbeleid, is het aangewezen om ook de subsidies die rechtstreeks aan bepaalde randgemeenten (nl. degenen die ingetekend hebben op bepaalde Vlaamse beleidsprioriteiten) worden toegekend, te laten kaderen binnen dezelfde doelstellingen en dus niet op te nemen in de algemene financiering. De betrokken gemeenten behouden de nodige vrijheid om binnen deze Vlaamse beleidsprioriteiten een eigen beleid te ontwikkelen.
Het ontwerp opteert er dus bewust voor om de subsidies aan de faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand in het kader van de gemeenschapsbevoegdheden op eenzelfde wijze te behandelen, zodat ze in hun strategische meerjarenplanningen een coherent en transversaal beleid kunnen voeren met betrekking tot deze bevoegdheden. Door de koppeling van deelrapportagecodes wordt het zowel voor de gemeente als de toezichthoudende overheid duidelijk in welke mate er een transversaal beleid gevoerd wordt en welke financiering de gemeente hieraan koppelt » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 357/1, p. 4). B.13.3. Het verschil in behandeling tussen de randgemeenten en de andere Vlaamse gemeenten wordt dus in de parlementaire voorbereiding verantwoord door het bijzondere statuut van de randgemeenten en door de coördinatie van de verschillende sectorale subsidies door de vzw « de Rand ».
B.14.1. Vóór de aanneming van het bestreden decreet werden alle Vlaamse gemeenten, waaronder de randgemeenten, op dezelfde wijze behandeld met betrekking tot de toekenning van de voormelde sectorale subsidies aan de gemeenten. Die sectorale subsidies werden enkel aan de gemeenten toegekend mits voldaan werd aan de voorwaarden bedoeld in de verschillende in B.12 in herinnering gebrachte wetgevingen, die van toepassing blijven op de randgemeenten.
B.14.2. Vóór de totstandkoming van de bestreden bepalingen bestonden er met betrekking tot het jeugd-, sport- en cultuurbeleid evenwel aanvullende subsidiëringsmogelijkheden in de randgemeenten via het extern verzelfstandigd agentschap vzw « de Rand » (hierna : de vzw « de Rand »).
B.14.3. De parlementaire voorbereiding van het decreet van 12 juli 2013 « tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 7 mei 2004 houdende omvorming van de vzw ' De Rand ' tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap » vermeldt hieromtrent : « Om te voorkomen dat lokale Nederlandstalige initiatieven in de randgemeenten niet meer kunnen gefinancierd worden door de Vlaamse overheid omdat het betrokken gemeentebestuur niet intekent op de Vlaamse beleidsprioriteiten, werd afgesproken dat de voorbehouden kredieten zullen worden overgeheveld naar het EVA (extern verzelfstandigd agentschap) vzw ' De Rand ' die de opdracht krijgt deze initiatieven te ondersteunen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2012-2013, nr. 2062/1, p. 4).
B.14.4. Bij artikel 3 van het voormelde decreet van 12 juli 2013 werd in het decreet van 7 mei 2004 een nieuw artikel 10/1 ingevoegd dat luidt : « De Vlaamse Regering kan een subsidie verlenen aan de VZW de Rand voor de uitvoering van een of meer beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid, het (lokaal) sportbeleid en het cultuurbeleid, ten behoeve van de Nederlandstalige initiatieven in de Vlaamse Rand rond Brussel.
De beleidsprioriteiten, vermeld in het eerste lid, zijn de beleidsprioriteiten vastgelegd door of krachtens : 1° artikel 4, § 1, eerste en tweede lid, van het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid;2° artikel 5, tweede lid, 2°, van het decreet van 6 juli 2012 betreffende het lokaal cultuurbeleid, voor zover het de ondersteuning betreft van de privaatrechtelijke bibliotheken van Kraainem en Drogenbos;3° artikel 5 van het decreet van 6 juli 2012 houdende het stimuleren en subsidiëren van een lokaal sportbeleid. De subsidie wordt verleend voor de ondersteuning van plaatselijke initiatieven in de zes randgemeenten die geen subsidie hebben aangevraagd in het kader van de subsidieregelingen, vermeld in het tweede lid, en dient aangewend te worden voor de ondersteuning van deze initiatieven.
Om in aanmerking te komen voor subsidiëring dient de VZW de Rand, in samenwerking met de plaatselijke Nederlandstalige initiatieven, een beleidsplan op te maken, waarin aangegeven wordt op welke manier invulling kan gegeven worden aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, vermeld in het tweede lid.
De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden en modaliteiten vastgelegd in de decreten, vermeld in het tweede lid. Deze voorwaarden en modaliteiten worden geconcretiseerd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse ministers bevoegd voor Jeugd, Sport en Cultuur, en de VZW ' de Rand ' ».
B.14.5. Het voormelde decreet verleent de vzw « de Rand » de opdracht om, in samenwerking met de plaatselijke Nederlandstalige initiatieven inzake jeugdwerk, sport en cultuur, gezamenlijke beleidsplannen in te dienen bij de Vlaamse Regering. Die beleidsplannen moeten invulling geven aan de beleidsprioriteiten die de Vlaamse Regering voor de respectieve sectoren heeft vastgelegd (Parl. St., Vlaams Parlement, 2012-2013, nr. 2062/1, p. 4).
B.14.6. De vzw « de Rand » is in het leven geroepen bij het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 17 december 1996 « houdende oprichting van de vzw ' De Rand ' voor de ondersteuning van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse rand rond Brussel », opgeheven en vervangen bij het decreet van 7 mei 2004 « houdende omvorming van de vzw ' De Rand ' tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap en houdende vaststelling van de bevoegdheden van de provincie Vlaams-Brabant inzake de ondersteuning van de Vlaamse Rand », gewijzigd bij de decreten van 12 juli 2013 en van 25 april 2014.
De vzw « de Rand » is een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap in de zin van de artikelen 29 tot 31 van het Vlaamse kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, waarin de Vlaamse Regering gemachtigd is te participeren (artikel 3). Haar missie bestaat erin « het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse Rand rond Brussel te ondersteunen, uit te stralen en te bevorderen » (artikel 4). Ter uitvoering van artikel 8 is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de vzw « de Rand », de Vlaamse Regering en de provincie Vlaams-Brabant, die door de Vlaamse Regering is goedgekeurd op 17 juli 2015 en door de deputatie van Vlaams-Brabant op 20 augustus 2015. De Vlaamse Regering is gemachtigd om personeel ter beschikking te stellen van de vzw « de Rand » (artikel 11) en het beheer van culturele infrastructuren aan haar over te dragen (artikel 12).
B.14.7. De vzw « de Rand » geniet een jaarlijkse subsidie opgenomen in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap (artikel 10). De Vlaamse Regering kan ook een subsidie verlenen aan de vzw « de Rand » voor de uitvoering van een of meer beleidsprioriteiten voor het jeugdbeleid, het lokaal sportbeleid en het cultuurbeleid, ten behoeve van de Nederlandstalige initiatieven in de Vlaamse Rand rond Brussel. De subsidie wordt verleend voor de ondersteuning van plaatselijke initiatieven in de zes randgemeenten die geen subsidie hebben aangevraagd in het kader van de sectorale subsidieregelingen in de voormelde aangelegenheden en dient te worden aangewend voor de ondersteuning van deze initiatieven (artikel 10/1).
B.15.1. Het komt de decreetgever toe om, voor de bevoegdheden die hem zijn toegewezen, en rekening houdend met zijn budgettaire mogelijkheden, te beslissen of en onder welke voorwaarden hij bepaalde initiatieven of instellingen met overheidsmiddelen wil subsidiëren.
Het komt hem eveneens toe om, in de uitoefening van zijn bevoegdheid met betrekking tot de algemene financiering van de gemeenten (artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 9°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980), de middelen en de criteria voor de verdeling van de middelen van het Vlaams Gemeentefonds vast te stellen en de toe te passen wegingscoëfficiënt te bepalen.
B.15.2. De subsidiëring van initiatieven of instellingen zoals de vzw « de Rand » kan evenwel niet worden vergeleken met de algemene of specifieke financiering van de gemeenten.
B.15.3. Zoals in B.14.2 tot B.14.4 is vermeld, wordt bij het nieuwe artikel 10/1 van het decreet van 7 mei 2004, ingevoegd bij het decreet van 12 juli 2013, ten aanzien van de vzw « de Rand » een aanvullend subsidiemechanisme geregeld dat ertoe strekt te voorkomen dat lokale Nederlandstalige initiatieven op het vlak van jeugdwerk, sport en cultuur de subsidies van de Vlaamse overheid mislopen wanneer de randgemeenten niet zouden intekenen op de Vlaamse beleidsprioriteiten in die aangelegenheden.
Die aanvullende subsidiëring maakt het de Vlaamse overheid aldus mogelijk om bepaalde plaatselijke activiteiten en initiatieven in het Nederlands financieel te ondersteunen via de vzw « de Rand », rekening houdend met het feit dat de uiteindelijke begunstigden van die subsidiëring instellingen, verenigingen en burgers in de randgemeenten zijn, die een bijzonder taalstatuut in het eentalige Nederlandse taalgebied genieten.
B.15.4. Uit de verdelingstabel die als bijlage bij de memorie van toelichting bij het bestreden decreet is gevoegd (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 357/1, pp. 13-19), blijkt dat een aantal randgemeenten in 2014 subsidies hebben gekregen in de drie domeinen jeugd, sport en cultuur waarin de vzw « de Rand » optreedt, hetgeen inhoudt dat zij aan de voorwaarden voor het verkrijgen van die sectorale subsidies hebben voldaan.
B.16.1. Uit het voorgaande blijkt dat de subsidiëring van plaatselijke Nederlandstalige initiatieven, via de vzw « de Rand », parallel met de sectorale subsidies van de gemeenten wordt geregeld, die bij het bestreden decreet enkel ten aanzien van de randgemeenten wordt gehandhaafd. Die subsidiëring via een extern verzelfstandigd agentschap kan niet worden vergeleken met een algemene of specifieke subsidie- of financieringsregeling van de lokale besturen, die de gemeenten zijn, noch ertoe strekken ze te vervangen.
B.16.2. De keuze om een aanvullende subsidiëring in de domeinen sport, jeugd en cultuur in de randgemeenten te regelen, kan evenmin verantwoorden dat die gemeenten worden uitgesloten van de forfaitaire financiering van de lokale besturen, via een aanvullende dotatie die afkomstig is van het Vlaams Gemeentefonds.
B.16.3. Met die bij het bestreden decreet in het leven geroepen forfaitaire aanvullende dotatie worden de sectorale subsidies immers in de betrokken domeinen geïntegreerd, door elke band te schrappen die bestaat tussen het toegekende bedrag en het beleid dat op lokaal niveau daadwerkelijk wordt gevoerd in de domeinen die voordien voorwaardelijk werden gesubsidieerd.
Het bestreden decreet geeft aldus concreet gestalte aan een van de doelstellingen van het Vlaamse regeerakkoord 2014-2019, dat ertoe strekt de lokale autonomie van de steden en gemeenten te vergroten, door te kiezen voor een onvoorwaardelijke basisfinanciering (Parl.
St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 357/1, p. 3).
Door van een aandeel in die forfaitaire dotatie te worden uitgesloten, wordt aan de randgemeenten, in de aangelegenheden bedoeld in B.2.2, de uitoefening van de lokale autonomie ontzegd die bij het bestreden decreet aan alle andere gemeenten van het Nederlandse taalgebied wordt toegekend.
B.16.4. De parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet toont trouwens aan dat een voorstel van verdeling van de in het leven geroepen aanvullende dotatie werd opgesteld rekening houdend met de randgemeenten, en dat die blijkens het ontwerp van decreet een percentage van die aanvullende dotatie zouden hebben gekregen.
Uit de verdelingstabel die als bijlage bij de memorie van toelichting bij het bestreden decreet is gevoegd (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 357/1, pp. 13-19), blijkt immers dat de randgemeenten een percentage van de aanvullende dotatie zouden hebben genoten : de gemeente Drogenbos zou 25 000 euro (zijnde 0,0191 pct.) hebben genoten, de gemeente Kraainem 32 534,40 euro (0,0248 pct.), de gemeente Linkebeek 68 527,68 euro (0,0523 pct.), de gemeente Sint-Genesius-Rode 205 158,34 euro (0,1565 pct.), de gemeente Wemmel 305 876,51 euro (0,2333 pct.) en de gemeente Wezembeek-Oppem 59 787,36 euro (0,0456 pct.).
Uit diezelfde tabel bleken bovendien twee bedragen voor het totaal van de aanvullende dotatie : een totaal van 131 087 213,00 euro, en een ander totaal « zonder faciliteitengemeenten » van 130 390 328,71 euro (ibid., p. 19). Het is dat laatste bedrag dat uiteindelijk de algemene enveloppe van de aanvullende dotatie van het Vlaams Gemeentefonds vormt.
Die tabel bevestigt dat het noch onmogelijk, noch onverantwoord was om bij de verdeling van de aanvullende dotatie van het Vlaams Gemeentefonds rekening te houden met de randgemeenten.
B.16.5. Door de randgemeenten een percentage in de aanvullende dotatie van het Vlaams Gemeentefonds te ontzeggen, ontzegt het bestreden decreet die gemeenten de voormelde bedragen en de waarborg een automatische financiering te verkrijgen met het oog op de verwezenlijking van verschillende soorten van lokaal beleid, waarbij die algemene aanvullende dotatie nochtans ertoe strekt die onvoorwaardelijk te ondersteunen ten aanzien van alle andere gemeenten van het Nederlandse taalgebied. De randgemeenten worden aldus zonder redelijke verantwoording verschillend behandeld in de uitoefening van de lokale autonomie die aan alle andere gemeenten van het Nederlandse taalgebied wordt toegekend.
B.17. Het derde middel is gegrond.
Ten aanzien van de handhaving van de gevolgen B.18. Teneinde rekening te houden met de budgettaire moeilijkheden die zouden kunnen volgen uit die vernietiging en de decreetgever toe te staan nieuwe bepalingen aan te nemen, dienen de gevolgen van de vernietigde bepalingen te worden gehandhaafd met toepassing van artikel 8, derde lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, zoals is aangegeven in het beschikkend gedeelte.
Om die redenen, het Hof - vernietigt het Vlaamse decreet van 3 juli 2015 « tot wijziging van diverse decreten houdende de subsidiëring aan de lokale besturen en tot wijziging van het decreet van 5 juli 2002 tot vaststelling van de regels inzake de dotatie en de verdeling van het Vlaams Gemeentefonds »; - handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepalingen tot de aanneming, door de decreetgever, van een nieuw decreet en uiterlijk tot het einde van het begrotingsjaar 2018.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 18 mei 2017.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels