gepubliceerd op 17 maart 2016
Uittreksel uit arrest nr. 7/2016 van 21 januari 2016 Rolnummer : 6081 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent. Het Grondwet samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 7/2016 van 21 januari 2016 Rolnummer : 6081 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Correctionele Rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 22 oktober 2014 in zake het openbaar ministerie tegen P.M. en L. D.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 november 2014, heeft de Correctionele Rechtbank Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang met de artikelen 23 en 27 van de Grondwet en artikel 1 van het Aanvullend Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in die interpretatie dat artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek er zich tegen verzet dat aan een rechtspersoon die is opgericht en in het rechtsverkeer optreedt ter verdediging van een collectief belang, zoals de bescherming van het leefmilieu of bepaalde bestanddelen ervan, een morele schadevergoeding wegens aantasting van het collectief belang waarvoor zij is opgericht wordt toegekend die verder gaat dan een symbolische vergoeding van 1 euro, enkel omwille van het feit dat elkeen belang zou hebben bij het behoud van het collectief belang dat die rechtspersoon verdedigt, terwijl elkeen, natuurlijk persoon of rechtspersoon, voor een zelfde schadeberokkenend feit in beginsel gerechtigd is op een schadeherstel dat in concreto wordt beoordeeld in functie van een volledige of integrale schadevergoeding ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 27 van de Grondwet en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in de interpretatie dat die bepaling zich ertegen verzet dat aan een rechtspersoon die is opgericht en in het rechtsverkeer optreedt ter verdediging van een collectief belang, zoals de bescherming van het leefmilieu of bepaalde bestanddelen ervan, een morele schadevergoeding wegens aantasting van het collectief belang waarvoor hij is opgericht wordt toegekend die verder gaat dan een symbolische vergoeding van 1 euro, enkel vanwege het feit dat elkeen belang zou hebben bij de vrijwaring van het collectief belang dat die rechtspersoon verdedigt, terwijl elkeen, natuurlijke persoon of rechtspersoon, voor eenzelfde schadeberokkenend feit in beginsel gerechtigd is op een schadeherstel dat in concreto wordt beoordeeld op grond van een volledige of integrale schadevergoeding.
B.1.2. Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden ».
Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.
Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.
Die rechten omvatten inzonderheid : [...] 4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu; [...] ».
Artikel 27 van de Grondwet bepaalt : « De Belgen hebben het recht van vereniging; dit recht kan niet aan enige preventieve maatregel worden onderworpen ».
Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht.
De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ».
B.2. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de zaak betrekking heeft op een rechtspersoon die zich de bescherming van het leefmilieu of van bepaalde bestanddelen ervan tot doel stelt en die zich voor de strafrechter burgerlijke partij heeft gesteld om schadevergoeding te eisen wegens de aantasting van het collectief belang - dit is ter bescherming van het statutaire doel - waarvoor hij is opgericht, doordat schade werd toegebracht aan in het wild levende vogelsoorten, zijnde niet-toegeëigende milieubestanddelen. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese.
B.3. Artikel 3 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering bepaalt : « De rechtsvordering tot herstel van de schade, door een misdrijf veroorzaakt, behoort aan hen die de schade hebben geleden ».
B.4. Verwijzend naar de artikelen 2, punt 4, 3, lid 4, en 9, lid 3, van het Verdrag van Aarhus en naar artikel 3 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat indien een rechtsvordering tot herstel van schade veroorzaakt door een misdrijf wordt ingesteld door een rechtspersoon die zich krachtens zijn statuten tot doel heeft gesteld de milieubescherming te bevorderen en ertoe strekt het met de bepalingen van het nationale milieurecht strijdig geacht handelen en nalaten van privépersonen en overheidsinstanties te betwisten, die rechtspersoon op het vlak van belang aan de ontvankelijkheidsvereiste voldoet voor het instellen van een rechtsvordering (Cass., 11 juni 2013, Arr.
Cass., 2013, nr. 361).
B.5. In de zaak voor de verwijzende rechter werd de vordering van de milieuvereniging ontvankelijk verklaard onder verwijzing naar het hiervoor vermelde arrest. Voorts gaat de verwijzende rechter ervan uit dat een dergelijke vereniging een morele schade kan lijden door de aantasting van het collectief belang waarvoor zij is opgericht. De betwisting en de prejudiciële vraag handelen uitsluitend over de begroting van de schadevergoeding.
B.6.1. Op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, dat van toepassing is op de schade uit een misdrijf, is degene die door zijn schuld een ander schade heeft berokkend, verplicht ze te vergoeden en heeft de getroffene in de regel recht op de integrale vergoeding van de schade die hij heeft geleden. De rechter raamt in concreto de schade die door een onrechtmatige daad is veroorzaakt. Hij mag de schade naar billijkheid ramen, mits hij de reden aangeeft waarom hij de door de getroffene voorgestelde berekeningswijze niet kan aannemen en tevens vaststelt dat de schade onmogelijk anders kan worden bepaald (Cass., 17 februari 2012, Arr. Cass., 2012, nr. 119).
B.6.2. In de interpretatie van het verwijzende rechtscollege zou artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek zich verzetten tegen het toekennen van een morele schadevergoeding die verder gaat dan een symbolische vergoeding van één euro, bij aantasting van het collectief belang waarvoor de milieuvereniging werd opgericht, wanneer het gaat om schade aan niet-toegeëigende milieubestanddelen.
B.6.3. De verwijzende rechter motiveert zijn beslissing als volgt : « De schade is van morele aard en kan niet worden begroot op basis van een bepaald bedrag per vogel waarop de bewezen verklaarde feiten betrekking hebben.
De vogels horen immers aan niemand toe. Bij gebrek aan een specifiek wettelijk kader kan het morele belang dat de burgerlijke partij heeft bij het behoud van een onaangetast vogelbestand, niet anders worden gewaardeerd dan het belang dat elke burger daarbij heeft. De eis van gelijke waardering van het belang van elk burger bij het behoud van natuurwaarden, leidt tot de conclusie dat een schending van dit morele belang slechts op symbolische wijze kan worden vergoed. Zo niet zou de toekenning van een substantieel bedrag aan de burgerlijke partij berusten op een willekeurige toekenning van vergoeding die niet veralgemeenbaar zou zijn.
De juridische erkenning van het geschonden recht leidt bijgevolg tot de toekenning van 1 euro morele schadevergoeding. Met deze schadevergoeding brengt de rechtbank geenszins tot uitdrukking tot [lees : dat] het aangetaste belang niet belangrijk zou zijn of dat de aantasting van dit belang onbeduidend zou zijn maar alleen dat, bij gebrek aan een bijzondere rechtsgrond, het belang van de burgerlijke partij binnen het bestaande privaatrechtelijke vergoedingsrecht niet op een andere wijze kan worden gewaardeerd.
De erkenning van de toelaatbaarheid en principiële gegrondheid van de vordering van de burgerlijke partij laat haar overigens toe daadwerkelijk in rechte de eerbiediging van de door haar behartigde belangen na te streven ».
B.6.4. Het staat in de regel aan het verwijzende rechtscollege om de bepalingen die het van toepassing acht te interpreteren, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepaling, wat te dezen niet het geval is. Het Hof onderzoekt het in de prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling dan ook in de in B.1.1 vermelde interpretatie.
B.7.1. Krachtens artikel 3 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering strekt de burgerlijke rechtsvordering voor de strafgerechten tot vergoeding van de door een misdrijf veroorzaakte eigen schade en kan zij dus alleen worden ingesteld door degene die rechtstreeks werd benadeeld door dat misdrijf, waardoor hij in zijn persoon, zijn goederen of zijn eer heeft geleden (Cass., 20 oktober 2010, Arr. Cass., 2010, nr. 613). Een burgerlijkepartijstelling voor schade geleden door derden is in beginsel uitgesloten.
B.7.2. Opdat schade kan worden vergoed op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek moet zij zijn veroorzaakt aan « een ander » en moet zij de eiser derhalve persoonlijk treffen.
B.8.1. Hoewel elke burger, zoals een rechtspersoon die zich de bescherming van het leefmilieu tot doel stelt, belang heeft bij het behoud van de natuur, te dezen het bestand van wilde vogels, bestaat er tussen de burger en een dergelijke rechtspersoon een essentieel verschil wanneer het gaat om het instellen van een burgerlijke vordering tot vergoeding van schade toegebracht aan niet-toegeëigende milieubestanddelen.
Doordat dergelijke milieubestanddelen aan niemand toebehoren, zal de gewone burger in beginsel geen rechtstreeks en persoonlijk belang hebben om een vordering tot schadevergoeding in te stellen wegens de aantasting ervan. Een rechtspersoon die is opgericht met het specifieke doel om het leefmilieu te beschermen kan daarentegen, zoals is vermeld in B.4, wel morele schade lijden en een dergelijke vordering instellen.
B.8.2. Het morele nadeel dat een milieuvereniging kan lijden door de aantasting van het collectief belang ter verdediging waarvan zij is opgericht, is evenwel in meerdere opzichten bijzonder.
B.8.3. In de eerste plaats valt dat nadeel niet samen met de werkelijke ecologische schade vermits deze een natuurschade uitmaakt, waardoor de gehele maatschappij is benadeeld. Het betreft hier immers goederen zoals wilde dieren, water, lucht, die tot de categorie van de res nullius of res communes behoren en die - zolang zij niet in bezit worden genomen - aan niemand toebehoren en dus niet het voorwerp uitmaken van private gebruiksrechten.
B.8.4. Voorts kan de schade aan niet-toegeëigende milieubestanddelen in de regel moeilijk met mathematische precisie worden begroot omdat het gaat om niet-economisch uitdrukbare verliezen.
B.8.5. In het licht van het bovenstaande moet worden onderzocht of het verschil in behandeling dat door de prejudiciële vraag wordt beoogd, redelijk verantwoord is.
B.9.1. Krachtens artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek dient de rechter in concreto de schade te ramen die door een onrechtmatige daad wordt veroorzaakt en mag hij de schade naar billijkheid ramen wanneer zij onmogelijk anders kan worden bepaald.
B.9.2. De begroting van schadevergoeding naar billijkheid betekent dat deze zo goed mogelijk aan de concrete werkelijkheid moet worden aangepast, ook wanneer het gaat om morele schade. In dat opzicht verschilt de situatie van een rechtspersoon niet van die van een natuurlijke persoon die morele schade lijdt, die evenmin met mathematische precisie kan worden vastgesteld. De rechter kan niet volstaan met de vermelding dat het om een moreel nadeel gaat en dat hij daarom de schade ex aequo et bono begroot; hij moet motiveren waarom hij de schade niet anders kan ramen (Cass., 22 april 2009, Arr.
Cass., 2009, nr. 268).
B.10.1. Hoewel een exacte schadebegroting bij de aantasting van niet-toegeëigende milieubestanddelen niet mogelijk is en de morele schade van de rechtspersoon niet samenvalt met de werkelijke ecologische schade, is het voor de rechter niet onmogelijk de morele schade van de milieuvereniging in concreto te ramen. Zo kan hij onder meer rekening houden met de statutaire doelstellingen van de vereniging, met de omvang van haar activiteiten en de inspanningen die ze levert om haar doelstellingen te realiseren. Bovendien kan hij ook de ernst van de milieuverstoring in aanmerking nemen om de morele schadevergoeding voor de vereniging te begroten.
B.10.2. Weliswaar kan de rechter, na een onderzoek van de schade in concreto, in een bepaald geval van oordeel zijn dat een morele schadevergoeding van één euro volstaat, doch door artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek zo te interpreteren dat het zich op algemene wijze ertegen verzet dat meer dan één euro schadevergoeding wordt toegekend wanneer afbreuk wordt gedaan aan het morele belang van een rechtspersoon wegens de aantasting van zijn collectief doel, wordt een uitzondering gemaakt op de beginselen van de raming in concreto en van de volledige schadevergoeding die zijn vervat in die bepaling, zonder dat hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
B.10.3. Een dergelijke beperking zou ook de belangen van de betrokken milieuverenigingen, die een belangrijke rol hebben bij het waarborgen van het door de Grondwet erkende recht op de bescherming van een gezond leefmilieu, op onevenredige wijze aantasten.
B.11.1. Bijgevolg schendt artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat het zich ertegen verzet dat aan een rechtspersoon die is opgericht en in het rechtsverkeer optreedt ter verdediging van een collectief belang, zoals de bescherming van het leefmilieu of bepaalde bestanddelen ervan, een morele schadevergoeding wegens aantasting van het collectief belang waarvoor hij is opgericht wordt toegekend, die verder gaat dan een symbolische vergoeding van één euro.
B.11.2. Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek kan evenwel ook zo worden geïnterpreteerd dat het zich niet ertegen verzet dat aan een rechtspersoon die is opgericht en in het rechtsverkeer optreedt ter verdediging van een collectief belang, zoals de bescherming van het leefmilieu of bepaalde bestanddelen ervan, een morele schadevergoeding wegens aantasting van het collectief belang waarvoor hij is opgericht kan worden toegekend, die verder gaat dan een symbolische vergoeding van één euro. In die interpretatie houdt die bepaling geen schending in van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 27 van de Grondwet en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat het zich ertegen verzet dat aan een rechtspersoon die is opgericht en in het rechtsverkeer optreedt ter verdediging van een collectief belang, zoals de bescherming van het leefmilieu of bepaalde bestanddelen ervan, een morele schadevergoeding wegens aantasting van het collectief belang waarvoor hij is opgericht wordt toegekend, die verder gaat dan een symbolische vergoeding van één euro. - Artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 27 van de Grondwet en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in de interpretatie dat het zich niet ertegen verzet dat aan een rechtspersoon die is opgericht en in het rechtsverkeer optreedt ter verdediging van een collectief belang, zoals de bescherming van het leefmilieu of bepaalde bestanddelen ervan, een morele schadevergoeding wegens aantasting van het collectief belang waarvoor hij is opgericht kan worden toegekend, die verder gaat dan een symbolische vergoeding van één euro.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 21 januari 2016.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen