Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 januari 2016

Uittreksel uit arrest nr. 154/2015 van 29 oktober 2015 Rolnummer : 6088 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 3° en 4°, en 4 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veilighei Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015205629
pub.
06/01/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 154/2015 van 29 oktober 2015 Rolnummer : 6088 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2, 3° en 4°, en 4 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, vóór de opheffing ervan bij artikel 34 van het decreet van 29 maart 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 29/03/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013035386 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft sluiten, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 229.028 van 4 november 2014 in zake Jeannine Wyns tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 november 2014, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 2, 3°, 2, 4°, en 4 van het voormalige decreet van 4 februari 1997 ' houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers ' de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in die mate dat een leef- en opvanghuis voor (ex-)psychiatrische patiënten als dat van Jeannine Wyns onder genoemd decreet ressorteert, met de gevolgen zoals opgesomd in artikel 4 van het decreet van dien, terwijl instellingen zoals erkende welzijns- en gezondheidsorganisaties niet aan de beperkingen van dit decreet zijn onderworpen omdat het niet op hen van toepassing is ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 2, 3° en 4°, en 4 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, die in de versie van toepassing in het bodemgeschil, vóór de opheffing ervan bij artikel 34 van het decreet van 29 maart 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 29/03/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013035386 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft sluiten houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, bepaalden : «

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder : [...] 3° kamer : woning waarin één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken : - WC; - bad of douche; - kookgelegenheid, en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt; 4° kamerwoning : elk gebouw dat bestaat uit één of meer te huur gestelde of verhuurde kamers en gemeenschappelijke ruimtes; [...]

Art. 4.Een kamer of studentenkamer die te huur wordt gesteld of verhuurd, moet voldoen aan de volgende elementaire kwaliteits- en veiligheidsnormen, die door de Vlaamse regering nader worden vastgelegd : 1° de kamer of studentenkamer heeft een minimale hoogte tussen vloer en plafond van twee meter twintig centimeter.Het plafond mag zich in geen geval bevinden op minder dan één meter boven het maaiveld; 2° de kamer of studentenkamer beschikt over voldoende verlichtings- en verluchtingsmogelijkheden.De kamer of studentenkamer moet rechtstreeks licht en buitenlucht ontvangen door ten minste één te openen verticaal venster of ten minste één te openen dakvenster. De onderkant van het raam mag zich op ten hoogste één meter twintig boven de vloer bevinden. De oppervlakte van alle vensters mag niet minder bedragen dan 1 m2; 3° de kamer of studentenkamer beschikt over een wastafel met stromend water, afvoerinrichting of reukafsnijder en beschikt over voldoende en veilige elektriciteitsinstallaties voor de verlichting van de kamer en het veilig gebruik van elektrische toestellen;4° de kamer of studentenkamer beschikt over voldoende en veilige verwarming of de nodige toe- en afvoerkanalen.Als verwarmingsbronnen komen enkel in aanmerking : centrale verwarming, elektrische toestellen en luchtdichte gastoestellen met schoorsteen- of gevelafvoer; 5° de kamer of studentenkamer is zodanig gelegen en ingericht dat het respect voor de individuele levenssfeer wordt gewaarborgd.De kamer of studentenkamer moet rechtstreeks toegankelijk zijn en niet via een andere kamer of studentenkamer; 6° een kamerwoning, studenten- of studentengemeenschapshuis beschikt, per groep of deel van een groep van zes bewoners of studenten over een w.c. met waterspoeling en reukafsnijder; 7° iedere kamerwoning, ieder studenten- of studentengemeenschapshuis moet beschikken over een ruimte voor het onderhoudsmateriaal. De kamer of studentenkamer alsmede de kamerwoning, het studentenhuis of het studentengemeenschapshuis moeten voldoen aan alle vereisten inzake brandveiligheid, stabiliteit en bouwfysica ».

B.2. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van de vroegere artikelen 2, 3° en 4°, en 4 van het in het geding zijnde decreet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat een niet-erkend leef- en opvanghuis voor (ex-)psychiatrische patiënten, zoals dat van de verzoekende partij voor de verwijzende rechter, onder het toepassingsgebied van dat decreet ressorteert en dus onderworpen is aan de daarin vastgestelde kwaliteits- en veiligheidsnormen, dit in tegenstelling tot de erkende welzijns- en gezondheidsvoorzieningen.

B.3. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het voor de verwijzende rechter hangende geschil betrekking heeft op een woongelegenheid die niet erkend is als welzijns- of gezondheidsvoorziening en waarvan de controle van de woonkwaliteit niet onder de opdracht van het agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin valt, doch wel onder de opdracht van het agentschap Inspectie RWO van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.

Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie.

B.4.1. De Vlaamse Regering is van oordeel dat de verwijzende rechter ten onrechte is ingegaan op het verzoek om een prejudiciële vraag te stellen.

B.4.2. Het komt in de regel aan de verwijzende rechter toe te bepalen welke rechtsregel van toepassing is op een zaak die voor hem aanhangig is en te beslissen of aangaande die norm een vraag aan het Hof dient te worden gesteld.

B.5.1. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de verwijzende rechter de in het geding zijnde bepalingen in die zin interpreteert dat de erkende welzijns- en gezondheidsvoorzieningen niet onder het toepassingsgebied van het in het geding zijnde decreet ressorteerden en dus niet onderworpen waren aan de daarin vastgestelde kwaliteits- en veiligheidsnormen.

De Vlaamse Regering betwist die interpretatie. Volgens haar waren de kwaliteits- en veiligheidsnormen zoals vastgesteld in het in het geding zijnde decreet van toepassing op alle vormen van huisvesting in Vlaanderen, zodat zowel de erkende als de niet-erkende zorgvoorzieningen daaraan dienden te voldoen. Bijgevolg zou er geen sprake kunnen zijn van een discriminatie tussen het leef- en opvanghuis van de verzoekende partij voor de verwijzende rechter en de erkende zorgvoorzieningen.

B.5.2. Het komt in de regel aan de verwijzende rechter toe om de bepalingen die hij toepast te interpreteren, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepalingen.

B.5.3. Naar luid van het oorspronkelijke artikel 3, tweede streepje, van het in het geding zijnde decreet, was dat decreet niet van toepassing op « de gebouwen waarvoor bij wet, decreet of besluit specifieke veiligheids- en/of kwaliteitsnormen werden vastgelegd ».

Ofschoon die bepaling werd opgeheven bij artikel 3 van het decreet van 14 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/07/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998035979 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende wijziging van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers sluiten « houdende wijziging van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers », is die uitzondering blijven bestaan. Dit blijkt uit de parlementaire voorbereiding van voormelde bepaling, die de opheffing als volgt verantwoordt : « Bovendien kan verwezen worden naar het advies van de Raad van State bij het ontwerp van ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor gemeubelde woningen, waarin werd gesteld dat het overbodig is om de gebouwen waarvoor de wetgever speciale voorwaarden in verband met veiligheid en kwaliteit heeft uitgevaardigd, uit te sluiten. Volgens de Raad van State vallen gebouwen waarvoor specifieke reglementeringen gelden, automatisch buiten het toepassingsgebied » (Parl. St., Vlaams Parlement, 1997-1998, nr. 1073/1, p. 4).

B.5.4. Gelet op hetgeen voorafgaat, blijkt de prejudiciële vraag niet uit te gaan van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepalingen.

B.6.1. Het in de prejudiciële vraag beoogde verschil in behandeling berust op het criterium van de erkenning van de welzijns- en gezondheidsvoorzieningen door de Vlaamse Regering, dat objectief en pertinent is. De erkende welzijns- en gezondheidsvoorzieningen zijn immers onderworpen aan een specifieke regelgeving, die het gevolg is van het feit dat die voorzieningen ressorteren onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap inzake gezondheidsbeleid en bijstand aan personen (artikel 5, § 1, I en II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen). De doelmatige uitoefening van die bevoegdheid veronderstelt de uitvaardiging van regels met betrekking tot de ermee samenhangende verblijfsvormen, zodat het Vlaamse Gewest niet bevoegd is om op grond van zijn bevoegdheid inzake huisvesting regels vast te stellen voor die verblijfsvormen. Het verschil in behandeling tussen een niet-erkend leef- en opvanghuis en erkende welzijns- en gezondheidsvoorzieningen volgt derhalve uit de onderscheiden bevoegdheden van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap ter zake.

B.6.2. Een zodanig verschil kan op zich niet worden geacht strijdig te zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

Onverminderd de mogelijke toepassing van het evenredigheidsbeginsel bij de bevoegdheidsuitoefening zou de wederzijdse autonomie die aan de gemeenschappen en de gewesten is toegekend, geen betekenis hebben indien een verschil in behandeling tussen adressaten van, enerzijds, regels uitgaande van de gemeenschappen en, anderzijds, regels uitgaande van de gewesten, als zodanig strijdig zou worden geacht met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.

B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 2, 3° en 4°, en 4 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, vóór de opheffing ervan bij het decreet van 29 maart 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 29/03/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013035386 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft sluiten houdende wijziging van diverse decreten wat de woonkwaliteitsbewaking betreft, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 29 oktober 2015.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^