Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 december 2015

Uittreksel uit arrest nr. 128/2015 van 24 september 2015 Rolnummer : 6046 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 488bis, i), tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, vóór de opheffing ervan bij artikel 27 van de wet van 17 maart 2 Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015204866
pub.
17/12/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 128/2015 van 24 september 2015 Rolnummer : 6046 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 488bis, i), tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, vóór de opheffing ervan bij artikel 27 van de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2013 pub. 14/06/2013 numac 2013009163 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid sluiten, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 17 september 2014 in zake M.C. tegen de vzw « Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen », met als tussenkomende partij M. V.S., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 oktober 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schond het vroegere artikel 488bis i), lid 2 van het burgerlijk wetboek het gelijkheidsbeginsel, voorzien door artikels 10 en 11 van de Grondwet, in de mate deze bepaling aan de (erfgenamen van de) beschermde persoon en/of aan de voorlopige bewindvoerder de mogelijkheid bood om een daad vermeld in artikel 488bis f) van het burgerlijk wetboek, gesteld door de beschermde persoon in de periode tussen de neerlegging van het verzoekschrift en de beschikking van aanstelling van de bewindvoerder te laten vernietigen, maar niet een testament of een schenking in dezelfde periode verricht door de beschermde persoon, terwijl deze laatste sinds de wijziging van artikel 488bis h) door de wet van 3 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/05/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003009448 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren sluiten na de beschikking van aanstelling van een voorlopige bewindvoerder dergelijke handelingen slechts kon verrichten mits een voorafgaande machtiging van de vrederechter ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 488bis, i), van het Burgerlijk Wetboek dat, vóór de opheffing ervan bij artikel 27 van de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2013 pub. 14/06/2013 numac 2013009163 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid sluiten « tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid », bepaalde : « Alle handelingen die door de beschermde persoon zijn verricht in strijd met de bepalingen van artikel 488bis, f), zijn nietig. Deze nietigheid kan uitsluitend door de beschermde persoon of de voorlopige bewindvoerder worden ingeroepen.

Het eerste lid is toepasselijk op de handelingen verricht na de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder ».

B.2. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat die bepaling aan de beschermde persoon, zijn erfgenamen en/of de voorlopige bewindvoerder de mogelijkheid bood om een rechtshandeling te laten vernietigen die door de beschermde persoon is verricht in strijd met de bepalingen van artikel 488bis, f), van het Burgerlijk Wetboek, in de periode tussen de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder en de beschikking van de vrederechter waarbij dat verzoek werd ingewilligd, terwijl die bepaling niet voorzag in eenzelfde nietigheidssanctie voor een testament of een schenking in de voormelde periode gemaakt of gedaan door de beschermde persoon.

B.3. Het geschil voor de verwijzende rechter betreft een testament dat door een beschermde persoon werd opgesteld in de periode tussen de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder en de beschikking van de vrederechter waarbij dat verzoek werd ingewilligd.

Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie.

B.4. In tegenstelling tot wat de Ministerraad aanvoert, zijn de personen die de vernietiging nastreven van een rechtshandeling die de beschermde persoon heeft verricht in strijd met artikel 488bis, f), van het Burgerlijk Wetboek in de periode tussen de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder en de beschikking van de vrederechter ter zake, enerzijds, en de personen die de vernietiging nastreven van een testament dat de beschermde persoon in dezelfde periode heeft gemaakt, voldoende vergelijkbaar.

Beide categorieën van personen streven immers de vernietiging na van een rechtshandeling die door de beschermde persoon is gesteld.

B.5.1. Artikel 488bis, a) tot k), van het Burgerlijk Wetboek, zoals ingevoegd bij de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1991 pub. 04/04/2018 numac 2018030682 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren » en inmiddels opgeheven bij artikel 27 van de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2013 pub. 14/06/2013 numac 2013009163 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid sluiten, regelde het voorlopig bewind over de goederen toebehorend aan een meerderjarige die, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat was zijn goederen te beheren.

Artikel 488bis, a), van het Burgerlijk Wetboek bepaalde dienaangaande : « De meerderjarige die, geheel of gedeeltelijk, zij het tijdelijk, wegens zijn gezondheidstoestand, niet in staat is zijn goederen te beheren, kan met het oog op de bescherming ervan, een voorlopige bewindvoerder toegevoegd worden, als hem nog geen wettelijke vertegenwoordiger werd toegevoegd ».

B.5.2. De voorlopige bewindvoerder werd overeenkomstig artikel 488bis, c) en d), van het Burgerlijk Wetboek aangesteld door de vrederechter, dit op verzoek van de te beschermen persoon zelf, op verzoek van elke belanghebbende of op verzoek van de procureur des Konings. B.5.3. Krachtens artikel 488bis, f), van hetzelfde Wetboek had de voorlopige bewindvoerder tot taak « de goederen van de beschermde persoon als een goed huisvader te beheren of de beschermde persoon in dat beheer bij te staan » ( § 1). De rechter diende de omvang van de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder te bepalen ( § 2). Bij gebrek aan aanwijzingen, vertegenwoordigde de voorlopige bewindvoerder de beschermde persoon in alle rechtshandelingen en procedures als eiser en als verweerder. Voor een limitatieve lijst van rechtshandelingen diende de bewindvoerder voorafgaandelijk over een bijzondere machtiging van de vrederechter te beschikken ( § 3).

B.5.4. Artikel 488bis, i), eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalde dat alle handelingen die door de beschermde persoon werden verricht in strijd met de bepalingen van artikel 488bis, f), van hetzelfde Wetboek, nietig waren. Het betrof een relatieve nietigheid : de nietigheid kon enkel door de beschermde persoon zelf of door de voorlopige bewindvoerder worden aangevoerd. Na het overlijden van de beschermde persoon konden zijn erfgenamen de vordering tot nietigverklaring instellen (artikel 488bis, j), derde lid, van het Burgerlijk Wetboek).

Krachtens het in het geding zijnde artikel 488bis, i), tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek gold die nietigheid eveneens ten aanzien van de handelingen verricht na de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder. Aldus werkte de bescherming die ingevolge de aanstelling van een bewindvoerder werd geboden door artikel 488bis, f), van het Burgerlijk Wetboek terug tot op het tijdstip van de indiening van voormeld verzoekschrift.

B.6.1. Artikel 488bis, h), § 2, van het Burgerlijk Wetboek, zoals ingevoegd bij wet van 3 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/05/2003 pub. 31/12/2003 numac 2003009448 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wetgeving betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren sluiten « tot wijziging van de wetgeving betreffende de bescherming van de goederen van personen die wegens hun lichaams- of geestestoestand geheel of gedeeltelijk onbekwaam zijn die te beheren », bepaalde dat de beschermde persoon slechts geldig kon schenken onder levenden of een uiterste wilsbeschikking maken na machtiging, op zijn verzoek, van de vrederechter. De vrederechter oordeelde over de wilsgeschiktheid van de beschermde persoon. Een testament opgesteld zonder de vereiste machtiging was nietig.

B.6.2. De nietigheidssanctie waarin was voorzien in artikel 488bis, i), tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek voor handelingen verricht na de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder gold enkel voor de handelingen gesteld in strijd met artikel 488bis, f), van het Burgerlijk Wetboek, waartoe het testament niet behoorde.

B.7.1. Artikel 901 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Om een schenking onder de levenden te kunnen doen of een testament te kunnen maken, moet men gezond van geest zijn ».

B.7.2. Het testament is een hoogstpersoonlijke rechtshandeling die niet tot de bevoegdheid van de voorlopige bewindvoerder behoort. De beschermde persoon kan een testament maken mits machtiging van de vrederechter, op voorwaarde dat hij gezond van geest is.

B.7.3. De testator kan zijn testament te allen tijde herroepen op grond van artikel 1037 van het Burgerlijk Wetboek. Erfgenamen en derden die zich benadeeld achtten, konden onder de toepassing van het vroegere artikel 488bis, a) tot k), van het Burgerlijk Wetboek, de nietigheid van een testament vorderen op grond van artikel 901 van het Burgerlijk Wetboek, indien het bewijs kon worden geleverd dat de testator ongezond van geest was op het ogenblik dat hij het betwiste testament opstelde. Dat bewijs kon worden geleverd met alle middelen van recht en was ook mogelijk voor een testament dat werd opgesteld in de periode tussen de indiening van het verzoekschrift tot aanstelling van een voorlopige bewindvoerder en de beschikking van de vrederechter waarbij dat verzoek werd ingewilligd.

B.7.4. Rekening houdend met het voorgaande, vermocht de wetgever te oordelen dat er geen noodzaak was om de bescherming die werd geboden door artikel 488bis, i), tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de opheffing ervan door de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2013 pub. 14/06/2013 numac 2013009163 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid sluiten, uit te breiden tot het testament.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 488bis, i), tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, vóór de opheffing ervan bij artikel 27 van de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2013 pub. 14/06/2013 numac 2013009163 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid sluiten « tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid », schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 24 september 2015.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^