gepubliceerd op 03 augustus 2015
Uittreksel uit arrest nr. 88/2015 van 11 juni 2015 Rolnummer 6074 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 47 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)
Uittreksel uit arrest nr. 88/2015 van 11 juni 2015 Rolnummer 6074 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 47 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (vóór de wijziging ervan bij decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten), gesteld door het Hof van Cassatie.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 10 oktober 2014 in zake de nv « Garwig » tegen de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 oktober 2014, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 47 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, in de versie toepasselijk voor de wijziging bij decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007, de artikelen 10 en 11 Grondwet doordat het in tegenstelling tot andere heffingen van het Vlaamse Gewest, zoals de leegstandsheffingen (artikel 33 decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, artikel 40bis van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996) of de heffing op de waterverontreiniging (artikel 35septiesdecies, § 1, wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de [oppervlaktewateren] tegen verontreiniging), of de grondwaterheffing (artikel 28quaterdecies van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer), niet voorziet in een afwijkende regeling van artikel 1080 Gerechtelijk Wetboek ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 47 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (hierna : Afvalstoffendecreet), vóór de wijziging ervan bij het decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 (hierna : decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten).
De in het geding zijnde bepaling, in de versie zoals van toepassing op het bodemgeschil, luidt : «
Art. 47.§ 1. Aan een milieuheffing zijn onderworpen de uitbaters van de in § 2, 1° tot en met 42° bedoelde vergunningsplichtige inrichtingen alsook de ophalers van de in § 2, 43° bedoelde afvalstoffen. § 2. Het bedrag van de milieuheffingen bedoeld in § 1 wordt vastgesteld op : [...]. § 2bis. De in § 2 bedoelde bedragen worden aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen met als basisindex het indexcijfer der consumptieprijzen van december 1992, basis 1988, met name 113,76.
De indexering dient ieder jaar automatisch, dus zonder voorafgaande verwittiging, te geschieden op 1 januari van elk jaar.
Voor het begrotingsjaar 1994 worden de bedragen, in afwijking van het hiervoren vermelde, verhoogd met 2,5 procent.
De aangepaste bedragen worden afgerond tot de hogere euro. § 2ter. In afwijking van de bepalingen van § 2 wordt het bedrag van de milieuheffing vastgesteld op 0 euro per ton, voor de verwerking van afvalstoffen die afkomstig zijn van de door de overstromingsramp van september 1998 getroffen delen van de in Vlaanderen gelegen gemeenten vermeld in het koninklijk besluit van 18 september 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/09/1998 pub. 19/09/1998 numac 1998000595 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit waarbij de hevige stortregens die op 13, 14 en 15 september 1998 gevallen zijn op het grondgebied van verschillende gemeenten als een algemene ramp worden erkend en waarbij de geografische uitgestrektheid van deze ramp wordt afgebakend sluiten waarbij de hevige stortregens die op 13, 14 en 15 september 1998 gevallen zijn op het grondgebied van verschillende gemeenten als een algemene ramp worden erkend en waarbij de geografische uitgestrektheid van deze ramp wordt afgebakend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan : -de afvalstoffen moeten voor verwerking aangeboden zijn in de periode van 16 september 1998 tot en met 15 november 1998; - de afvalstoffen zijn veroorzaakt door de overstromingsramp van september 1998; - het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten moet voor de afvalstoffen een attest afleveren dat bevestigt dat de afvalstoffen aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoen. § 2quater. Het bedrag van de milieuheffing zoals bepaald in artikel 47, § 2, 7°, artikel 47, § 2, 8°, a) en b), en artikel 47, § 2, 9°, wordt voor de heffingen gevestigd in het jaar 2003 vermenigvuldigd met coëfficiënt 0,7 voor die heffingsplichtigen die overeenkomstig artikel 179 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. § 3. De milieuheffing bedoeld in § 1 is verschuldigd : 1° voor wat de bedragen bedoeld in § 2, sub 1° tot en met 42° betreft : op het tijdstip dat de afvalstoffen worden verwerkt in de in § 2, sub 1° tot en met sub 37° bedoelde inrichtingen;2° voor wat de bedragen in § 2, sub 43° betreft : op het tijdstip dat de afvalstoffen worden opgehaald met het oog op het verwerken ervan buiten het Vlaamse Gewest. § 4. Wanneer een afvalstof verschillende verwerkingswijzen ondergaat, is de heffing enkel verschuldigd voor de heffingsplichtige verwerkingswijze die het eerst wordt toegepast. § 5. Voor de toepassing van onderhavig decreet heeft elke wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1976 houdende algemeen reglement op de giftige afval slechts uitwerking mits deze wijziging goedgekeurd wordt bij decreet. § 6. Voor milieuheffingen, verschuldigd in de loop van 1993 voor het storten van inerte afvalstoffen, in uitvoering van bouw- en sloopcontracten afgesloten vóór 31 december 1992, en van afvalstoffen afkomstig van bodemsaneringsoperaties, in uitvoering van bodemsaneringscontracten afgesloten vóór 31 december 1992, geldt het tarief dat van kracht was op het ogenblik van het afsluiten van het bouw- of koopcontract.
De voorwaarden hiertoe zullen vastgesteld worden door een uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Executieve. § 7. De gemeenten zijn ertoe gerechtigd een beroep te doen op de nodige medewerking van de OVAM met het oog op de inning van de opcentiemen, voor zover deze maximaal 20 opcentiemen bedragen, door de betrokken gemeente te heffen op de door de OVAM geïnde milieuheffingen bedoeld in § 2, voor de heffingsplichtige inrichtingen gelegen op hun grondgebied.
De Vlaamse Executieve bepaalt de nadere regels met inbegrip van deze met betrekking tot de inningskosten, voor de toepassing van deze paragraaf. § 8. De heffingsplichtige kan het gedeelte van de heffing door hem opgenomen in zijn aangifte en regelmatig voldaan op de wijze voorzien bij artikel 47 terugvorderen onder volgende voorwaarden : 1° de heffing moet onbetwistbaar en duidelijk omschreven zijn op een factuur uitgereikt door de heffingsplichtige aan een medecontractant met verwijzing naar het [in] artikel 47ter, § 3, bedoelde register;2° de vordering van de heffingsplichtige moet blijken definitief oninbaar te zijn bij gebrek aan activa na opname als onbetwistbare vordering in het passief van het faillissement van de medecontractant op grond van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing;3° de aanvraag tot teruggave van de heffing dient te gebeuren per aangetekend schrijven, uiterlijk binnen de zestig dagen te rekenen vanaf de rechterlijke beslissing vermeld in punt 2, aan de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en dient vergezeld te zijn van factuur vermeld in punt 1, alsmede van een afschrift van de rechterlijke beslissing vermeld in punt 2. § 9. Wanneer voor de exploitatie van een inrichting de vergunning, verleend conform de bepalingen van dit decreet, is vervallen en voor dezelfde inrichting een nieuwe vergunning werd verleend, wordt voor wat de toepassing betreft van artikel 47 inzake milieuheffingen de nieuwe vergunning geacht te zijn verleend met ingang van ofwel het tijdstip zoals vermeld in het vergunningsbesluit indien de vergunningsverlenende overheid binnen de wettelijke voorziene termijn een beslissing heeft genomen, ofwel het tijdstip waarop deze beslissing conform de wettelijke termijn had dienen genomen te worden ».
B.2.1. De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 Grondwet schendt, in zoverre zij, in tegenstelling tot de bepalingen betreffende andere heffingen van het Vlaamse Gewest, zoals de leegstandsheffingen, de heffing op de waterverontreiniging of de grondwaterheffing, niet voorziet in een van artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek afwijkende regeling.
Het Hof beantwoordt de prejudiciële vraag in die interpretatie.
B.2.2. Artikel 33 van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, in de versie bedoeld in de verwijzingsbeslissing, bepaalt : « In zoverre dit hoofdstuk en de besluiten genomen ter uitvoering ervan er niet van afwijken, zijn de regels betreffende de invordering, de verwijl- en moratoire intresten, de vervolgingen, de voorrechten, de wettelijke hypotheek, de verjaring alsmede de vestiging inzake rijksinkomstenbelastingen mutatis mutandis van toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde heffingen en administratieve geldboeten met uitzondering van titel VII, hoofdstuk VIII, afdeling IVbis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij artikel 332 van de Programmawet van 27 december 2004 ».
Artikel 40bis van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, in de versie bedoeld in de verwijzingsbeslissing, bepaalt : « In zoverre deze afdeling en de besluiten genomen ter uitvoering ervan er niet van afwijken, zijn de regels betreffende de invordering, de verwijl- en moratoire intresten, de vervolgingen, de voorrechten, de wettelijke hypotheek, de aansprakelijkheid en plichten van sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen, de verjaring alsmede de vestiging inzake de onroerende voorheffing, zoals van toepassing in het Vlaamse Gewest, mutatis mutandis van toepassing op de in deze afdeling bedoelde heffingen en administratieve geldboeten met uitzondering van titel VII, hoofdstuk VIII, afdeling IVbis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij artikel 332 van de Programmawet van 27 december 2004 ».
Artikel 35septiesdecies, § 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging en artikel 28quaterdecies, § 1, van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, in de versies bedoeld in de verwijzingsbeslissing, bepalen : « In zoverre dit hoofdstuk en de besluiten genomen ter uitvoering ervan er niet van afwijken, zijn de regels betreffende de vestiging, de invordering, de geschillen, de subsidiaire aanslag, de verwijl- en moratoire intresten, de vervolgingen, de voorrechten, de wettelijke hypotheek en de verjaring inzake rijksinkomstenbelastingen, mutatis mutandis van toepassing op de in dit hoofdstuk bedoelde heffingen, geldboeten en heffingsverhogingen ».
B.3. Artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « Het verzoekschrift, dat zowel op het afschrift als op het origineel door een advocaat bij het Hof van Cassatie is ondertekend, bevat de uiteenzetting van de middelen van de eiser, zijn conclusie en de vermelding van de wettelijke bepalingen waarvan de schending wordt aangevoerd, een en ander op straffe van nietigheid ».
Bij zijn arrest van 12 september 2008 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat de verplichte bijstand door een advocaat bij het Hof van Cassatie, waarin artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek voorziet, behoudens andersluidend wettelijk voorschrift, voor alle rechtsplegingen geldt (Arr. Cass., 2008, nr. 472).
B.4. In tegenstelling tot andere heffingen van het Vlaamse Gewest, zoals de leegstandsheffingen, de heffing op de waterverontreiniging of de grondwaterheffing, verklaart het Afvalstoffendecreet de voorschriften van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), inzonderheid wat de vestiging, de invordering en de geschillen betreft, niet mutatis mutandis van toepassing op de afvalstoffenheffing. Bijgevolg is op een geschil inzake de milieuheffingen waarin het in het geding zijnde artikel 47 voorziet, geen regeling van toepassing die van artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek afwijkt, zodat een voorziening in cassatie inzake een afvalstoffenheffing, op straffe van niet-ontvankelijkheid, door een advocaat bij het Hof van Cassatie dient te zijn ondertekend.
B.5. Zoals de Vlaamse Regering in haar memorie aangeeft, werden de in de prejudiciële vraag aangehaalde decretale bepalingen, die de toepassing van artikel 378 van WIB 1992 in de desbetreffende geschillen inhouden, aangenomen om een harmonisering door te voeren.
Daarenboven bepaalt artikel 3.8.0.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 eveneens dat « het verzoekschrift houdende voorziening in cassatie en het antwoord op de voorziening [...] door een advocaat [mag] worden ondertekend en neergelegd ».
B.6. Het aldus teweeggebrachte verschil in behandeling tussen de rechtzoekenden die een op grond van de in het geding zijnde bepaling verschuldigde heffing betwisten en de rechtzoekenden die een andere gewestelijke heffing of belasting betwisten, kan niet redelijk worden verantwoord. Geen enkele specificiteit van de afvalstoffenheffing of van de geschillen betreffende die heffing kan in de huidige stand van de decretale wetgeving immers verantwoorden dat enkel in de geschillen betreffende die heffing een alleenrecht zou moeten worden voorbehouden aan de advocaten bij het Hof van Cassatie om een voorziening bij dat Hof in te stellen, terwijl de decreetgever dat alleenrecht heeft uitgesloten voor de geschillen betreffende de andere fiscale aangelegenheden die tot zijn bevoegdheden behoren.
B.7. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 47 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, zoals het van toepassing was vóór de wijziging ervan bij het decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006037088 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007 sluiten houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2007, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 11 juni 2015.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen