Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 28 april 2015

Uittreksel uit arrest nr. 8/2015 van 22 januari 2015 Rolnummer : 5815 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 145 24 , § 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het van toepassing was vanaf he Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015201559
pub.
28/04/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 8/2015 van 22 januari 2015 Rolnummer : 5815 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 14524, § 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals het van toepassing was vanaf het aanslagjaar 2004, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 8 januari 2014 in zake Pieter Herman en Sarah Gomperts tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 januari 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 14524 § 1, 1° WIB92, zoals van toepassing vanaf het aanslagjaar 2004, en zoals van toepassing voor alle uitgaven die werden betaald tot en met 31 december 2012, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre dat het bepaalt dat er een belastingvermindering wordt verleend voor ' uitgaven voor de vervanging van oude stookketels ' in de interpretatie dat deze bepaling niet van toepassing is op ' uitgaven voor de vervanging van een oud decentraal verwarmingssysteem door een nieuwe stookketel ', vermits het aldus een niet gerechtvaardigd verschil in behandeling invoert tussen eigenaars van een bestaande woning met een centraal verwarmingssysteem en eigenaars van een bestaande woning met een decentraal verwarmingssysteem, terwijl die twee categorieën van personen zich, in het licht van de door deze wet beoogde invloed op het milieu, in een soortgelijke situatie bevinden ? »;2. « Schendt artikel 14524 § 1, 1° WIB92, zoals van toepassing vanaf het aanslagjaar 2004, en zoals van toepassing voor alle uitgaven die werden betaald tot en met 31 december 2012, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre dat het bepaalt dat er een belastingvermindering wordt verleend voor ' uitgaven voor de vervanging van oude stookketels ' in de interpretatie dat deze bepaling ook van toepassing is op ' uitgaven voor de vervanging van een oud decentraal verwarmingssysteem door een nieuwe stookketel ', vermits het aldus geen verschil in behandeling invoert tussen eigenaars van een bestaande woning met een centraal verwarmingssysteem en eigenaars van een bestaande woning met een decentraal verwarmingssysteem, aangezien die twee categorieën van personen zich, in het licht van de door deze wet beoogde invloed op het milieu, in een soortgelijke situatie bevinden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 14524, § 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : WIB 1992), zoals het van toepassing was vanaf het aanslagjaar 2004 en voor alle uitgaven betaald tot en met 31 december 2012, in zoverre het bepaalt dat een belastingvermindering wordt verleend voor « uitgaven voor de vervanging van oude stookketels », waarbij die bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat de belastingvermindering niet van toepassing is op « uitgaven voor de vervanging van een oud decentraal verwarmingssysteem door een nieuwe stookketel » (eerste prejudiciële vraag) of wel van toepassing is op « uitgaven voor de vervanging van een oud decentraal verwarmingssysteem door een nieuwe stookketel » (tweede prejudiciële vraag).

B.2. Artikel 14524, § 1, 1°, van het WIB 1992, zoals ingevoegd bij artikel 33 van de wet van 10 augustus 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/08/2001 pub. 20/09/2001 numac 2001003402 bron ministerie van financien Wet houdende hervorming van de personenbelasting sluiten, bepaalt : « Er wordt een belastingvermindering verleend voor de volgende uitgaven die tijdens het belastbare tijdperk werkelijk zijn betaald voor een rationeler energiegebruik in een woning waarvan de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is : 1° uitgaven voor de vervanging van oude stookketels ». B.3.1. De wet van 10 augustus 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/08/2001 pub. 20/09/2001 numac 2001003402 bron ministerie van financien Wet houdende hervorming van de personenbelasting sluiten houdende hervorming van de personenbelasting voert de hervorming van de personenbelasting uit, die de federale Regering had aangekondigd in haar beleidsverklaring van 17 oktober 2000; voormelde hervorming houdt vier krachtlijnen in : (1) « de vermindering van de fiscale druk op de inkomsten uit arbeid », (2) « de neutraliteit ten opzichte van de samenlevingsvorm », (3) « het beter rekening houden met de kinderlast » en (4) « de vergroening van de fiscaliteit » (Parl.St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1270/001, p. 3).

De in het geding zijnde maatregel maakt deel uit van de vierde krachtlijn en bevat naast de maatregelen betreffende het woon-werkverkeer, een energiebesparende maatregel die erin bestaat dat de belastingplichtige een belastingvermindering krijgt wanneer hij bepaalde energiebesparende uitgaven verricht; de energiebesparende maatregel houdt derhalve slechts een klein deel van de algehele hervorming in.

B.3.2. Omtrent het in het geding zijnde artikel, vermeldt de memorie van toelichting : « [...] iedereen [moet] een inspanning doen om ervoor te zorgen dat de uitstoot van schadelijke gassen in de atmosfeer tot een minimum wordt beperkt. Aangezien het niet volstaat om alleen maatregelen uit te vaardigen die betrekking hebben op de uitstoot van motorvoertuigen [...], moeten ook de gezinnen worden aangespoord hun steentje bij te dragen. Zoals in het verleden reeds is gebeurd (zie de wet van 10 februari 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1981 pub. 30/01/2014 numac 2014000049 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet inzake de pensioenen van de sociale sector. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten en het KB van 6 juli 1981), heeft de Regering het nodig geacht een fiscale stimulans uit te werken.

Deze stimulans bestaat erin de belastingplichtige die in zijn woning een of meerdere van een aantal welomschreven werken die een energiebesparend effect hebben, laat uitvoeren, het recht verkrijgt op een belastingvermindering. Dit recht wordt, per aanslagjaar, slechts eenmaal per woning toegekend aan de belastingplichtige die eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1270/001, pp. 25-26).

Het is de bedoeling van de wetgever om het belastingstelsel meer ecologisch van inslag te maken, onder meer « door een belastingvermindering toe te kennen aan belastingplichtigen die in een woning werken uitvoeren om energie te besparen » (Parl. St., Kamer, 2000-2001, DOC 50-1270/006, p. 10).

B.3.3. Een op artikel 33 van het wetsontwerp ingediend amendement nr. 19 (Parl. St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-832/2, p. 10), met als doel de belastingverminderingen ook voor « andere oude verwarmingselementen » mogelijk te maken, werd verworpen (Parl. St., Senaat, 2001-2002, nr. 2-832/3, p. 45).

B.3.4. Uit de bewoordingen van artikel 14524, § 1, 1°, van het WIB 1992, dat uitdrukkelijk handelt over de « vervanging » van een stookketel, in tegenstelling tot de in artikel 14524, § 1, 2°, 3° en 4°, van het WIB 1992 gebruikte termen « installatie » en « plaatsing », alsook uit de verwerping van het bovenvermelde amendement, dient te worden afgeleid dat het de bedoeling was van de wetgever enkel in een belastingvermindering te voorzien voor uitgaven verricht voor de vervanging van een oude stookketel, waarbij die oude stookketel derhalve deel uitmaakte van een centraal verwarmingssysteem.

Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.4. Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 14524, § 1, 1°, van het WIB 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, wanneer het in het geding zijnde artikel zo wordt geïnterpreteerd dat het niet van toepassing is op « uitgaven voor de vervanging van een oud decentraal verwarmingssysteem door een nieuwe stookketel ».

B.5.1. Allereerst merkt de Ministerraad op dat het gelijkheidsbeginsel niet wordt geschonden aangezien de te vergelijken categorieën van belastingplichtigen niet vergelijkbaar zijn. Voor de vaststelling van het kadastraal inkomen van een woning zou onder meer rekening worden gehouden met het al dan niet voorhanden zijn van een centraal verwarmingssysteem in de woning. Belastingplichtigen die beschikken over een decentraal verwarmingssysteem zouden doorgaans een lager kadastraal inkomen hebben dan belastingplichtigen die beschikken over een centraal verwarmingssysteem.

B.5.2. In het licht van de doelstelling van de in het geding zijnde maatregel, te weten het toekennen van een belastingvermindering voor het uitvoeren van bepaalde werken met een energiebesparend karakter, zijn voormelde categorieën van belastingplichtigen vergelijkbaar.

Zowel de belastingplichtigen met een decentraal verwarmingssysteem als belastingplichtigen met een centraal verwarmingssysteem dragen bij tot een energiebesparing wanneer zij hun verwarmingssysteem vervangen door een stookketel met « een rationeler energiegebruik ».

B.6. De wetgever beschikt over een ruime beoordelingsbevoegdheid om belastingen in te voeren en om belastingverminderingen toe te staan als een stimulans om bepaalde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken.

Het staat aan hem om de keuze te maken tussen diverse maatregelen die hij daartoe nodig acht.

Wanneer bij die keuze een verschil in behandeling blijkt, en te dezen meer bepaald ten aanzien van de uitgaven voor een rationeler energiegebruik die in aanmerking komen voor een belastingvermindering, dient het Hof na te gaan of dat verschil berust op een redelijke verantwoording.

B.7. Van de wetgever kan, om budgettaire redenen, niet worden verwacht dat hij in een belastingvermindering zou voorzien voor alle mogelijke uitgaven die een rationeler energiegebruik zouden kunnen teweegbrengen.

Het is derhalve redelijk verantwoord dat de wetgever de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven in woningen beperkt tot bepaalde uitgaven.

B.8. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.9. Met de tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 14524, § 1, 1°, van het WIB 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt wanneer het in het geding zijnde artikel zo wordt geïnterpreteerd dat het ook van toepassing is op « uitgaven voor de vervanging van een oud decentraal verwarmingssysteem door een nieuwe stookketel ».

B.10. Rekening houdend met het antwoord op de eerste prejudiciële vraag, is een antwoord op de tweede prejudiciële vraag niet dienstig voor de oplossing van het bodemgeschil.

B.11. De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 14524, § 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals van toepassing vanaf het aanslagjaar 2004, en zoals van toepassing voor alle uitgaven die werden betaald tot en met 31 december 2012, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. - De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 januari 2015.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^